KG:070:2023:3 Genieter van termijnen uit lijfrenterekening/lijfrentebeleggingsrecht overlijdt voordat eerste termijn is uitgekeerd
Aanleiding
Een belastingplichtige (hierna: de genieter) heeft een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). De genieter is met de bank, beleggingsonderneming of beheerder contractueel overeengekomen dat het tegoed van zijn rekening, dan wel de waarde van zijn recht, wordt uitgekeerd in termijnen overeenkomstig artikel 3.126a, vierde lid, aanhef en onder a, Wet IB 2001. Voordat de eerste termijn wordt uitbetaald, overlijdt de genieter.
Vraag
Gaat het recht op de nog niet aan de genieter uitgekeerde termijnen over op de erfgenamen van de genieter als bedoeld in artikel 3.126a, zesde lid, Wet IB 2001?
Antwoord
Ja.
Beschouwing
De ingang van de termijnen is contractueel overeengekomen op een datum die ligt voor het overlijden van de genieter. Daarom worden de termijnen in de zin van artikel 3.126a Wet IB 2001 geacht te zijn ingegaan voordat de genieter overlijdt, ook als de daadwerkelijke uitbetaling van de eerste termijn nog niet heeft plaatsgevonden.
Nu het recht op de ingegane termijnen overgaat op de erfgenamen, moet de met de overleden genieter overeengekomen reeks termijnen op dezelfde wijze worden voortgezet en uitgekeerd aan de erfgenamen.