KG:063:2023:37 Premiesplitsingsbesluit, verzekeringsnemer, collectieve verzekering
Publicatiedatum 03-10-2023, 15:23 | Laatste update 03-10-2023, 15:23 |
Aanleiding
In de praktijk bestaat onduidelijkheid over enkele vragen betreffende het premiesplitsingsbesluit (besluit Erfbelasting. Fictieve verkrijging. Levensverzekering en derdenbeding. Premiesplitsing, 14 december 2010, Stcrt 2010, 20508).
Deze vragen zien op de volgende casus:
X verzoekt aan Y om namens hem een verzekering af te sluiten, waarbij X de verzekerde is en X’s erfgenamen de begunstigden zijn. Als X komt te overlijden, betaalt de verzekeringsmaatschappij een bedrag uit aan de erfgenamen van X. De polis vermeldt Y als verzekeringsnemer. Y betaalt de premies van de verzekering en verhaalt deze niet op X.
Vragen
De volgende vragen worden gesteld in het kader van het premiesplitsingsbesluit:
- Is degene die blijkens de polis als verzekeringsnemer optreedt altijd ook de (feitelijke) verzekeringsnemer voor de schenk- en erfbelasting?
- Is de premieplichtige bij een verzekering de (feitelijke) verzekeringsnemer?
- Kan de premieplicht van de (feitelijke) verzekeringsnemer worden verlegd naar een derde, zonder medeweten van de verzekeringsmaatschappij?
Antwoorden
- Nee, soms treedt een gemachtigde op als verzekeringsnemer. Als deze als verzekeringsnemer op de polis staat vermeld, is dit de formele verzekeringsnemer. De feitelijke verzekeringsnemer is dan iemand anders dan degene die als de (formele) verzekeringsnemer op de polis staat vermeld. Voor de schenk- en erfbelasting is de feitelijke verzekeringsnemer de verzekeringsnemer. Zie de uitspraak van Hof Amsterdam 27 februari 1989, ECLI:NL:GHAMS:1989: AW2394; BNB 1990/216.
- Ja, de verzekeringnemer is in beginsel de premie verschuldigd. De premiebetalingsverplichting maakt onderdeel uit van de verzekeringsovereenkomst. Indien een gemachtigde als formele verzekeringsnemer optreedt, is desondanks de feitelijke verzekeringsnemer de premieplichtige. Dat de formele verzekeringsnemer de premies betaalt en niet verhaalt op de feitelijke verzekeringsnemer, kan een schenking zijn. Zie ook de hiervoor aangehaalde uitspraak.
- Nee. De premieplicht is alleen verlegd naar een ander als dit is overeengekomen met de verzekeringsmaatschappij.
Beschouwing
De (formele) verzekeringsnemer van een verzekering staat vermeld op de polis. Dat is degene die de verzekering heeft afgesloten. Deze verzekeringsnemer is in beginsel ook de premieplichtige. Als een gemachtigde de verzekering sluit, is er een formele verzekeringsnemer en een feitelijke verzekeringsnemer. Voor de toepassing van artikel 13 Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) gaat het om de feitelijke verzekeringsnemer en de feitelijke premieplichtige. In de woorden van Hof Amsterdam 27 februari 1989, ECLI:NL:GHAMS:1989: AW2394; BNB 1990/216:
“Vaststaat dat A de reisverzekering heeft gesloten op verzoek van erflater. Eveneens staat vast dat als begunstigden zijn genoemd de erfgenamen van erflater. Onder deze omstandigheden moet er van worden uitgegaan dat erflater de wezenlijke wederpartij van de verzekeringmaatschappij was en dat hij in beginsel de premie voor de reisverzekering verschuldigd was”.
In de casus (Aanleiding) betreft dit X, zodat bij zijn overlijden artikel 13 SW 1956 van toepassing is.
