KG:070:2022:8 Looptijd bancaire oudedagslijfrente in geval van wijziging AOW-gerechtigde leeftijd
Publicatiedatum 10-03-2023, 10:34 | Laatste update 27-03-2023, 14:04 |
Aanleiding
Een belastingplichtige wil de 1e termijn van een bancaire oudedagslijfrente uitkeren vóór het kalenderjaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. Op het moment van het uitkeren van de 1e termijn van de oudedagslijfrente is de AOW-gerechtigde leeftijd van belastingplichtige nog niet definitief vastgesteld. Dit komt omdat belastingplichtige een leeftijd heeft die meer dan 5 jaar voor zijn geprognotiseerde AOW-gerechtigde leeftijd ligt.
Als de uitkeringen van een bancaire oudedagslijfrente eerder ingaan dan in het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, geldt een minimale termijn voor de uitkeringsperiode van 20 jaar, plus het aantal jaren dat de lijfrentegerechtigde jonger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd, vanaf het moment dat de 1e uitkering plaatsvindt.
Vraag
Indien bij het vaststellen van de duur van de uitkerende bancaire oudedagslijfrente rekening wordt gehouden met de geprognotiseerde AOW-leeftijd en achteraf blijkt dat de daadwerkelijke AOW-gerechtigde leeftijd hoger is, ligt de einddatum van de bancaire lijfrente-uitkering minder dan 20 jaar na de AOW-datum. Is dit fiscaal toegestaan?
Antwoord
Ja. Het ontmoet fiscaal geen bezwaar dat de bancaire oudedagslijfrente een minimale duur heeft die is afgestemd op de AOW-gerechtigde leeftijd zoals bekend op het moment van het ingaan van de uitkerende bancaire oudedagslijfrente. Op het moment dat de AOW-gerechtigde leeftijd achteraf hoger blijkt te zijn, hoeft de duur van de uitkerende bancaire oudedagslijfrente dus niet verlengd te worden.
Beschouwing
Voor een lijfrenterekening geldt een minimale looptijd van 20 jaar, vermeerderd met het aantal jaren tussen het tijdstip van het uitkeren van de 1e termijn en de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, lid 1 van de Algemene Ouderdomswet, van de lijfrentegerechtigde. Dit is geregeld in artikel 3.126a, lid 4, onderdeel a, onder 2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.