KG:063:2024:3 Erfbelasting, uitkeringen door werkgever na het overlijden van een werknemer
Publicatiedatum 03-05-2024, 10:32 | Laatste update 03-05-2024, 10:32 |
Aanleiding
A en B wonen al 10 jaar samen en hebben een notarieel samenlevingscontract met wederzijdse zorgverplichting gesloten. A komt te overlijden. De werkgever van A keert € 9.000, zijnde drie maandsalarissen, uit aan B.
Vraag
Is erfbelasting verschuldigd over een door een werkgever verstrekte overlijdensuitkering?
Antwoord
Ja, als de uitkering meer bedraagt dan één maandsalaris en als de uitkering wordt verstrekt op grond van een arbeidsovereenkomst. Dan is sprake van een verkrijging op grond van een derdenbeding, hetgeen leidt tot een fictieve verkrijging door de verkrijger op grond van artikel 13 van de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956).
Het bedrag van de uitkering ten hoogte van één maandsalaris is voor de erfbelasting niet belast, aangezien het recht hierop voortvloeit uit artikel 7:674, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Die uitkering c.q. dat gedeelte van de uitkering wordt niet verkregen uit een overeenkomst, zodat artikel 13 SW 1956 daarop niet van toepassing is.
Bij een uitkering van meer dan drie maandsalarissen zou het meerdere met zowel erfbelasting als loonbelasting belast zijn. Redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat de erfbelasting dan terugtreedt.
Beschouwing
Onderscheid moet worden gemaakt tussen:
Samengevat betekent het bovenstaande bij een overlijdensuitkering van:
- Overlijdensuitkeringen die zijn gedaan, omdat de wet ze voorschrijft. De wet schrijft voor dat de werkgever één maandsalaris moet uitkeren (artikel 7:674, tweede lid, BW). Deze uitkering komt -kort gezegd- toe aan de langstlevende partner of de minderjarige kinderen. Zij verkrijgen de uitkering op grond van deze wettelijke bepaling en dus niet krachtens erfrecht, daarom is artikel 1 SW 1956 niet van toepassing. Ook is geen sprake van een fictieve verkrijging op grond van artikel 13 SW 1956 omdat deze uitkering niet wordt verkregen krachtens een (arbeids-)overeenkomst (waaronder ook een CAO valt), waarin een derdenbeding is opgenomen. Zie Hoge Raad 11 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0984.
- Overlijdensuitkeringen, die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst. Deze uitkering wordt verkregen krachtens een derdenbeding. Vanwege de band met de dienstbetrekking is voldaan aan de onttrekkingseis van artikel 13 SW (Hoge Raad 25 mei 1960, ECLI:NL:HR:1960:AY1287, BNB 1960/205).[voetnoot 1] Als op grond van een overeenkomst meer dan één maandsalaris wordt uitgekeerd, is op het meerdere artikel 13 SW 1956 van toepassing. Artikel 11, eerste lid, onderdeel m, van de Wet op de Loonbelasting 1964 (hierna: LB 1964) bepaalt dat een overlijdensuitkering van maximaal drie maandsalarissen niet als loon wordt aangemerkt. Is de uitkering hoger dan drie maandsalarissen dan wordt het meerdere wel aangemerkt als loon. Vanwege de toepassing van artikel 13 SW 1956 is over het meerdere dan zowel loonbelasting als erfbelasting verschuldigd. De Staatssecretaris heeft voor een uitkering uit ongevallenverzekeringen goedgekeurd dat bij dubbele heffing de heffing van erfbelasting achterwege blijft. Zie hiervoor onderdeel 5 van het Beleidsbesluit Schenk- en erfbelasting. Vrijstellingen. Omzetting, fusie of taakafsplitsing van 13 december 2022, nr. 2022-0000023865, (Stcrt. 2022, 32167). Een in de vraag bedoelde overlijdensuitkering wordt echter ook door de werkgever uitgekeerd bij een niet aan een ongeval gerelateerd overlijden. Het lijkt onredelijk dat de genoemde goedkeuring niet op zo’n overlijdensuitkering van toepassing is. Redelijke wetstoepassing brengt dan ook met zich mee dat geen erfbelasting wordt geheven als en voor zover de overlijdensuitkering meer dan drie maandsalarissen bedraagt.
- één maandsalaris: geen erfbelasting en geen loonbelasting;
- twee of drie maandsalarissen: één maandsalaris onbelast en de rest erfbelasting;
- meer dan drie maandsalarissen: één maandsalaris onbelast, twee maandsalarissen erfbelasting en voor de overige maanden alleen loonbelasting.
Loonheffing
In onderdeel 2.1 van het Beleidsbesluit Loonheffingen. Loon, vrijgesteld loon en vergoedingen en verstrekkingen van 21 juni 2022, nr. 2022-159595 (Stcrt. 2022, 18970) is goedgekeurd dat de overlijdensuitkering vanwege praktische problemen ook als loon van de overleden werknemer mag worden uitgekeerd. De langstlevende partner of de minderjarige kinderen [voetnoot 2] ontvangen dan niet de uitkering als loon uit een vroegere dienstbetrekking van een ander. Dit is een praktische oplossing voor de loonheffing, zodat de werkgever onder andere niet hoeft te herleiden aan wie moet worden uitgekeerd. Hierdoor wijzigt echter voor de SW 1956 niet wie de verkrijger van de uitkering is, dit blijft de langstlevende partner of de minderjarige kinderen.[voetnoot 3] Omdat artikel 13 SW 1956 van toepassing is, wordt bij hen erfbelasting geheven. Dit ongeacht of gebruik wordt gemaakt van deze goedkeuring voor de loonheffing.
De casus
Inzake de casus in de aanleiding is over € 6.000 erfbelasting verschuldigd. De heffing vindt bij de langstlevende partner plaats op grond van artikel 13 SW 1956.
Voetnoten
[Voetnoot 1, terug naar tekst] Heeft de werkgever de uitkering uit eigen beweging gedaan of uit eigen beweging een overlijdensverzekering voor de werknemer afgesloten, dan is artikel 13 SW 1956 niet van toepassing. De uitkering vloeit dan niet voort uit een overeenkomst tussen werkgever en werknemer. Dan is er niets onttrokken aan het vermogen van erflater (de werknemer) en is geen sprake van een derdenbeding. Zie Hoge Raad 25 mei 1960, ECLI:NL:HR:1960:AY1287, BNB 1960/205. Wel kan er schenkbelasting door de verkrijger van de uitkering verschuldigd zijn.
[Voetnoot 2, terug naar tekst] In de meeste arbeidsovereenkomsten en CAO’s wordt aangesloten bij de bepalingen in artikel 7:674 BW, waardoor aan dezelfde personen wordt uitgekeerd.
[Voetnoot 3, terug naar tekst] Of een andere persoon als in de arbeidsovereenkomst of CAO is opgenomen dat deze gerechtigd is tot de uitkering.