Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:070:2022:9 Jaar- en reserveringsruimte: Kan AOW-franchise in de jaar- en reserveringsruimte naar beneden worden bijgesteld wegens lagere rechten voor AOW-uitkering in verband met verblijf in buitenland?

Aanleiding

Een belastingplichtige gaat op latere leeftijd in Nederland wonen en heeft daardoor slechts een deel van zijn AOW-rechten opgebouwd. Omdat hij geen inkomen heeft, kan hij geen aanvullende AOW-rechten inkopen. Na enkele jaren heeft hij een eigen inkomen, maar omdat er 5 jaren zijn verstreken kunnen er geen AOW-rechten meer ingekocht worden.

Vraag

Is het fiscaal toegestaan om voor de berekening van de jaar- en reserveringsruimte een lagere franchise te hanteren dan bepaald in artikel 3.127, lid 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)?

Antwoord

Nee. Het is fiscaal niet toegestaan om bij de berekening van de jaar- en reserveringsruimte een lagere franchise te hanteren dan bepaald in artikel 3.127, lid 3 Wet IB 2001.

Beschouwing

In april 2002 heeft de Staatssecretaris van Financiën antwoorden gegeven op Kamervragen over de berekening van het pensioengat. U kunt deze hier raadplegen.

Daarbij heeft de staatssecretaris geantwoord dat bij de berekening van een pensioengat geen rekening wordt gehouden met een gedeeltelijke AOW-opbouw.

Hierbij heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij het niet vanzelfsprekend vindt dat een in het buitenland ontstaan tekort in de AOW-opbouw waarbij geen enkele relatie op het gebied van wonen of werken met Nederland bestond ten laste van de Nederlandse schatkist moet worden gerepareerd.

Ten aanzien van de eventuele reparatie in de lijfrentesfeer merkt de staatssecretaris het volgende op:

“Reparatie in de lijfrentesfeer zou leiden tot de invoering van een algemene inhaalregeling, toegespitst op de compensatie van een AOW-tekort. Bij de totstandkoming van de Wet IB 2001 is de oorspronkelijk door de regering voorgestelde algemene inhaalregeling naar aanleiding van kritiek van de Kamer op het punt van de complexiteit vervangen door een basisaftrek en een verruiming van de reserveringsregeling (de regeling op grond waarvan pensioentekorten in de afgelopen zeven jaar – binnen bepaalde grenzen – alsnog kunnen worden gecompenseerd).

Het laten vervallen van de algemene inhaalregeling spoort bovendien met de mogelijkheden in de sfeer van de arbeidspensioenen waarbij de opbouw van oudedagsvoorzieningen met een zekere gelijkmatigheid dient plaats te vinden en in beginsel gekoppeld is aan de diensttijd.

Naast de extra ruimte in de basisaftrek en de verruimde reserveringsregeling kan bovendien extra ruimte worden gevonden in de pensioensfeer aangezien de grenzen van de bestaande pensioenwetgeving ruimer zijn dan de grenzen die in de meeste collectieve regelingen gebruikelijk zijn.

Gezien het bovenstaande ben ik dan ook van mening dat met de keuzes die bij de Belastingherziening 2001 zijn gemaakt en de mogelijkheden die het pensioen- en lijfrentesysteem ook nu nog steeds bieden, een evenwichtig geheel bestaat.”

Deel deze pagina