KG:202:2022:12 IACK in situatie van co-ouderschap en nieuwe partner
Aanleiding
A en B hebben samen een kind. In 2018 gaan zij uit elkaar en vanaf dat moment is er sprake van co-ouderschap. Het kind blijft bij A wonen en staat ook op dat woonadres ingeschreven. Omdat B heeft aangetoond dat het kind tegelijkertijd tot het huishouden van diens beide ouders behoort (co-ouderschap), claimt B in deze periode terecht de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna: IACK). Per 2022 besluit B te gaan samenwonen met C. Aangezien B en C samen een eigen woning hebben gekocht, worden zij vanaf dit jaar aangemerkt als fiscaal partners. C heeft in 2022 een lager arbeidsinkomen dan B. In 2022 claimt C de IACK. Het kind heeft in 2022 de leeftijd van 12 jaar nog niet bereikt.
Vraag
Heeft C een kind als bedoeld in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en bestaat daarmee recht op de IACK?
Antwoord
Ja, in dit geval heeft C een kind als bedoeld in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001. Ervan uitgaande dat C aan de overige voorwaarden voldoet, heeft C recht op toepassing van de IACK.
Beschouwing
Wettelijk kader
In artikel 1.2, zesde lid, Wet IB 2001 is bepaald dat voor de toepassing van de gehele wet en de daarop berustende bepalingen de partner voor de bepaling van aanverwantschap wordt gelijkgesteld met een gehuwde.
In artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001 is voor toepassing van de IACK de volgende voorwaarde neergelegd:
“In het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden een kind dat bij aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen.”
In artikel 44b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001(hierna: URIB 2001), zoals dat tot 1 januari 2024 luidde, was bepaald dat voor de toepassing van artikel 8.14a, eerste lid, Wet IB 2001, een kind dat niet op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen, wordt beschouwd toch op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige te staan ingeschreven in de basisregistratie personen gedurende de periode van het kalenderjaar dat het kind tegelijkertijd tot het huishouden van diens beide ouders behoort en het kind op hetzelfde woonadres als diens andere ouder staat ingeschreven in de basisregistratie personen.
NB: met ingang van 1 januari 2024 is artikel 44b URIB 2001 komen te vervallen. De co-ouderschapsregeling voor de IACK is met ingang van die datum opgenomen in artikel 8.14a, eerste lid, Wet IB 2001.
Analyse
De bepaling in artikel 1.2, zesde lid, Wet IB 2001 heeft tot gevolg dat bloedverwanten van de partner of van de belastingplichtige worden aangemerkt als aanverwant van de belastingplichtige respectievelijk zijn partner. Ook op dit terrein vindt derhalve fiscaal een behandeling plaats van ongehuwd samenwonenden die identiek is aan de behandeling van gehuwden.
Op basis van de hiervoor genoemde bepaling heeft C een kind in de zin van artikel 2, derde lid, onderdeel i, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het kind is voor C een eerstegraads aanverwant in de neergaande lijn.
Vanwege de hiervoor genoemde gelijkstellingen heeft C een kind als bedoeld in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001. Ervan uitgaande dat het kind ook in 2022 tegelijkertijd tot het huishouden van diens beide ouders behoort en C een lager arbeidsinkomen heeft dan zijn partner, heeft C in dat jaar recht op toepassing van de IACK. B heeft in deze situatie geen recht op de IACK.
Conclusie
In deze casus heeft C een kind als bedoeld in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001. Ervan uitgaande dat C aan de overige voorwaarden voldoet, bestaat recht op toepassing van de IACK.