Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:202:2023:36 Fiscaal partnerschap bij drie meerderjarige belastingplichtigen op een woonadres

Aanleiding

A woont samen met B en C. A was gehuwd met B, maar in 2021 zijn zij gescheiden. A heeft in 2015 een kind gekregen met B. In 2022 heeft A een kind gekregen met C. Heel 2023 staan A, B, C en de twee kinderen op hetzelfde woonadres ingeschreven in de basisregistratie personen. De woning waar ze staan ingeschreven is in gezamenlijk eigendom van B en C.

Vraag

Wie zijn in 2023 fiscale partners voor de inkomstenbelasting?

Antwoord

B en C zijn in 2023 fiscale partners voor de inkomstenbelasting op grond van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

Beschouwing

Partnerschap is geregeld in artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Voor de inkomstenbelasting staat een aanvullende regeling in artikel 1.2 Wet IB 2001.

AWR

Volgens artikel 5a AWR is slechts sprake van partnerschap indien belastingplichtigen gehuwd zijn of meerderjarige belastingplichtigen een notarieel samenlevingscontract zijn aangegaan en staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen. In 2023 zijn A, B en C (in geen enkele combinatie) met elkaar gehuwd of een notarieel samenlevingscontract aangegaan. Er is dus geen sprake van partnerschap op grond van artikel 5a AWR. Dat A en B gehuwd zijn geweest en in 2021 zijn gescheiden, is voor de beoordeling in 2023 niet relevant. Artikel 5a, vierde lid, AWR speelt in deze situatie geen rol omdat dit ziet op situaties waarin een verzoek tot echtscheiding of een verzoek tot scheiding van tafel en bed is ingediend, maar het huwelijk nog niet is ontbonden (MvT, Kamerstukken II 2009/10, 32 130, nr. 3).

Wet IB 2001

Artikel 1.2 Wet IB 2001 bevat een aanvullende regeling voor partnerschap. Dit artikel definieert slechts fiscaal partnerschap voor de Wet IB 2001.

Het eerste lid van artikel 1.2 Wet IB 2001 bevat zes onderdelen op grond waarvan ook sprake is van partnerschap. Volgens artikel 1.2, derde lid, Wet IB 2001, kan een persoon slechts één partner tegelijk hebben. Indien meerdere personen op grond van artikel 1.2, eerste lid, Wet IB 2001 als partner kunnen worden aangemerkt, geldt als partner diegene die volgens de volgorde van de onderdelen als eerste voldoet. Indien meerdere personen voldoen aan de voorwaarden van hetzelfde onderdeel van artikel 1.2, eerste lid, Wet IB 2001, kwalificeert geen van die personen als partner op grond van dat onderdeel en wordt (indien mogelijk) gekeken of sprake is van partnerschap op grond van een volgend onderdeel in artikel 1.2, eerste lid, Wet IB 2001.

Om te kwalificeren als partner op grond van artikel 1.2, eerste lid, Wet IB 2001, moeten belastingplichtigen op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de basisregistratie personen. Zowel A, B als C staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen.

Volgens artikel 1.2, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001, wordt onder partner mede verstaan diegene uit wiens relatie met de belastingplichtige een kind is geboren. A heeft zowel met B als met C een kind gekregen. Omdat B en C allebei voldoen aan deze bepaling, is geen van beiden op grond van dit onderdeel partner van A. Dat het kind van B ouder is dan het kind van C is niet relevant.

Volgens artikel 1.2, eerste lid, onderdelen b en c, Wet IB 2001, is er ook sprake van fiscaal partnerschap indien de huisgenoot een kind van de ander heeft erkend of als de huisgenoot voor toepassing van een pensioenregeling als partner is aangemerkt. Uit de feiten blijkt niet dat dit het geval is.

Op grond van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001, is er sprake van fiscaal partnerschap met de huisgenoot die samen met belastingplichtige een woning heeft, die hun anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom. B en C zijn samen eigenaar van de woning waarin zij wonen. A is volgens de feiten geen eigenaar van de woning. Hieruit volgt dat B en C partners van elkaar zijn op grond van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001. A heeft in 2023 geen fiscaal partner.

NB: Voor deze uitwerking is niet relevant of zo ja wie in 2022 fiscaal partners waren. Omdat is voldaan aan artikel 1.2, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001 wordt niet toegekomen aan artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, Wet IB 2001 (‘die in het aan het kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar reeds partner van belastingplichtige was’).

Deel deze pagina

Op deze pagina