Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:202:2024:15 Fiscaal partnerschap bij gezamenlijke eigen woning in aanbouw

Aanleiding

Twee ongehuwde belastingplichtigen wonen samen in een huurwoning. Zij voldoen aan geen van de criteria van artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) of artikel 1.2, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Zij zijn daardoor geen fiscaal partners van elkaar.

Op enig moment wordt door hen gezamenlijk een nieuw te bouwen woning aangekocht. De woning zal naar verwachting een jaar later worden opgeleverd en geschikt zijn voor bewoning. Ze zijn ook van plan in de woning te gaan wonen.

Vraag

Ontstaat voor de belastingplichtigen door de aankoop van de te bouwen woning fiscaal partnerschap op grond van artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Wet IB 2001?

Antwoord

Nee, voor het fiscaal partnerschap wordt niet voldaan aan de voorwaarde dat de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat.

Beschouwing

Op grond van artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Wet IB 2001 wordt onder een partner mede verstaan degene die op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen en die samen met de belastingplichtige een woning heeft, die hun anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom, waaronder begrepen economische eigendom, of op grond van een recht van lidmaatschap van een coöperatie. Het gaat hierbij niet om een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 (zie KG:202:2024:13).

Er moet sprake zijn van een woning die ‘anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat’. Bij een woning in aanbouw wordt niet voldaan aan de voorwaarde dat de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat aan de belastingplichtigen. Inherent aan de omstandigheid dat de woning in aanbouw is, is immers dat de woning nog niet kan worden bewoond en daarom niet als hoofdverblijf ter beschikking kan staan.

Twee ongehuwd samenwonenden die samen een woning laten bouwen die bestemd is als eigen bewoning voldoen dus niet aan de voorwaarde van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001 dat sprake moet zijn van gezamenlijk eigendom van een woning die hun anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat. Zij zijn hierdoor geen fiscaal partners op grond van deze bepaling.

Deel deze pagina

Op deze pagina