Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:070:2023:22 Betalingsverplichting die voortvloeit uit uitgestelde bruidsschat: geen periodieke onderhoudsverplichting

Aanleiding

In het verleden is in het buitenland het religieuze huwelijk van de man en de vrouw gesloten. Vóór de huwelijkssluiting zijn afspraken gemaakt over de bruidsschat van de man aan de vrouw. Deze afspraken zijn in het trouwboekje en in de huwelijksakte opgenomen. De bruidsschat omvat onder meer een geldbedrag en een hoeveelheid goud met een bepaalde waarde in buitenlandse valuta. De vrouw heeft bij de huwelijkssluiting dit deel van de bruidsschat niet ontvangen.

Nadat door de man in het buitenland en in Nederland is verzocht om echtscheiding, heeft de vrouw de man verzocht om betaling van het uitgestelde deel van de bruidsschat. De man heeft niet aan dit verzoek voldaan, waardoor de vrouw de betaling in rechte heeft gevorderd.

De Nederlandse rechter veroordeelt de man tot betaling van het geldbedrag en een hoeveelheid goud ter waarde van een bedrag in euro’s op de door de rechtbank bepaalde voorwaarden. De man en de vrouw wijken bij vaststellingsovereenkomst af van het vonnis. De man voldoet eenmalig een bedrag onder vermelding van ‘betaling restant honorarium’ en betaalt met ingang van de maand waarin het huwelijk naar Nederlands recht is ontbonden, maandelijks een bedrag onder vermelding van ‘betalingsregeling bruidsschat’.

In de Nederlandse echtscheidingsprocedure is geen sprake van een verplichting voor de man om te voorzien in het levensonderhoud van de vrouw (partneralimentatie).

Vraag

Is de verplichting tot betaling van de uitgestelde bruidsschat een onderhoudsverplichting als bedoeld in artikel 6.3, eerste lid, onderdeel a of b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)?

Antwoord

Nee. De verplichting van de man om maandelijks een bedrag te voldoen aan de vrouw vloeit voort uit een (bijzondere) overeenkomst die voor het huwelijk tot stand is gekomen. Dit betekent dat geen sprake is van periodieke uitkeringen of verstrekkingen op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting, noch van een afkoopsom van dergelijke uitkeringen of verstrekkingen.

Beschouwing

Wettelijk kader

In artikel 6.3, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 is bepaald dat periodieke uitkeringen en verstrekkingen op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting kwalificeren als onderhoudsverplichtingen, tenzij deze worden gedaan aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn. Ook kwalificeren afkoopsommen van dergelijke uitkeringen of verstrekkingen die worden gedaan aan de gewezen echtgenoot, als onderhoudsverplichtingen op grond van artikel 6.3, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001.

In artikel 1:158 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat echtgenoten vóór of na de beschikking tot echtscheiding bij overeenkomst kunnen bepalen of, en zo ja, tot welk bedrag, na de echtscheiding de één tegenover de ander tot een uitkering in het levensonderhoud zal zijn gehouden.

Beschouwing (civielrechtelijk)

Uit vaste jurisprudentie[voetnoot 1] volgt dat de bruidsschat een aparte rechtsfiguur is met een geheel eigen karakter. De omvang van de bruidsschat wordt voor het huwelijk vastgesteld en in het trouwboekje en / of de huwelijksakte opgenomen. De waarde van de bruidsschat wordt door de man en de vrouw bepaald. Daarom is de bruidsschat niet gelijk te stellen aan een huwelijksvermogensrechtelijke aanspraak of partneralimentatie.[voetnoot 2] Hetzelfde geldt voor hetgeen ter vervanging van de oorspronkelijke bruidsschat moet worden betaald. De vervangende geldsom verandert het karakter van de bruidsschat niet.

Beschouwing (fiscaal)

De vordering tot betaling van de uitgestelde bruidsschat vloeit voort uit de voor het huwelijk gesloten overeenkomst. De vordering van de vrouw om de man te verplichten tot betaling van de uitgestelde bruidsschat is door de Nederlandse rechter toegewezen. In een vaststellingsovereenkomst zijn de man en de vrouw een afwijkende betalingsregeling overeengekomen. Deze betalingsregeling ziet daarmee op de uitgestelde bruidsschat. In dat verband doet de man de maandelijkse betalingen onder vermelding van ‘betalingsregeling bruidsschat’.

De betalingen zien niet op partneralimentatie, waardoor er geen sprake is van periodieke uitkeringen of verstrekkingen op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting. Bovendien kunnen de maandelijkse termijnen niet als onderdeel van een reeks van periodieke uitkeringen worden beschouwd. Er is immers sprake van een vooraf vaststaand bedrag dat zal worden uitbetaald. Hieraan doet niet af dat de eenmalige geldsom in termijnen wordt uitbetaald. Dit betekent dat de man geen recht heeft op aftrek voor onderhoudsverplichtingen op grond van de genoemde bepalingen.

Voetnoten

[voetnoot 1, terug naar tekst] Zie onder meer Rechtbank Midden-Nederland 3 maart 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:779.

[voetnoot 2, terug naar tekst] Zie onder meer Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9906.

Deel deze pagina