Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:059:2025:3 Negatief loon en lucratief belang

Aanleiding

Werknemer X is in dienst bij Z BV. X houdt aandelen in Z BV die voor hem een lucratief belang vormen in de zin van art. 3.92b van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). X heeft de aandelen in jaar 1 verworven voor een bedrag van nihil. De aandelen hebben bij toekenning een waarde in het economische verkeer (hierna: WEV) van € 100.

In de overeenkomst die X ter gelegenheid van het verwerven van de aandelen Z met zijn werkgever heeft gesloten, zijn onder andere een zgn. ‘good-leaver’- en een ‘bad-leaver’ bepaling opgenomen. Indien X als ‘bad leaver’ wordt aangemerkt, is hij verplicht om de aandelen Z aan zijn werkgever te koop aan te bieden tegen een vooraf bepaalde prijs die lager is dan de op dat moment geldende WEV.

X wordt in jaar 4 als ‘bad leaver’ aangemerkt en treedt uit dienst van Z BV. Op grond van de bepaling in de overeenkomst is hij bij uitdiensttreding verplicht om de aandelen aan zijn werkgever te koop aan te bieden tegen een prijs van € 500 en voor deze prijs worden de aandelen vervolgens ook afgenomen. De WEV van de aandelen is op dat moment € 800.

WEV lucratief belang jaar 1: € 100

Verkrijging van de aandelen in jaar 1: € 0

WEV lucratief belang jaar 4: € 800

Bad-leaver clausule, belanghebbende moet de aandelen aanbieden voor: € 500

Ter zake van de verkoop van de aandelen Z BV heeft X een winst gemaakt van € 500 -/- € 0 = € 500. Hij heeft immers in jaar 1 niets voor zijn aandelen hoeven betalen en hij biedt aan en verkoopt zijn aandelen in jaar 4 voor € 500. Als X geen bad leaver was geweest, had hij zijn aandelen in jaar 4 op de vrije markt kunnen verkopen tegen de op dat moment geldende WEV en daardoor een winst kunnen maken van € 800 -/- € 0 = € 800. X heeft door de bad leaververplichting een (papieren) verlies van € 300 gemaakt.

Vraag

Heeft het op grond van HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:635 (negatief loon), in aanmerking te nemen verlies invloed op de afwikkeling van de lucratiefbelangpositie?

Antwoord

Nee. HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:635, heeft geen invloed op de afwikkeling van de lucratief belangpositie.

Hierbij kunnen zich twee varianten voordoen. Variant A: Indien bij de verkrijging van de aandelen bij wege van compromis rekening is gehouden met het prijseffect van de bad leaververplichting, verlaat de bad leaververplichting de loonsfeer. Daarna is geen sprake meer van een verplichting zoals bedoeld in HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:635. Het aandeel en de verplichting tot teruglevering worden vervolgens afgewikkeld in de resultaatsfeer. Deze variant kan zich na KG:204:2025:6 in beginsel niet meer voordoen. Variant B: Indien bij de verkrijging van de aandelen geen rekening is gehouden met de bad leaververplichting, blijft deze verplichting in de loonsfeer. Bij de afwikkeling van de lucratiefbelangpositie kan daarmee dan ook geen rekening worden gehouden, het raakt de resultaatsfeer niet. Eerst na afwikkeling van de lucratiefbelangpositie kan het verlies op grond van HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:635, in aanmerking worden genomen in de loonsfeer.

Beschouwing

Allereerst dient te worden vastgesteld of er sprake is van een situatie zoals beschreven in HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:635. Zie hiervoor het standpunt KG:204:2025:6. Voor de beantwoording van de onderhavige vraag gaat de kennisgroep ervan uit dat HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:635, van toepassing is en er dus sprake is van negatief loon.

Hierna komen de twee hiervoor genoemde varianten uitgebreider aan bod, waarbij beide varianten worden uitgewerkt aan de hand van een rekenvoorbeeld. Variant A: bij de verkrijging van de aandelen is bij wege van compromis rekening gehouden met het prijseffect van de bad leaververplichting. Variant B: met de bad leaververplichting is bij de verkrijging van de aandelen nog geen rekening gehouden.

Variant A) Bad leaververplichting is al meegenomen in waarde bij verkrijging

Voorafgaand aan het lucratief belang dienen eventuele loonelementen bij toekenning in aanmerking te worden genomen. De fiscale aspecten van de toekenning van de aandelen kunnen in het kader van vooroverleg zijn voorgelegd aan de Belastingdienst waarbij bij wege van compromis met het prijseffect van de bad leaververplichting rekening is gehouden in een vaststellingsovereenkomst. Deze variant kan zich na KG:204:2025:6 in beginsel niet meer voordoen.

Indien blijkt dat bij de waardering in het verleden ‘up front’ rekening is gehouden met de bad leaververplichting, kan dit verlies, indien het zich naderhand daadwerkelijk voordoet, niet nogmaals in de loonsfeer worden vergolden. De verplichting heeft de loonsfeer namelijk verlaten en gaat onderdeel uitmaken van de resultaatsfeer.

