Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:070:2023:13 Studiebeurs ontvangen vanuit foundation en uitgekeerd via bedrijf: belast als periodieke uitkering?

Aanleiding

Een foundation verstrekt een studiebeurs aan een student. De foundation (stichting) is opgericht door de eigenaar van het bedrijf (een BV). Doel is het ondersteunen van getalenteerde studenten in hun studie en om op die manier innovatie en vernieuwing in de eigen sector te promoten. De betalingen worden van het bedrijf ontvangen, die handelt in opdracht van de foundation. Het bedrijf handelt hierbij als doorgeefluik voor de foundation.

De student is op geen enkele manier gelieerd aan het bedrijf en is ook niet in dienstbetrekking bij het bedrijf. Voor het verkrijgen van de studiebeurs hoeft geen tegenprestatie te worden geleverd. Er is geen overeenkomst gesloten met de student voor het verkrijgen van de studiebeurs. De student moet een presentatie van het bedrijf bijwonen en om de drie maanden de studievoortgang terugkoppelen. De studiebeurs wordt beëindigd als de studievoortgang onder de maat is.

Vraag

Zijn de door de student uit de studiebeurs ontvangen periodieke uitkeringen in deze situatie belast op grond van afdeling 3.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), ervan uitgaande dat de periodieke uitkeringen geen loon uit dienstbetrekking of resultaat uit overige werkzaamheden vormen?

Antwoord

Ja, in deze situatie zijn de uit de studiebeurs ontvangen periodieke uitkeringen belast.

Beschouwing

In artikel 3.100, eerste lid, Wet IB 2001 is bepaald wat onder belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen moet worden verstaan. Tot de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen behoren onder andere de “aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen.” De aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen zijn opgenomen in artikel 3.101, eerste lid, Wet IB 2001. Of sprake is van een belaste uitkering, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval.

De periodieke uitkering wordt in deze situatie niet ontvangen op grond van een publiekrechtelijke regeling (artikel 3.101, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001). Er is ook geen sprake van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting (artikel 3.101, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001). De vraag is dan of de studiebeurs als een belastbare periodieke uitkering kan worden aangemerkt in de zin van artikel 3.101, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001.

Artikel 3.101, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001 luidt als volgt:

“Aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen zijn de periodieke uitkeringen en verstrekkingen die in rechte vorderbaar zijn en niet de tegenwaarde voor een prestatie vormen, tenzij de uitkeringen of verstrekkingen worden ontvangen van een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn dan wel de genieter behoort tot het huishouden van de schuldenaar.”

De student heeft geen overeenkomst met het bedrijf gesloten. Er is sprake van een eenzijdige verklaring van het bedrijf dat de studiebeurs wordt toegekend. Er kan geen nakoming van de studiebeurs worden gevorderd. De periodieke uitkeringen zijn “niet in rechte vorderbaar”. En dus kan de studiebeurs niet worden belast op grond van artikel 3.101, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001.

Op grond van artikel 3.101, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001 zijn de periodieke uitkeringen en verstrekkingen belast, die niet in rechte vorderbaar zijn en worden ontvangen van een rechtspersoon. De uitkeringen zijn niet in rechte vorderbaar (niet juridisch afdwingbaar). Dus speelt de vraag of de uitkeringen worden ontvangen van een rechtspersoon. De uitbetalingen vinden plaats door een rechtspersoon (de BV of rechtstreeks door de foundation).

De studiebeurs valt dus onder de reikwijdte van artikel 3.101, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001 en is daarmee belast als een periodieke uitkering.

Deel deze pagina

Op deze pagina