KG:063:2023:6 Giftbegrip, afzien wettelijk vruchtgenot/niet verhalen IB
Publicatiedatum 20-04-2023, 13:32 | Laatste update 13-06-2023, 14:29 |
Aanleiding
Ouders zien af van het wettelijk vruchtgenot van het vermogen van hun kinderen. Ook komt het voor dat ouders -die over een deel van het vermogen van hun kinderen NIET het ouderlijk vruchtgenot hebben- afzien van het verhalen van de inkomstenbelasting, die zij daarover verschuldigd zijn.
Vragen
Is sprake van een schenking door de ouders aan een kind indien:
- Ouders het wettelijk vruchtgenot dat zij hebben, niet opeisen?
- Ouders die het wettelijk vruchtgenot niet hebben, de door hen daarover toch verschuldigde inkomstenbelasting niet verhalen op het kind?
Antwoorden
- Nee, het wettelijk vruchtgenot is een persoonlijk recht van de ouders, datbuiten de wil van de ouders om- volgt uit het burgerlijk recht. Op grond van Hoge Raad 16 november 1960, ECLI:NL:HR:1960:AX8125, BNB 1961/38 leidt het niet opeisen van de vruchten door de ouders, niet tot een schenking aan het kind. Ook niet als dat welbewust gebeurt.
- Ja, als ouders het wettelijk vruchtgenot juridisch niet hebben (bv. omdat het minderjarige kind heeft geërfd en de erflater dat bij testament heeft bepaald), worden de inkomsten fiscaal toch aan de ouders toegerekend. De wet geeft die ouders dan een verhaalsrecht voor de bijbehorende inkomstenbelasting. Als de ouders uit vrijgevigheid geen gebruikmaken van dat verhaalsrecht, is dat een schenking.
Beschouwing
Wettelijk vruchtgenot
Indien ouders het wettelijk gezag hebben over hun minderjarig kind, bepaalt artikel 1:253l Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat de ouders het wettelijk vruchtgenot hebben van het vermogen van het minderjarig kind, tenzij bij testament of schenking is bepaald dat de ouders dat vruchtgenot niet over het verkregen vermogen hebben (artikel 1:253m BW). Ouders zijn op grond van artikel 2.15 Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) inkomstenbelasting verschuldigd over de inkomsten (en vermogensbestanddelen) van het minderjarig kind. Dit geldt ongeacht of de ouders het wettelijk vruchtgenot hebben en de vruchten daadwerkelijk genieten.
Giftbegrip
Schenkbelasting is verschuldigd over al wat krachtens schenking wordt verkregen. Artikel 1, zevende lid, Successiewet 1956 (hierna: SW) verwijst voor de definitie hiervan naar de gift als bedoeld in artikel 7: 186, tweede lid, BW. Een gift is daar omschreven als:
“iedere handeling die er toe strekt dat degeen die de handeling verricht, een ander ten koste van eigen vermogen verrijkt”.
Dit houdt in dat voor het aannemen van een gift nodig is: verarming van de schenker en verrijking van de begiftigde, als gevolg van een handeling met een bevoordelingsbedoeling waar beide partijen zich bewust van zijn (zie HR 12 juli 2002, ECLI:NL:HR:AD7272; BNB 2002/317). De vereisten zijn cumulatief.
Hoge Raad 16 november 1960
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat als een minderjarige iets verkrijgt, die verkrijging voor de erf- of schenkbelasting op de volle waarde wordt gesteld (en er dus geen rekening wordt gehouden met het wettelijk vruchtgenot dat de ouder heeft). Dan past het volgens de Hoge Raad niet om -als afstand wordt gedaan van dat wettelijk vruchtgenot-, dat als een verkrijging te zien. In de woorden van het arrest (BNB 1961/38):
“bij de vaststelling van het vermogen met wettelijk vruchtgenot bezwaarde eigendom als volle eigendom wordt beschouwd, (. . . )
dat hiermede onverenigbaar is nochtans voor de toepassing der Successiewet met het ouderlijk vruchtgenot rekening te houden alleen indien het door afstand van de zijde der ouders ten behoeve van het kind eindigt.”
Verhaalsrecht inkomstenbelasting
In artikel 2.16 Wet IB 2001 is een verhaalsrecht opgenomen voor de situatie, dat de ouders niet het wettelijk vruchtgenot hebben. Te denken valt aan de situatie dat een minderjarig kind vermogen heeft geërfd en de erflater heeft bepaald dat het ouderlijk vruchtgenot niet van toepassing is. Ook dan worden de ouders aangeslagen over het inkomen van het kind. Artikel 2.16 Wet IB komt deze ouders dan tegemoet: zij kunnen dan de belasting over de aan hen toerekende inkomsten van het kind, op dat kind verhalen. Als de ouders geen gebruik maken van dat recht, is dát een schenking.
Civielrechtelijk is het verhaalsrecht een vermogensrecht, waarvan het afzien leidt tot verarming bij de ouder en verrijking bij het kind. Dat de ouder niet handelt, maar blijft ‘stilzitten’ doet daar niet aan af (zie Hoge Raad 13 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN8172; NJ 2004/653). Of de ouder zich van de bevoordeling bewust is en deze heeft gewild, is ter beoordeling van de inspecteur. In de relatie ouder-kind wordt een bevoordelingsbedoeling al snel verondersteld. Dat dit verhaalsrecht hoogstpersoonlijk is, en dus niet overdraagbaar aan een derde, betekent niet dat de ouders daarom niet verarmen.