KG:070:2022:3 Ingegane oudedagsverplichting en omzetting in lijfrenterekening: minimale uitkeringsduur
Publicatiedatum 27-03-2023, 16:04 | Laatste update 26-05-2025, 15:23 |
Aanleiding
De directeur-grootaandeelhouder (hierna: de DGA) heeft een oudedagsverplichting (hierna: ODV) bij zijn eigen BV, waarbij de uitkeringen zijn ingegaan. De DGA wil de ODV omzetten in een lijfrenterekening. De DGA is op dat moment vier jaar ouder dan de leeftijd die vijf jaar hoger is dan zijn AOW-leeftijd. De ODV keert al negen jaar uit.
Vraag
Wat is in deze situatie de minimale uitkeringsduur van de lijfrenterekening?
Antwoord
De minimale uitkeringsduur is in deze situatie elf jaar voor een levenslange oudedagslijfrenterekening. Voor een tijdelijke oudedagslijfrente (rekening, belegging en verzekering) geldt een minimale uitkeringsduur van vijf jaar.
Beschouwing
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.126a, vierde lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) moet de eerste lijfrentetermijn worden uitgekeerd uiterlijk in het kalenderjaar waarin de belastingplichtige de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
Voor de omzetting van een ODV in een lijfrente is een goedkeuring opgenomen in onderdeel 2.4 van het Verzamelbesluit pensioenen van 27 juni 2023 (Stcrt. 2023, 18570). Deze houdt in dat de leeftijdsgrens die geldt voor de aankoop van een lijfrente als bedoeld in artikel 3.126a, vierde lid, onderdeel a, onder 1o, Wet IB 2001 niet van toepassing is als het bedrag van een ODV wordt aangewend ter verkrijging van een lijfrente.
Voor die goedkeuring geldt onder meer als voorwaarde dat de minimale uitkeringsduur van twintig jaar genoemd in artikel 3.126a, vierde lid, onderdeel a, onder 2o, Wet IB 2001 mag worden verminderd met de periode die verstreken is tussen het moment waarop de gerechtigde de AOW-leeftijd heeft bereikt en het moment waarop de eerste termijn van de lijfrente wordt uitgekeerd.
De DGA is vier jaar ouder dan de leeftijd die vijf jaar hoger is dan zijn AOW-leeftijd. Dus is negen jaar verstreken sinds de DGA de AOW-leeftijd heeft bereikt. De minimale uitkeringsduur is dan twintig jaar verminderd met negen, dat is elf jaar.
De goedkeuring voor de vermindering van de minimale uitkeringsduur in het Verzamelbesluit pensioenen geldt alleen voor de omzetting van een ODV in een levenslange lijfrenterekening en niet voor een tijdelijke lijfrente (minimale looptijd van vijf jaar) die is genoemd in artikel 3.126a, vierde lid, onderdeel a, onder 3o, Wet IB 2001.
Toelichting op update van 26 mei 2025
Het betreft enkele redactionele wijzigingen. Daarnaast is informatie opgenomen over de minimale uitkeringsduur voor een tijdelijke oudedagslijfrente. Inhoudelijk zijn geen wijzigingen beoogd.