Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:070:2023:10 Omzetten ingegane levenslange lijfrente in eigen beheer in een tijdelijke lijfrente na ingang AOW + vijf jaar

Aanleiding

De belastingplichtige heeft bij zijn eigen BV een levenslange lijfrente bedongen en inmiddels een leeftijd bereikt die vijf jaar hoger ligt dan de AOW-leeftijd. Omdat de BV vanwege deze langlopende verplichting niet kan worden opgeheven, wil men de lijfrente omzetten in een tijdelijke lijfrente.

Vraag

Kan een ingegane levenslange lijfrente worden omgezet in een tijdelijke oudedagslijfrente onder het regime van de Brede Herwaardering en onder het regime van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)?  

Antwoord

Ja. Onder zowel het Brede Herwaarderingsregime als het regime van de Wet IB 2001 is een geruisloze omzetting mogelijk op grond van artikel 3.134 Wet IB 2001. De tijdelijke oudedagslijfrente moet ten minste vijf jaar lopen.

Beschouwing

Wettelijk kader

Brede Herwaarderingsregime

In hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Invoeringswet IB 2001) is een overgangsbepaling opgenomen voor bestaande rechten op periodieke uitkeringen en verstrekkingen. Door deze bepaling blijven de regels voor het bepalen van het inkomen die daarvoor golden op 31 december 2000 op grond van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964), van toepassing voor zover het recht tot stand is gekomen op grond van premies die zijn betaald vóór 1 januari 2001.

Echter, artikel I, onderdeel T, Invoeringswet IB 2001 maakt een uitzondering op de eerbiedigende werking van onderdeel O, eerste lid. Deze uitzondering geldt voor rechten op periodieke uitkeringen en verstrekkingen waarop het regime van de Wet IB 1964 van toepassing is, zoals die wet luidde met ingang van 1 januari 1992; de werking van artikel 75, eerste lid, van die wet is daaronder niet begrepen.

Deze uitzondering is uitsluitend gemaakt voor de toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 8, Wet IB 2001. De uitzondering houdt in dat de aftrekbare premies die werden betaald voor de onderhavige rechten, voor de toepassing van de genoemde afdeling 8 worden aangemerkt als uitgaven voor inkomensvoorzieningen als bedoeld in de Wet IB 2001. Het regime van de negatieve uitgaven van de Wet IB 2001 is daarmee ten volle van toepassing op premies die aftrekbaar waren op grond van het regime van de Wet IB 1964 met ingang van 1 januari 1992 (alsmede op premies die voor die datum zijn afgetrokken indien voor het desbetreffende recht de eerbiedigende werking van artikel 75, eerste lid niet (meer) geldt). Dit is verantwoord aangezien de voorwaarden voor premieaftrek op grond van dat regime nagenoeg identiek zijn aan de voorwaarden die ter zake gelden in de Wet inkomstenbelasting 2001.

Het gaat in deze casus om een ingegane oudedagslijfrente. In artikel 3.134, eerste lid, Wet IB 2001 staat het volgende:

“Voorzover een lijfrente als bedoeld in de artikelen 3.124 en 3.125 wordt omgezet in een ander zodanig recht, wordt het tweede recht beschouwd als een voortzetting van het eerste.”

In de laatste alinea van onderdeel 4.8 van het Verzamelbesluit Lijfrenten van 16 mei 2019, nr. 2019-115021, staat:

“Als sprake is van omzetting naar een ander type lijfrente worden eerdere uitkeringsjaren echter niet meegeteld, omdat de uitkeringsgrootheden van beide typen lijfrenten dan volstrekt ongelijksoortig zijn. Zo tellen de uitkeringsjaren na de AOW-gerechtigde leeftijd van een levenslange oudedagslijfrenteverzekering niet mee na de omzetting in een tijdelijke lijfrenterekening of een tijdelijk lijfrentebeleggingsrecht die een minimum looptijd kent van 5 jaren. Na de omzetting dient de tijdelijke lijfrente dus ten minste 5 jaren te lopen. Niet vereist is overigens dat de omzetting plaatsvindt vóór het bereiken van de leeftijd die 5 jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd van de belastingplichtige. De oudedagslijfrente was immers al ingegaan vóór het bereiken van die leeftijd.”

Dit betekent dat op grond van het besluit de levenslange oudedagslijfrente, kan worden omgezet in een tijdelijke oudedagslijfrente zonder dat op grond van artikel 3.133 Wet IB 2001 een negatieve uitgave voor inkomensvoorziening in aanmerking wordt genomen. Wel moet die tijdelijke oudedagslijfrente dan ten minste vijf jaar lopen.

IB 2001-regime

Het gaat in deze casus om een ingegane oudedagslijfrente in de zin van artikel 3.125, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001.

Dit betekent dat op grond van artikel 3.134, eerste lid, Wet IB 2001 en bovengenoemd besluit de levenslange oudedagslijfrente, kan worden omgezet in een tijdelijke oudedagslijfrente zonder dat op grond van artikel 3.133 Wet IB 2001 een negatieve uitgave voor inkomensvoorziening in aanmerking wordt genomen. Wel moet die tijdelijke oudedagslijfrente dan ten minste vijf jaar lopen.

Let op:

Als een levenslange oudedagslijfrente bij de BV wordt omgezet in een tijdelijke oudedagslijfrente bij de BV, kan daar wel een uitdelingsaspect aan zitten, als de (beoogde) verzekerde bijvoorbeeld ernstig ziek is. Dit heeft een negatieve invloed op de waarde van de verzekering in het economisch verkeer. Door het omzetten van de levenslange lijfrente in een tijdelijke lijfrente zou immers meer geld uit de BV verdwijnen ten behoeve van de begunstigde/verzekerde. Dit geldt zowel voor een lijfrente die onder het Brede Herwaarderingsregime valt als voor een lijfrente die onder het IB 2001 regime valt.

Let op!  Intrekking

Met dit standpunt wordt het standpunt KG:070:2022:18 ingetrokken.

Deel deze pagina