Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:202:2023:39 Periodieke gift met als ontbindende voorwaarde een onzekere gebeurtenis

Aanleiding

Een belastingplichtige besluit een schenking te doen aan een ANBI. Hij wil dit doen door middel van een periodieke gift. In de schenkingsovereenkomst wordt opgenomen dat hij jaarlijks € 200.000 zal overmaken aan de ANBI. Verder wordt opgenomen dat de verplichting om geld over te maken eindigt na vijf jaar of als voor het einde van de periode van vijf jaar de persoonlijke gegevens van de schenker in verband met (continuering van) deze periodieke gift openbaar moeten worden gemaakt. Deze laatste voorwaarde is opgenomen naar aanleiding van het ten tijde van het opstellen van de schenkingsovereenkomst ingediende wetsvoorstel Wet transparantie maatschappelijke organisaties. Daarin is opgenomen dat in bepaalde situaties de gegevens van schenkers openbaar moeten worden gemaakt, terwijl de belastingplichtige anoniem wenst te blijven.

Vraag

Is sprake van een voor de periodieke giftenaftrek vereiste wezenlijke onzekerheid wanneer de belastingplichtige de periodieke gift kan beëindigen in de situatie dat binnen de vijfjaarstermijn zijn persoonlijke gegevens openbaar moeten worden gemaakt?

Antwoord

Ja. Belastingplichtige heeft geen invloed op de vraag of er een verplichting komt om zijn persoonlijke gegevens openbaar te maken. Het opnemen van een voorwaarde dat de uitkeringen op grond van de periodieke gift mogen worden beëindigd wanneer er een verplichting komt om persoonlijke gegevens van schenkers openbaar te maken, kan worden aangemerkt als een toegestane beëindigingsmogelijkheid. Er blijft sprake van een wezenlijke onzekerheid dat is vereist voor het in aanmerking nemen van een periodieke gift. 

Beschouwing

Periodieke giften zijn giften in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen aan instellingen of verenigingen die eindigen uiterlijk bij overlijden. In de artikelen 6.34 en 6.38 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) zijn de voorwaarden vermeld om een gift als periodieke gift in aanmerking te kunnen nemen. Een van de voorwaarden is de verplichting om uitkeringen gedurende vijf of meer jaren ten minste jaarlijks te doen.

In het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 2014 (Stcrt. 2014, 36877) is in onderdeel 2.2 het volgende opgenomen met betrekking tot het beëindigen van een periodieke gift:

“2.2 Beëindiging van periodieke giften

De minimale looptijd van een periodieke gift is vijf jaren, tenzij de schenker eerder overlijdt (artikel 6.34 en 6.38 van de Wet IB 2001). Bedongen kan worden dat de verplichting tot het doen van de uitkeringen of verstrekkingen ook op een eerder tijdstip kan worden beëindigd. De schenker mag echter de looptijd niet zelf zodanig kunnen beïnvloeden dat deze korter kan worden dan de minimale looptijd van vijf jaren. Als de schenker die invloed wel heeft, is geen sprake van een wezenlijke onzekerheid terwijl dit juist een kenmerk is van een periodieke gift. Dit vormt daarom een beletsel om de gift als periodieke gift aan te merken. Hetzelfde geldt voor het opnemen van de mogelijkheid om al vervallen termijnen te herroepen. Als de schenker de verplichting tot het doen van uitkeringen of verstrekkingen na vijf jaren kan beëindigen, is dat geen beletsel.”

Vervolgens is in onderdeel 2.2.1 van dit besluit een aantal voorbeelden vermeld waarbij de overeengekomen gift toch als periodieke gift kan worden aangemerkt, ondanks de mogelijkheid de periodieke gift binnen de minimale looptijd van vijf jaren te beëindigen. Dit zijn voorbeelden waarbij de schenker geen invloed heeft op de onzekere gebeurtenis die aanleiding kan zijn om de periodieke gift te beëindigen. Als voorbeelden worden genoemd arbeidsongeschiktheid of werkloosheid van de schenker en faillissement of verlies van de ANBI-status van de instelling.

In de onderhavige casus wil de belastingplichtige een beëindigingsmogelijkheid opnemen die afhankelijk is van de vraag of zijn persoonlijke gegevens in de toekomst openbaar moeten worden gemaakt. Op het moment van aangaan van de overeenkomst is niet zeker of er in de toekomst een algemene verplichting komt om persoonlijke gegevens openbaar te maken en of er op deze algemene verplichting uitzonderingen zijn. Belastingplichtige heeft geen invloed op de vraag of deze verplichting er wel of niet komt, waardoor nog steeds sprake is van een wezenlijke onzekerheid en sprake kan zijn van een periodieke gift. Wanneer een beëindigingsmogelijkheid zich voordoet en de periodieke gift wordt beëindigd, heeft dat geen gevolgen voor reeds vervallen termijnen.

Overigens is niet relevant of op grond van het huidige wetsvoorstel in de onderhavige casus een openbaarmaking van de persoonlijke gegevens van belastingplichtige in de toekomst vereist zal worden. Het wetsvoorstel is enkel de aanleiding voor belastingplichtige om de ontbindende voorwaarde op te nemen.

NB: Met ingang van 1 januari 2024 is het bovengenoemde onderdeel 2.2.1 van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 2014, nr. BLKB2014/1415M, gecodificeerd in artikel 6.38, zesde en zevende lid, Wet IB 2001. Op grond van artikel XXXII, onderdeel b, van de Fiscale Verzamelwet 2024 vinden deze aanpassingen in artikel 6.38 Wet IB 2001 voor het eerst toepassing op periodieke giften waartoe de verplichting bij notariële of onderhandse akte op of na 1 januari 2024 wordt aangegaan.

Deel deze pagina

Op deze pagina