Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:063:2023:31 Waardering woning met te hoge WOZ-beschikking

Aanleiding

Tot de nalatenschap van erflater behoort een woning. De erfgenamen zijn van mening dat de WOZ-waarde voor het overlijdensjaar te hoog is vastgesteld, en komen -buiten de bezwaartermijn- bij de betreffende gemeente in bezwaar tegen de WOZ-beschikking. Uit een nadere taxatie blijkt dat de WOZ-waarde inderdaad te hoog is vastgesteld. De erfgenamen hebben echter niet tijdig bezwaar gemaakt, waardoor de WOZ-beschikking voor het overlijdensjaar onherroepelijk vast staat. Omdat de nadere taxatiewaarde niet ten minste 20% lager is dan de te hoog vastgestelde waarde, blijft de oorspronkelijke (lees: formele) WOZ-waarde op grond van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken in stand. Er volgt geen herziene WOZ-beschikking. De WOZ-waarde van het jaar na het overlijdensjaar is hoger dan de WOZ-waarde voor het overlijdensjaar.

Vraag

Kan een woning voor een ander (lager) bedrag in de heffing worden betrokken als de gemeente aangeeft dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld, maar op grond van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken geen nieuwe (formele) WOZ-beschikking afgeeft?

Antwoord

Nee, voor toepassing van de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) moet worden uitgegaan van de WOZ-waarde welke door de gemeente is vastgesteld bij beschikking. De aangewezen weg is dat de erfgenamen om een ‘nieuwe’ (voor bezwaar vatbare) WOZ-beschikking verzoeken op de voet van artikel 26 Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ). Aan het indienen van een dergelijk verzoek is geen termijn gesteld. De gemeente kan ook uit eigen beweging zo’n WOZ-beschikking afgeven.

De inspecteur schenk- en erfbelasting stelt de waarde niet zelfstandig op een lagere waarde vast, dan de waarde van de WOZ-beschikking.  

Beschouwing                                                                                

Artikel 21, vijfde lid, SW 1956 bepaalt dat onroerende zaken die in gebruik zijn als woning in aanmerking worden genomen naar de volgens hoofdstuk IV van de Wet WOZ vastgestelde waarde voor het overlijdensjaar danwel, ingeval men daarvoor kiest, het daarop volgende kalenderjaar.

Artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken bepaalt dat een gemeenteambtenaar een (op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ) onherroepelijk vastgestelde WOZ-waarde, alsnog bij beschikking vermindert als binnen 5 jaar na het nemen van de beschikking blijkt dat de waarde te hoog is vastgesteld, mits de nieuwe waarde ten minste 20 procent lager is (met een minimum van € 5.000) dan de eerder vastgestelde WOZ-waarde.

De gemeenteambtenaar kan daarnaast uit eigen beweging of op verzoek van de erfgenamen een voor bezwaar vatbare WOZ-beschikking nemen en deze uitreiken aan de erfgenamen (zie artikel 26, eerste lid, onderdelen a en b, Wet WOZ). Dit is mogelijk omdat een erfgenaam, door de vererving, een ander is dan degene ten wiens aanzien de oorspronkelijke WOZ-beschikking is genomen. Op deze manier heeft de erfgenaam alsnog een rechtsingang om tegen de waarde van die beschikking bezwaar en eventueel beroep aan te tekenen.

Een (nieuwe) lagere waarde loopt altijd via de gemeente, die de WOZ-waarde bepaalt. De inspecteur erfbelasting heeft hierin geen rol.

Indien een vermindering van de WOZ-beschikking op grond van de Wet WOZ niet mogelijk is, kan niet voor toepassing van de Successiewet worden aangesloten bij een lagere waarde. Dit vloeit voort uit de expliciete verwijzing in de Successiewet naar de Wet WOZ. De keuze van de wetgever voor het hanteren van de vastgestelde WOZ-waarde biedt geen ruimte voor individueel maatwerk.

Zie ook HR 21 februari 2014, nr. 13/00455, ECLI:NL:HR:2014:339, V-N 2014/12.18 & HR 11 april 2014, nr. 13/06240, ECLI:NL:HR:2014:892, Hof Amsterdam 7 november 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3919.

Deel deze pagina

Op deze pagina