Ter verduidelijking wordt variant A hierna verder uitgewerkt aan de hand van een rekenvoorbeeld.

Stel in deze casus dat de waardedruk van het potentieel zijn van bad leaver (‘de discount’) op het moment van toekennen van de aandelen € 50 is. Deze € 50 waardedruk vormt in feite de uitdrukking van de kans dat X in de toekomst daadwerkelijk een bad leaver zal worden. Deze € 50 vermindert het op dat moment in de heffing te betrekken bedrag aan loonelementen bij de verkrijging van het aandeel. Door rekening te houden met deze afwaardering bij toekenning is in wezen de potentiële toekomstige negatief loonclaim al vergolden in de loonsfeer.

A heeft zijn aandeel om niet verworven, het aandeel had een waarde in het economisch verkeer van € 100 en de ‘discount’ in verband met de bad leaververplichting is € 50. Per saldo wordt dus een bedrag van € 50 in de loonheffing betrokken.

Nadat bij de verkrijging van de aandelen (‘up front’) met de loonelementen rekening is gehouden, gaan de aandelen tot het lucratief belang behoren. De aandelen (inclusief de reeds verloonde bad leaververplichting) verlaten de loonsfeer en gaan deel uitmaken van het resultaat uit overige werkzaamheden. De aandelen en de terugleververplichting dienen op de werkzaamheidsbalans te worden geplaatst. Bij aanvang van het lucratief belang wordt het opgeofferd bedrag van de aandelen bepaald volgens art. 3.95b, eerste lid, Wet IB 2001.

Bij variant A) is ‘up front’ al rekening gehouden met de bad leaververplichting en wordt het aandeel op de werkzaamheidsbalans gezet voor het door X voor zijn aandelen opgeofferde bedrag (ter grootte van het bedrag dat in de loonheffing is betrokken) van € 50.

Als het ‘bad leaver-event’ zich in jaar 4 voordoet, worden de aandelen verplicht verkocht aan de werkgever tegen een prijs die lager is dan de waarde in het economische verkeer op dat moment. Op grond van de overeenkomst moet de werknemer de aandelen verplicht verkopen voor een prijs van € 500.

Het bedrag dat als ROW in de heffing wordt betrokken is € 450 (zijnde de WEV van de aandelen ten tijde van de verkoop van € 800, de terugleververplichting die ten tijde van de verkoop een waarde van -/- € 300 heeft, is per saldo € 500 minus het opgeofferd bedrag van € 50 = € 450). Het bad leaververlies kan na afwikkeling van de lucratiefbelangpositie niet nogmaals worden vergolden. Per saldo wordt in box 1 een bedrag van € 500 (€ 50 loon en € 450 lucratief belang) in de heffing betrokken.

Samenvattend komt de cijfermatige uitwerking op het volgende neer:

Leaverbepaling upfront meegewaardeerd (variant A) ROWLOON TOTAAL 
Loon bij toekenning100 -/- 50 (discount)050   
Resultaat bij exit500 -/- 50 (opgeofferd)4500   
Loon bij exit 00   
  45050 500 

Variant B) Bad leaververplichting is nog niet meegenomen in waarde bij verkrijging

Indien op het moment van verkrijging nog geen rekening is gehouden met de bad leaververplichting wordt er bij verkrijging een bedrag van € 100 in de loonheffing betrokken. Dit bedrag vormt het verschil tussen de waarde van de aandelen op het moment van verkrijging (€ 100) en het bedrag dat belanghebbende voor de aandelen heeft betaald (€ 0).

Nadat de loonelementen in de heffing zijn betrokken vormen de aandelen een lucratief belang en staan deze op de werkzaamheidsbalans voor € 100. De bad leaververplichting speelt zich af buiten het resultaat (want in de loonsfeer) en komt dus ook niet op de werkzaamheidsbalans.

Bij de verkoop van de aandelen eindigt het lucratief belang. De waarde in het economische verkeer is € 800. Voor het lucratief belang dient te worden uitgegaan van de WEV van € 800. De bad leaververplichting speelt zich af in de loonsfeer en raakt de resultaatbepaling niet.

Het resultaat uit lucratief belang wordt vastgesteld op € 800 -/- € 100 = € 700. Vervolgens verlaten de aandelen de resultaatssfeer en kan het vermogensverlies van € 800 -/- € 500 = € 300 met een beroep op HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:635, als negatief loon in aanmerking worden genomen.

Per saldo wordt in box 1 aldus een loonvoordeel van € 100 plus een lucratiefbelangvoordeel ad € 700 minus een verlies aangaande negatief loon ad € 300 is een bedrag van € 500 in de box 1-heffing betrokken.