Soortgelijke vraagstukken kunnen spelen bij een collectieve verzekering. Ter illustratie een voorbeeld:
A is maat bij een advocatenkantoor (hierna: kantoor). Alle maten bij het kantoor kunnen deelnemen aan een verzekering die het kantoor heeft gesloten met een verzekeringsmaatschappij. Als een maat deelneemt, is deze de verzekerde. Dus bij zijn overlijden keert de verzekeringsmaatschappij uit. Het kantoor staat op de polis vermeld als de (formele) verzekeringsnemer en is tevens de formele begunstigde. In het kantoorreglement is opgenomen dat in geval van overlijden, het kantoor de te ontvangen uitkering overdraagt aan degene die door de maat bij het kantoor als feitelijk begunstigde is aangemeld (meestal diens echtgenoot). Tevens is opgenomen dat de premies door het kantoor worden gefactureerd aan de echtgenoot van de maat (met wie hij in koude uitsluiting is gehuwd). Deze echtgenoot betaalt de premie aan het kantoor, die deze vervolgens (collectief) doorstort naar de verzekeringsmaatschappij. De verzekering is gesloten om te voorzien in een uitkering bij het overlijden van de deelnemende maat aan diens echtgenoot. De verzekeringsmaatschappij en de deelnemende maten en/of hun echtgenoten hebben met elkaar geen overeenkomst gesloten. Deze opzet (één kantoorpolis in plaats van voor elke maat apart een polis), is gekozen omdat dit een belangrijke premiekorting oplevert.
Uitwerking
Het kantoor is de (collectief) gemachtigde richting de verzekeringsmaatschappij. De feitelijke verzekeringsnemer is voor de toepassing van artikel 13 SW 1956 de maat. Deze is daarom ook de feitelijke premieplichtige. Dat onderling overeengekomen is dat diens echtgenoot de premies betaalt, doet voor artikel 13 SW 1956 niet ter zake. Zoals uit onderdeel 2.2 van het Premiesplitsingsbesluit blijkt is voor de vraag of er iets is onttrokken aan het vermogen van de erflater van belang wie de verzekeringspremies aan de verzekeringsmaatschappij verschuldigd was. Dat is hier de feitelijke verzekeringsnemer, en niet diens echtgenoot. In het premiesplitsingsbesluit (onderdeel 2.3) is opgenomen dat wie de premie betaalt, niet relevant is. De betaling van de premie door een ander (lees: de echtgenoot) is niet van belang voor de vraag of er iets is onttrokken aan het vermogen van de erflater. Het premiesplitsingsbesluit sluit hiermee aan bij het premie-schenkingsarrest van de Hoge Raad van 17 februari 1954, ECLI:NL:HR:1954:AY4073, BNB 1954/140). In dit arrest werden levensverzekeringen op eigen leven gesloten door een vader, in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige kinderen die in de polissen als begunstigden waren aangewezen voor uitkeringen bij overlijden van de vader. De jaarlijkse premie door de kinderen werd gefinancierd uit gelden die de vader daarvoor aan hen bij wijze van schenking overmaakte. De Hoge Raad oordeelde:
“dat ook de Minister van Financiën toen hij bij de behandeling van het wijziging ontwerp in de Tweede Kamer (Handelingen 1916 pg. 2390 en 2441) het hier bedoelde geval heeft besproken, zich strikt houdende aan het stelsel, dat in de Successiewet betreffende verkrijging door overlijden en schenking is neergelegd, zich uitdrukkelijk heeft uitgelaten, dat in zodanig geval slechts plaats is voor de heffing van schenkingsrecht over de onder de levenden geschonken bedragen en niet voor heffing van successierecht over de uitkering”.
Artikel 13 SW 1956 is van toepassing bij de feitelijke begunstigde (meestal de echtgenoot) en dus niet het kantoor dat in de polis als begunstigde staat vermeld. Gezien het kantoorreglement verkrijgt het kantoor immers niets: deze moet de verzekeringsuitkeringen doorstorten naar de daadwerkelijke begunstigde.
Verleggen premieplicht
Zoals uit het hierboven opgenomen voorbeeld blijkt kan het verleggen van de verschuldigdheid van de premie niet buiten de gerechtigde tot die premie (lees: de verzekeringsmaatschappij) om plaatsvinden. De verschuldigdheid van premie moet blijken uit een overeenkomst tussen de verzekeringsmaatschappij en degene die de premie verschuldigd is. Anders schenkt degene die feitelijk betaalt (lees: de echtgenoot), de premie(s) aan de (feitelijke) verzekeringsnemer (lees: de maat) en voldoet deze laatste daarmee zijn verplichting aan de verzekeringsmaatschappij.