Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:070:2022:7 Lijfrenterekening en bonus bij minimale inleg

Publicatiedatum 27-03-2023, 16:21 | Laatste update 30-06-2023, 10:00 

Aanleiding

De bank overweegt een eindejaarsactie voor het openen van een lijfrenterekening. Als de belastingplichtige in de laatste maanden van het jaar zo’n rekening opent en een minimaal bedrag inlegt, ontvangt hij in de eerste maanden van het daaropvolgende jaar een bedrag op de betaalrekening (hierna: bonus). Voor het afsluiten van de lijfrenterekening berekent de bank afsluitkosten. Deze worden afzonderlijk in rekening gebracht bij de belastingplichtige.

Vraag

Drukt de inleg op de lijfrenterekening volledig op de belastingplichtige en is de inleg dus volledig aftrekbaar?

Antwoord

Nee. Tot het bedrag van de bonus drukt de inleg op de lijfrenterekening niet op de belastingplichtige. En dus is tot het bedrag van de bonus de inleg niet aftrekbaar op grond van artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

Voorbeeld
De belastingplichtige legt € 1.000 in op zijn lijfrenterekening. Van de bank ontvangt hij een bonus van € 200. Per saldo drukt slechts € 800 op de belastingplichtige. Dit bedrag is voor hem aftrekbaar, als hij voldoende jaar- en/of reserveringsruimte heeft.

Beschouwing

Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 is voor de aftrek van de inleg op de lijfrenterekening vereist dat de inleg op de belastingplichtige drukt.

De term 'drukken' werd ook gehanteerd onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964). Op grond van artikel 35, eerste lid, Wet IB 1964 kwamen alleen op de inkomsten drukkende kosten voor aftrek in aanmerking.

De term ‘drukken’ komt in de Wet IB 2001 op meerdere plaatsen voor, bijvoorbeeld in artikel 3.110 Wet IB 2001:

“Belastbare inkomsten uit eigen woning zijn de voordelen uit eigen woning verminderd met de op die voordelen drukkende aftrekbare kosten”.

Het drukken-criterium komt ook voor in artikel 6.1, eerste lid, Wet IB 2001 dat de persoonsgebonden aftrek definieert als de in het kalenderjaar op de belastingplichtige drukkende persoonsgebonden aftrekposten.

In onderdeel 5.2 van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 10 juni 2010 (Stcrt. 2010, 8462), is aangegeven dat de voordelen die de geldgever geeft bij het afsluiten van de hypotheek voor de eigen woning van invloed zijn op de rente- of kostenaftrek. Door het voordeel drukt de afsluitprovisie dan wel de betaalde rente niet (helemaal) op de belastingplichtige.

Parlementaire geschiedenis

In de Kamerstukken II, 1999/00, 26727, nr. 7, p. 96 is over het drukken-criterium het volgende opgemerkt:

“Enerzijds moeten de uitgaven op de belastingplichtige drukken. Dat houdt in dat de uitgaven uit eigen middelen moeten worden voldaan, zonder verhaalsmogelijkheid. Door deze eis is geen aftrek mogelijk voor uitgaven die (kunnen) worden bestreden uit tegemoetkomingen van een ander die worden verkregen in verband met de gebeurtenissen die de uitgaven hebben veroorzaakt en die in beginsel niet tot het loon behoren.”

Ten aanzien van het drukken-criterium is voor de lijfrentepremie in de Kamerstukken II, 1997/98, 25507, nr. 5, p. 21, het volgende aangegeven:

“Voor de heffing van de inkomstenbelasting wordt het volgende opgemerkt. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat de tussenpersoon een geldbedrag of een waardevol cadeau verstrekt ter gelegenheid van het sluiten van een overeenkomst van verzekering. Indien de tussenpersoon daartoe overgaat, kan ervan worden uitgegaan dat het premiebedrag van een lijfrente of kapitaalverzekering als gevolg daarvan niet wijzigt. Het premiebedrag zoals dat in de overeenkomst met de verzekeringsmaatschappij is opgenomen, ondergaat immers geen wijziging als gevolg van de «begunstiging» door de tussenpersoon.

Voor de lijfrentepremie-aftrek ontstaat wel een ander gevolg. Om tot aftrek te kunnen leiden voor de inkomstenbelasting dient een lijfrentepremie ten laste te komen van de belastingplichtige, dat wil onder meer zeggen dat de voldane premies niet geheel of ten dele zijn te bestrijden uit ter zake van derden ontvangen bedragen die niet tot het inkomen van de belastingplichtige behoren. Voor zover derhalve de belastingplichtige een geldbedrag of waardevol cadeau van de tussenpersoon ontvangt, komt tot dat bedrag of tot de waarde van dat cadeau de betaalde lijfrentepremie niet voor de rekening van de belastingplichtige. In zoverre is dan ook geen lijfrentepremie-aftrek mogelijk.”

Tegenover de storting van de inleg staat een bonus. Nu hiertussen een direct verband bestaat, drukt als inleg de storting verminderd met de bonus. En dus is tot het bedrag van de bonus de inleg niet aftrekbaar op grond van artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001.

Voor de renseignering moet de bank dat bedrag (dus de storting verminderd met de bonus) als inleg renseigneren. Immers als inleg moet worden gerenseigneerd het bedrag dat op de belastingplichtige drukt. Vergelijk de premievrijstelling bij verzekeraars. Als de belastingplichtige premievrijstelling voor zijn lijfrenteverzekering geniet, neemt de verzekeraar de premie voor haar rekening. Deze premie drukt niet op de belastingplichtige en moet daarom uitgesloten worden van renseignering. Wel is het zaak dat de bank de belastingplichtige informeert dat niet de volledige inleg aftrekbaar is. De belastingplichtige ziet immers in de vooraf ingevulde aangifte inkomstenbelasting zijn inleg verminderd met de nog te ontvangen bonus staan.

Let op!  Toelichting op update van 11 februari 2025

Het betreft enkele redactionele wijzigingen. Verder is in het antwoord een voorbeeld toegevoegd ter verduidelijking. Inhoudelijk zijn geen wijzigingen beoogd.

Deel deze pagina