Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:070:2023:20 Omzetting Pre-BHW lijfrente en toepassing overgangsrecht artikel 10a.1 en artikel 10a.12 Wet IB 2001

Aanleiding

De belastingplichtige wil het kapitaal van een Pre-Brede Herwaarderingslijfrente overdragen naar een lijfrenterekening. Op grond van het Protocol Stroomlijning Kapitaaloverdrachten hanteren financiƫle instellingen in dat verband een overdrachtsformulier. De bank wil dat de verzekeraar op dat formulier de waarden in het economische verkeer van de lijfrente per 31 december 2005 en 31 december 2013 invult. Dit kan van belang zijn als de belastingplichtige na de overdracht gebruik wil maken van het overgangsrecht dat is opgenomen in artikel 10a.1 en artikel 10a.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

Vraag

Kan gebruik worden gemaakt van het overgangsrecht dat is opgenomen in artikel 10a.1 en artikel 10a.12 Wet IB 2001 nadat een Pre-Brede Herwaarderingslijfrente naar een lijfrenterekening is overgedragen?

Antwoord

Ja. Na de overdracht van het kapitaal van een lijfrente die is afgesloten onder het Pre-Brede Herwaarderingsregime naar een lijfrente die valt onder het fiscale regime van de Wet IB 2001, kan gebruik worden gemaakt van het overgangsrecht dat is opgenomen in artikel 10a.1 (overbruggingslijfrenten) en artikel 10a.12 Wet IB 2001 (tijdelijke oudedagslijfrenten), mits aan de gestelde voorwaarden van de betreffende overgangsbepalingen wordt voldaan. In dat kader kan de waarde in het economische verkeer (hierna: WEV) per 31 december 2005 en per 31 december 2013 relevant zijn.

Beschouwing

Lijfrenterekening voortzetting van Pre-Brede Herwaarderingslijfrente

In hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Invoeringswet Wet IB 2001) is bepaald dat, als een aanspraak op een Pre-Brede Herwaarderingslijfrente wordt omgezet in een aanspraak op een lijfrenterekening in de zin van artikel 3.126a Wet IB 2001, deze laatste aanspraak wordt beschouwd als voortzetting van de aanspraak op de Pre-Brede Herwaarderingslijfrente. De aanspraak valt na de omzetting niet langer onder het Pre-Brede Herwaarderingsregime, maar onder het regime van de Wet IB 2001. Gelet op het doel en de strekking van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet Wet IB 2001 kan de lijfrenterekening worden omgezet in een onder de Wet IB 2001 toegestane lijfrentevorm. Daarom kan in voorkomende situaties het genoemde overgangsrecht van toepassing zijn op de lijfrenterekening waarnaar de Pre-Brede Herwaarderingslijfrente is overgedragen, mits vanzelfsprekend aan de daaraan gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Overgangsrecht overbruggingslijfrenten (WEV per 31 december 2005)

In artikel 10a.1 Wet IB 2001 is overgangsrecht voor overbruggingslijfrenten opgenomen. Op grond van het derde lid van die bepaling is relevant of nog premies zijn betaald na 2005. Is dat het geval, dan mag voor maximaal de WEV per 31 december 2005 een overbruggingslijfrente worden aangekocht.

Voor bepaalde lijfrenteverzekeringen bestaat het recht om de waarde daarvan geheel of gedeeltelijk na 2005 te gebruiken voor het doen ingaan van een overbruggingslijfrente. Als een belastingplichtige een dergelijke lijfrente laat omzetten in een lijfrenterekening, is het niet mogelijk daarbij een overbruggingslijfrente te doen ingaan. Overbruggingslijfrenten hebben namelijk nooit onderdeel uitgemaakt van het regime van de lijfrenterekening. Het is echter wel mogelijk om de lijfrenterekening op enig tijdstip weer om te zetten in een lijfrenteverzekering voor het doen ingaan van een overbruggingslijfrente. En daarvoor is de WEV per 31 december 2005 relevant. Zie ook vraag D.4 van de Vragen & Antwoorden over lijfrenten.

Overgangsrecht tijdelijke oudedagslijfrenten (WEV per 31 december 2013)

In artikel 10a.12 Wet IB 2001 is overgangsrecht voor tijdelijke oudedagslijfrenten bij verhoging van de AOW-leeftijd opgenomen. Voor tijdelijke oudedagslijfrenten die onder de werking van dat overgangsrecht vallen, geldt dat deze nog mogen ingaan in het jaar dat de belastingplichtige de leeftijd van 65 jaar bereikt en uiterlijk in het jaar dat de belastingplichtige de leeftijd van 70 jaar bereikt. Op grond van het derde lid van genoemde bepaling is in dat geval relevant of nog premies zijn betaald na 2013. Is dat het geval, dan mag voor maximaal de WEV per 31 december 2013 een tijdelijke oudedagslijfrente op de hiervoor beschreven wijze worden aangekocht. De belastingplichtige kan het tegoed op de lijfrenterekening dan aanwenden voor de aankoop van een dergelijke tijdelijke oudedagslijfrente. En daarvoor is de WEV per 31 december 2013 relevant. Zie ook vraag B.4 van de Vragen & Antwoorden over lijfrenten.

Deel deze pagina