Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:070:2023:8 Studiebeurs op grond van overeenkomst met een bedrijf: belast als periodieke uitkering?

Aanleiding

Een bedrijf heeft een overeenkomst met een student gesloten. Op grond van de overeenkomst wordt een studiebeurs verstrekt met als doel het leveren van een bijdrage aan het schoolgeld en de kosten van levensonderhoud in verband met het volgen van een masteropleiding aan de universiteit, waarvoor de student is ingeschreven tijdens de beursperiode. De studiebeurs wordt periodiek uitgekeerd. In de overeenkomst is opgenomen dat het bedrijf investeert in de persoonlijke ontwikkeling van de student om hem voor te bereiden op een loopbaan binnen de branche. De student is verplicht om aan het aangeboden trainingsprogramma deel te nemen. In geval van te veel afwezigheid kan het bedrijf besluiten om de studiebeurs te beëindigen. Van de student wordt verder verlangd dat hij deelneemt aan sociale activiteiten.

Vraag

Zijn de door de student uit de studiebeurs ontvangen periodieke uitkeringen belast op grond van afdeling 3.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), ervan uitgaande dat de periodieke uitkeringen geen resultaat uit overige werkzaamheden vormen?

Antwoord

Ja, in deze situatie zijn de uit de studiebeurs ontvangen periodieke uitkeringen belast.

Beschouwing

In artikel 3.100, eerste lid, Wet IB 2001 is bepaald wat onder belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen moet worden verstaan. Tot de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen behoren onder andere de “aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen.” De aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen zijn opgenomen in artikel 3.101, eerste lid, Wet IB 2001.

De periodieke uitkering wordt niet ontvangen op grond van een publiekrechtelijke regeling (artikel 3.101, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001). Er is ook geen sprake van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting (artikel 3.101, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001). De vraag is dan of de studiebeurs als een belastbare periodieke uitkering kan worden aangemerkt in de zin van artikel 3.101, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001.

Artikel 3.101, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001 luidt als volgt:

“Aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen zijn de periodieke uitkeringen en verstrekkingen die in rechte vorderbaar zijn en niet de tegenwaarde voor een prestatie vormen, tenzij de uitkeringen of verstrekkingen worden ontvangen van een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn dan wel de genieter behoort tot het huishouden van de schuldenaar.”

De student heeft een overeenkomst met het bedrijf gesloten. Er kan nakoming
van hetgeen is overeengekomen worden gevorderd. Er is dus sprake van juridische afdwingbaarheid. De periodieke uitkeringen zijn ‘in rechte vorderbaar’.

In artikel 3.101, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001 is ook de voorwaarde gesteld dat de periodieke uitkeringen niet de tegenwaarde voor een prestatie vormen. Deze voorwaarde moet worden beoordeeld vanuit de positie van de schuldenaar van de periodieke uitkering (vanuit het bedrijf) en wordt marginaal getoetst.

In de overeenkomst is opgenomen dat de student verplicht is om aan het trainingsprogramma deel te nemen. Het bedrijf kan besluiten om de studiebeurs te beëindigen in het geval van te veel afwezigheid. Van de student wordt verlangd dat hij deelneemt aan sociale activiteiten. Hoewel vanuit de student een geringe tegenprestatie wordt verlangd om de periodieke uitkeringen te verkrijgen, vinden de uitkeringen vanuit het bedrijf niet plaats vanuit een tegenprestatie.

Anders gezegd het bedrijf heeft geen tegenprestatie ontvangen waarin het ontstaan van de verplichting tot het doen van de uitkeringen zijn grond vindt. Er is eerder sprake van een prestatie van het bedrijf. De kosten van de beurs vinden hun oorsprong in de human resources en/of marketing en niet in de deelname van de student aan het trainingsprogramma en de sociale activiteiten.

De studiebeurs valt onder de reikwijdte van artikel 3.101, eerste lid onderdeel c, Wet IB 2001 en is daarmee belast als een periodieke uitkering.

Of sprake is van een belaste uitkering, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval.

Deel deze pagina

Op deze pagina