Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:063:2025:3 Giftbegrip, finaal verrekenbeding bij samenwoners

Aanleiding

A (29 jaar) en B (28 jaar) wonen al zes jaar samen en staan ook op dat woonadres ingeschreven in de basisregistratie personen (bij de gemeente). Omdat ze samen een huis hebben gekocht besluiten ze om een notarieel samenlevingscontract met een wederzijdse zorgverplichting aan te gaan. Ze willen in dat contract een finaal verrekenbeding opnemen, zodat hun vermogens worden verrekend alsof ze in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd als één van hen overlijdt.

Vraag

Leidt het door samenwonende fiscale partners in de zin van de Successiewet 1956 opnemen van een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding in een notarieel samenlevingscontact met wederzijdse zorgverplichting tot een gift, als ze daarbij overeenkomen dat ze bij overlijden en/of uit elkaar gaan verrekenen alsof ze in wettelijke of algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd?

Antwoord

Nee, voor samenwonende fiscale partners (artikel 1a van de Successiewet 1956; hierna: SW 1956) geldt op basis van redelijke wetstoepassing hetzelfde als voor gehuwden. Als gehuwden een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding overeenkomen op grond waarvan ze bij overlijden of bij overlijden en echtscheiding verrekenen alsof ze gehuwd zijn in wettelijke of algehele gemeenschap van goederen, is dat geen gift. Als samenwonende fiscale partners zo’n beding in hun notarieel samenlevingscontract opnemen is het ook geen gift.

Beschouwing

Hieronder wordt als eerste toegelicht dat bij gehuwden geen sprake is van een gift als zij een huwelijksgoederengemeenschap aangaan of een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding overeenkomen, waardoor ze verrekenen alsof ze een wettelijke of een algehele gemeenschap van goederen zijn aangaan. Daarna wordt ingegaan op de situatie van samenwoners.

Onder wettelijke gemeenschap van goederen wordt verstaan de huwelijksgoederengemeenschap zoals deze bij het ontbreken van huwelijkse voorwaarden vanaf 1 januari 2018 geldt. Onder algehele gemeenschap van goederen wordt verstaan de huwelijksgoederengemeenschap zoals deze bij het ontbreken van huwelijkse voorwaarden vóór 1 januari 2018 gold.

Huwelijk

Het aangaan van een wettelijke of een algehele gemeenschap van goederen door echtgenoten is geen gift, omdat ―kort gezegd― op het moment van aangaan ervan geen voltooide vermogensverschuiving plaatsvindt. Daarvoor maakt het niet uit of die huwelijksgoederengemeenschap meteen bij het aangaan van het huwelijk of bij latere huwelijkse voorwaarden wordt overeengekomen (zie Hoge Raad 28 januari 1959, ECLI:NL:HR:1959:AY1786). Door de Staatssecretaris van Financiën is dit ook beschreven in onderdelen 3.2.1 en 3.2.2 van het wijzigingsbesluit van 29 maart 2018 (Stcrt. 2018, 18050).

Dat geen sprake is van een schenking geldt ook als het aangaan van een huwelijksgoederengemeenschap in het zicht van overlijden plaatsvindt, omdat de vermogens van beide echtgenoten na het aangaan daarvan nog kunnen wijzigen (zie Hoge Raad 17 maart 1971, ECLI:NL:HR:1971:AX5018).

NB: zie voor andere richtinggevende arresten over gehuwden de Hoge Raad van 7 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:708 (het aangaan van een beperkte gemeenschap van goederen - waarbij slechts één van de echtgenoot een bedrag inbrengt - is geen schenking, omdat op dat moment geen voltooide vermogensverschuiving plaatsvindt. Zie rechtsoverweging 4.6), en Hoge Raad 16 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:239 (het overeenkomen van een ongelijke gerechtigdheid tot de gemeenschap van goederen is geen schenking. Zie rechtsoverweging 4.2).

Bij echtgenoten die gehuwd zijn met uitsluiting van iedere gemeenschap (koude uitsluiting) geldt hetzelfde als ze een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding overeenkomen, op grond waarvan wordt verrekend alsof de echtgenoten in een wettelijke of in een algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Dit kan worden geconcludeerd uit het arrest van de Hoge Raad van 27 juni 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC4328, waarin zo’n verrekenbeding hetzelfde wordt behandeld als een algehele gemeenschap van goederen. Een zelfde behandeling is logisch, aangezien zowel bij het aangaan van een huwelijksgoederengemeenschap als bij het overeenkomen van een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding niet vaststaat welke echtgenoot bij einde huwelijk iets van de ander zal ontvangen en welke echtgenoot iets aan de ander moet voldoen. Op het moment van overeenkomen vindt daarom geen voltooide vermogensverschuiving plaats. Dat het overeenkomen van zo’n verrekenbeding waarbij wordt verrekend hetzij bij overlijden danwel bij echtscheiding en overlijden geen gift is, is ook beschreven in onderdeel 3.2.3 van het hierboven genoemde besluit.

Samenwoners

Tijdens de beantwoording van vragen van de vaste commissie van Financiën over het hierboven genoemde besluit heeft de Staatssecretaris van Financiën aangekondigd dat zal worden bezien of, en zo ja onder welke voorwaarden, het opnemen van een finaal verrekenbeding in een notarieel samenlevingscontract geen gift is (zie Kamerstukken II 2017/18, 31066, nr. 423, p. 4 en Kamerstukken I 2017/18, 34786, C, p. 5). Tot op heden is in dat besluit nog geen goedkeuring voor samenwoners opgenomen. Een dergelijke goedkeuring hoeft niet te worden afgewacht, aangezien redelijke wetstoepassing met zich meebrengt dat gehuwden met een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding alsof zij zijn gehuwd in een wettelijke of in een algehele gemeenschap van goederen en samenwonende fiscale partners met een dergelijk beding, voor het giftbegrip in de Successiewet 1956 hetzelfde worden behandeld. In de Successiewet 1956 worden immers gehuwden en samenwonende partners als bedoeld in artikel 1a SW 1956 hetzelfde behandeld. Dit geldt niet alleen voor de tarieven en vrijstellingen, maar ook voor de fictiebepalingen zoals artikel 10 SW 1956. Tevens werkt deze gelijkstelling op grond van artikel 19 SW 1956 ook door naar bijvoorbeeld kinderen van één van hen. Redelijke wetstoepassing brengt dan ook met zich mee dat als samenwonende fiscale partners in hun notarieel samenlevingscontract een dergelijk finaal verrekenbeding opnemen dat werkt bij (alleen) overlijden of bij zowel overlijden als uit elkaar gaan, dit voor de toepassing van de Successiewet 1956 geen gift is.

In de casus van de aanleiding zijn A en B op het moment van aangaan van het finaal verrekenbeding elkaars fiscaal partner. Ze stonden immers al langer dan vijf jaar op hetzelfde woonadres ingeschreven, waren toen meerderjarig, zijn geen bloedverwanten in de rechte lijn en er was geen sprake van een meerrelatie (artikel 1a, eerste en derde lid, SW 1956). Het opnemen van het beding in hun notarieel samenlevingscontract is zoals hierboven toegelicht geen gift.

Hetzelfde geldt als A en B niet gedurende vijf jaar stonden ingeschreven op hetzelfde woonadres, maar gedurende minimaal twee jaar een samenlevingscontract met een wederzijdse zorgverplichting hadden en daarna zo’n verrekenbeding in het contract opnemen. Ook in dat geval zijn ze op het moment dat ze het verrekenbeding overeenkomen elkaars fiscaal partner en is dus geen sprake van een gift.

Deel deze pagina