Samenvattend komt de cijfermatige uitwerking op het volgende neer:

Leaverbepaling upfront niet meegewaardeerd (variant B)      
Loon bij toekenning1000100   
Resultaat bij exit800 -/- 100 (opgeofferd)7000   
Loon bij exit500 -/- 800 (HR 15 april 2016)0300-/-  
  700200-/-500 

In beide varianten wordt dus uiteindelijk hetzelfde bedrag in de box 1-heffing betrokken.

In het geval van een middellijk gehouden lucratief belang is de uitwerking hetzelfde. Voor wat betreft de hoogte van de AB-voordelen is art. 4.22 van de Wet IB 2001 van toepassing, nu de tegenprestatie is bedongen op grond van een verplichting die zich in de loonsfeer bevindt.

Een aantal andere veel voorkomende scenario’s is cijfermatig uitgewerkt in de bijlage.

Bijlage

Uitgangspunten:      

Kostprijs aandeel: 100

Discount leaverbepaling: 50

WEV aandeel bij realisatie op exitmoment: 800

Terugleverprijs bij exit: 500

SCENARIO 1 (werknemer betaalt 100)

Leaverbepaling upfront meegewaardeerd (variant A) ROWLOON TOTAAL 
Loon bij toekenning100 -/- 50 (discount) -/- 100 (eigen bijdr.)00  
Resultaat bij exit (gkg)500 -/- 100 (opgeofferd)4000   
Loon bij exit 00   
  4000+/+400 
Leaverbepaling upfront niet meegewaardeerd (variant B)      
Loon bij toekenning100 -/- 100 (eigen bijdr.)0 0   
Resultaat bij exit (gkg)800 -/- 100 (opgeofferd)7000   
Loon bij exit500 -/- 800 (HR 15 april 2016)0300-/-  
  700300-/-400 

Scenario 1 is uitgewerkt in de beschouwing van dit kennisgroepstandpunt.

NB bij scenario 1: het in aanmerking nemen van “negatief loon” up front, met als gevolg het op een negatief bedrag uitkomen kan sinds de invoering van artikel 3.81 Wet IB 2001, artikel 13, zesde lid, Wet LB 1964 (en artikel 10a, tweede lid, Wet LB 1964 in geval van personeelsopties) niet meer. Op grond van dit artikel wordt de waarde tenminste op nihil gesteld. Daar staat tegenover dat bij het bepalen van het resultaat wordt uitgegaan van een opgeofferd bedrag van 100 (in plaats van 50). Upfront heeft de werknemer de discount ter grootte van 50 immers niet kunnen vergelden.

SCENARIO 2 (werknemer betaalt 0)

Leaverbepaling upfront meegewaardeerd (variant A) ROWLOON TOTAAL 
Loon bij toekenning100 -/- 50 (discount)050   
Resultaat bij exit (gkg)500 -/- 50 (opgeofferd)4500   
Loon bij exit 00   
  45050+/+500 
Leaverbepaling upfront niet meegewaardeerd (variant B)      
Loon bij toekenning1000100   
Resultaat bij exit (gkg)800 -/- 100 (opgeofferd)7000   
Loon bij exit500 -/- 800 (HR 15 april 2016)0300-/-  
  700200-/-500 

SCENARIO 3 (werknemer betaalt 50)

Leaverbepaling upfront meegewaardeerd (variant A) ROWLOON TOTAAL 
Loon bij toekenning100 -/- 50 (discount) -/- 50 (eigen bijdr.)0 0   
Resultaat bij exit (gkg)500 -/- 50 (opgeofferd)4500   
Loon bij exit 00   
  4500+/+450 
Leaverbepaling upfront niet meegewaardeerd (variant B)      
Loon bij toekenning100 -/- 50   (eigen bijdr.)0 50   
Resultaat bij exit (gkg)800 -/- 100 (opgeofferd)7000   
Loon bij exit500 -/- 800 (HR 15 april 2016)0300-/-  
  700250-/-450 

SCENARIO 4 (werknemer betaalt fiscale waarde)

Leaverbepaling upfront meegewaardeerd (variant A) ROWLOON TOTAAL 
Werknemer betaalt 50      
Loon bij toekenning100 -/- 50 (discount) -/- 50 (eigen bijdr.)00   
Resultaat bij exit (gkg)500 -/- 50 (opgeofferd)4500   
Loon bij exit 00   
  4500+/+450 
Leaverbepaling upfront niet meegewaardeerd (variant B)      
Werknemer betaalt 100      
Loon bij toekenning100 -/- 100 (eigen bijdr.)0 0   
Resultaat bij exit (gkg)800 -/- 100 (opgeofferd)7000   
Loon bij exit500 -/- 800 (HR 15 april 2016)0300-/-  
  700300-/-400 

NB bij scenario 4: dit scenario toont de uitwerking ingeval de werknemer de fiscale waarde betaalt (in plaats van een vast bedrag onafhankelijk van de vraag of sprake zou moeten zijn van een discount). Dit is een situatie die zich in de praktijk vaak zal voordoen.

Deel deze pagina