Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:070:2022:7 Lijfrenterekening en bonus bij minimale inleg

Aanleiding

De bank overweegt een eindejaarsactie voor het openen van een lijfrenterekening op beleggingsbasis. Wanneer een belastingplichtige in de laatste maanden van het jaar zo’n rekening opent en een minimaal bedrag inlegt, ontvangt hij in de eerste maanden van het daaropvolgende jaar een bedrag op de betaalrekening (hierna: bonus). Het afsluiten van de lijfrenterekening op beleggingsbasis kost de belastingplichtige afsluitkosten. Deze worden afzonderlijk in rekening gebracht bij de belastingplichtige.

Vraag

De vraag is of de inleg op de lijfrenterekening volledig op de belastingplichtige drukt en dus volledig aftrekbaar is.

Antwoord

Tot het bedrag van de bonus drukt de inleg op de lijfrenterekening niet op de belastingplichtige. En dus is tot het bedrag van de bonus de inleg niet aftrekbaar op grond van artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

Tegenover de storting van de inleg staat een bonus. Nu hiertussen een direct verband bestaat, drukt als inleg de storting verminderd met de bonus. Voor de renseignering dient de bank dat bedrag (dus de storting verminderd met de bonus) als inleg te renseigneren. Immers als inleg moet worden gerenseigneerd het bedrag dat op de belastingplichtige drukt. Vergelijk de premievrijstelling bij verzekeraars. Als de belastingplichtige premievrijstelling voor zijn lijfrenteverzekering geniet, neemt de verzekeraar de premie voor haar rekening. Deze premie drukt niet op de belastingplichtige en dient daarom uitgesloten te worden van renseignering. Wel is het zaak dat de belastingplichtige geïnformeerd wordt dat niet de volledige inleg aftrekbaar is, maar dat bij de aftrek reeds rekening gehouden wordt met de bonus die in de 1e maanden van het daaropvolgende jaar wordt ontvangen. De belastingplichtige ziet immers in de vooraf ingevulde aangifte inkomstenbelasting zijn inleg verminderd met de nog te ontvangen bonus staan.

Beschouwing

Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 is voor de aftrek van de inleg op de lijfrenterekening vereist dat de inleg op de belastingplichtige drukt.

De term ‘drukken’ werd ook gehanteerd onder de Wet Inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964). Op grond van artikel 35, eerste lid, Wet IB 1964 kwamen alleen op de inkomsten drukkende kosten voor aftrek in aanmerking.

De term ‘drukken’ komt in de Wet IB 2001 ook op meerdere plaatsen voor, bijvoorbeeld in artikel 3.110 Wet IB 2001:

“Belastbare inkomsten uit eigen woning zijn de voordelen uit eigen woning verminderd met de op die voordelen drukkende aftrekbare kosten”.

De drukken-op-eis komt ook voor in artikel 6.1, eerste lid, Wet IB 2001 dat de persoonsgebonden aftrek definieert als de in het kalenderjaar op de belastingplichtige drukkende persoonsgebonden aftrekposten.

In onderdeel 5.2 van het besluit van 10 juni 2010, nr. DGB2010/921, is aangegeven dat de voordelen die de geldgever geeft bij het afsluiten van de hypotheek voor de eigen woning van invloed zijn op de rente- of kostenaftrek. Door het voordeel drukt de afsluitprovisie dan wel de betaalde rente niet (helemaal) op de belastingplichtige.

Parlementaire geschiedenis

In Kamerstukken II, 1999/00, 26727, nr. 7, p. 96 is over het drukken-criterium het volgende opgemerkt:

“Enerzijds moeten de uitgaven op de belastingplichtige drukken. Dat houdt in dat de uitgaven uit eigen middelen moeten worden voldaan, zonder verhaalsmogelijkheid. Door deze eis is geen aftrek mogelijk voor uitgaven die (kunnen) worden bestreden uit tegemoetkomingen van een ander die worden verkregen in verband met de gebeurtenissen die de uitgaven hebben veroorzaakt en die in beginsel niet tot het loon behoren. Voorbeelden hiervan zijn een verzekeringsuitkering, een sociale uitkering of verhaal op derden. Anderzijds moet de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen kunnen voelen tot het doen van de uitgaven. Hiermee wordt beoogd aan te sluiten bij de betekenis van het begrip «drukken» voor de buitengewone lasten onder het regime van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Afhankelijk van de aftrekpost moet sprake zijn van een morele verplichting of noodzaak tot het doen van de uitgaven.”

Ten aanzien van het drukken-criterium is voor de lijfrentepremie in Kamerstukken II, 1997/98, 25507, nr. 5, p. 21, het volgende aangegeven:

“Voor de heffing van de inkomstenbelasting wordt het volgende opgemerkt. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat de tussenpersoon een geldbedrag of een waardevol cadeau verstrekt ter gelegenheid van het sluiten van een overeenkomst van verzekering. Indien de tussenpersoon daartoe overgaat, kan ervan worden uitgegaan dat het premiebedrag van een lijfrente of kapitaalverzekering als gevolg daarvan niet wijzigt. Het premiebedrag zoals dat in de overeenkomst met de verzekeringsmaatschappij is opgenomen, ondergaat immers geen wijziging als gevolg van de «begunstiging» door de tussenpersoon.

Voor de lijfrentepremie-aftrek ontstaat wel een ander gevolg. Om tot aftrek te kunnen leiden voor de inkomstenbelasting dient een lijfrentepremie ten laste te komen van de belastingplichtige, dat wil onder meer zeggen dat de voldane premies niet geheel of ten dele zijn te bestrijden uit ter zake van derden ontvangen bedragen die niet tot het inkomen van de belastingplichtige behoren. Voor zover derhalve de belastingplichtige een geldbedrag of waardevol cadeau van de tussenpersoon ontvangt, komt tot dat bedrag of tot de waarde van dat cadeau de betaalde lijfrentepremie niet voor de rekening van de belastingplichtige. In zoverre is dan ook geen lijfrentepremie-aftrek mogelijk.”

Uit de passage “Voor zover derhalve de belastingplichtige een geldbedrag of waardevol cadeau van de tussenpersoon ontvangt, komt tot dat bedrag of tot de waarde van dat cadeau de betaalde lijfrentepremie niet voor de rekening van de belastingplichtige.” volgt dat tot het bedrag van de bonus, de inleg op de lijfrenterekening niet drukt op de belastingplichtige. En dus is tot het bedrag van de bonus de inleg niet aftrekbaar op grond van artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001.

Let op!  Toelichting op update van 30 juni 2023

De zin “De bonus gaat wel onderdeel uitmaken van het lijfrentekapitaal.” is op 30 juni 2023 verwijderd om verwarring te voorkomen. Deze zin stond onder het kopje “Antwoord”. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Deel deze pagina