Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:063:2025:5 Herstructurering, voortzettingsperiode, wijzigen belang

Aanleiding

A en B zijn elk voor 50% aandeelhouder in Holding BV, die 60% van de aandelen in Werk BV bezit. A en B bezitten daarnaast elk rechtstreeks 20% van de aandelen in Werk BV. Deze aandelen in Werk BV hebben zij twee jaar geleden geschonken gekregen en hierop rust het voortzettingsvereiste van artikel 35e van de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956). Door een aandelenfusie als bedoeld in 3.55 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 brengen A en B ieder hun aandelen in Werk BV tegen uitgifte van aandelen in in Holding BV. Hierdoor wordt Holding BV 100% aandeelhouder van Werk BV.

Artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting (hierna: URSE) is op de herstructurering niet van toepassing, omdat Werk BV meerdere aandeelhouders heeft. Het wijzigingsbesluit Schenk- en erfbelasting. Bedrijfsopvolgingsregeling van 4 juni 2024 biedt hiervoor in onderdeel 6.7 een tegemoetkoming. Daarbij wordt onder andere de volgende voorwaarde gesteld: “Het belang van de verkrijger(s) in de onderneming(en) wijzigt door de fusie of de splitsing niet.” Door de aandelenfusie is het verkregen directe belang van A en B in de onderneming van Werk BV gewijzigd in een indirect belang in die onderneming.  

Vraag

Is sprake van schending van het voortzettingsvereiste van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 (hierna: BOR) als in de casus (van de aanleiding) tijdens de voortzettingsperiode het belang van de verkrijger in de verkregen onderneming door een fusie louter wijzigt van direct naar indirect?  

Antwoord

Nee. Als het belang van de verkrijger in de verkregen ondernemingsvermogen door een fusie louter wijzigt van direct naar indirect is aan de voorwaarde in onderdeel 6.7 van het BOR-besluit voldaan, omdat het belang van de verkrijger in de onderneming door de fusie niet afneemt. Met “wijzigt door de fusie of splitsing niet” in het besluit wordt bedoeld dat het verkregen belang in de onderneming bij de fusie niet mag wijzigen van bijvoorbeeld een belang via gewone aandelen in een belang via soortaandelen.

Beschouwing

Het voortzettingsvereiste van de BOR ziet bij verkregen vermogensbestanddelen in een lichaam, zowel op die vermogensbestanddelen als op de onderneming die dat lichaam drijft (artikel 35e, eerste lid, onderdeel c, SW 1956).

In onderdeel 6.7 van het wijzigingsbesluit van de Staatssecretaris van Financiën van 4 juni 2024, (Stcrt. 2024, 13949) zijn goedkeuringen opgenomen voor bepaalde gevallen waarbij een herstructurering plaatsvindt, maar niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de tegemoetkomingen in artikel 10, eerste lid, onderdelen d en e, URSE. Voor deze goedkeuringen geldt de voorwaarde dat het belang van de verkrijger in de onderneming door de herstructurering niet mag wijzigen. Het toenemen van het belang van de verkrijger in de (toegerekende) onderneming in de voortzettingsperiode is meestal geen beletsel voor het voortzettingsvereiste. Tevens wordt aan de voorwaarde van de goedkeuring voldaan als, net zoals in de casus, het belang van de verkrijger wijzigt van een direct naar een indirect belang in de verkregen onderneming en hierbij dat belang “niet afneemt”. Daarom kan “niet wijzigt” in de meeste gevallen worden gelezen als: “niet afneemt”.

Aan de voorwaarde van “niet wijzigt” wordt echter niet voldaan als tijdens de herstructurering de rechten van de (directe of indirecte) aandelen veranderen, bijvoorbeeld als gewone aandelen worden omgevormd in tracking stocks. In dat geval kan “niet wijzigt” niet worden gelezen als niet afneemt, zelfs niet als de waarde van het toegerekende belang groter wordt.  

Uitwerking casus

In de casus (van de aanleiding) verandert er bij A en B niets aan hun belang in de onderneming van Werk BV. Bij deze herstructurering blijven (de rechten van) de directe en indirecte aandelen ongewijzigd. De goedkeuring in het besluit is daarom van toepassing, zodat deze herstructurering geen strijd met het voortzettingsvereiste oplevert. Door de goedkeuring komt het voortzettingsvereiste te rusten op de aandelen in Holding BV (zie artikel 10, vierde lid, URSE).

Deel deze pagina