Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Op deze pagina

KG:202:2024:18 Vrijwillige storting in PGB van een kind aftrekbaar als uitgaven voor specifieke zorgkosten

Aanleiding

Een ouder woont samen met een 25-jarig kind. Het kind is ziek/gehandicapt en in verband hiermee is aan het kind een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) toegekend. De ouder doet een extra vrijwillige storting aan de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB), zodat dit bedrag aan het PGB van het kind wordt toegevoegd. Hierdoor heeft het kind in dat jaar een hoger PGB. Vanuit dit PGB koopt het kind zorg in. De ingekochte zorg valt onder een van de categorieën van artikel 6.17, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

Vraag

Is een vrijwillige storting van een ouder aan de SVB ter verhoging van een PGB van een kind aan te merken als een uitgave voor specifieke zorgkosten als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, Wet IB 2001 bij de ouder? 

Antwoord

Doorgaans kwalificeert een vrijwillige storting aan de SVB ter verhoging van een PGB niet als een uitgave voor specifieke zorgkosten als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, Wet IB 2001, omdat bij een niet toereikend PGB meerdere mogelijkheden bestaan om het budgettekort aan te laten vullen en daarmee de vrijwillige storting niet drukt op belastingplichtige. Als er geen verhaalsmogelijkheden zijn en aan de overige wettelijke voorwaarden is voldaan, kan een vrijwillige storting aan de SVB ter verhoging van een PGB wel als uitgaven voor specifieke zorgkosten worden aangemerkt.

Indien niet het gehele PGB wordt besteed aan een van de categorieën van artikel 6.17, eerste lid, Wet IB 2001 kan ook niet de volledige vrijwillige storting bij belastingplichtige in aanmerking worden genomen. Naar rato van de besteding van het PGB aan zorg als bedoeld in een van de categorieën van artikel 6.17, eerste lid, Wet IB 2001, kan de vrijwillige storting in aanmerking worden genomen.  

Beschouwing

PGB

Een PGB is een bedrag waarmee een ziek of gehandicapt persoon zelf zorg of ondersteuning inkoopt. Een PGB wordt aangevraagd bij de gemeente, de zorgverzekeraar of het zorgkantoor. Dit hangt af van de benodigde soort zorg. De zorgbehoefte en de daarmee samenhangende hoogte van het PGB worden bepaald aan de hand van een indicatie. Het toegekende PGB is in beginsel voldoende om de zorg in te kopen die in de indicatie staat. Als de zorgverlener een hoger tarief in rekening brengt dan het maximumtarief op basis waarvan het PGB is vastgesteld, dan kan het gebeuren dat een PGB niet toereikend is. Als bijvoorbeeld de zorgvraag is veranderd waardoor de zorgbehoefte groter is dan in de indicatie staat, kan ook een budgettekort ontstaan.

Bij een niet toereikend PGB zijn er meerdere mogelijkheden om het budgettekort aan te laten vullen (verhaalsmogelijkheden). Zo kan bijvoorbeeld een herindicatie worden aangevraagd bij de betreffende zorginstantie. Daarnaast is het mogelijk om in voorkomende gevallen een uitbreiding van het PGB te bewerkstelligen. Binnen de Wet Langdurige Zorg kan gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld de regeling Extra Kosten Thuis of kan een toeslag bij meerkosten worden aangevraagd.

De hiervoor genoemde mogelijkheden geven enkel een indicatie en zijn dan ook niet limitatief. Het is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van een specifieke situatie welke verhaalsmogelijkheden een ziek of gehandicapt persoon  kan toepassen.

Het is ook mogelijk dat iemand het budgettekort aanvult met een vrijwillige storting aan de SVB. Een vrijwillige storting verhoogt het PGB waarvan een ziek of gehandicapt persoon de zorgverlener kan betalen. Een vrijwillige storting is aan voorwaarden gebonden en is alleen mogelijk als het PGB in een bepaald jaar ontoereikend is of dat de verwachting is dat het ontoereikend zal zijn. De vrijwillige storting is een alternatief voor het buiten het PGB om betalen van de kosten aan de zorgverlener.

Drukkende uitgaven en redelijkerwijs gedrongen moeten voelen

Op grond van artikel 6.1, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 geldt de voorwaarde dat de uitgaven op belastingplichtige moeten drukken om als persoonsgebonden aftrek in aanmerking te kunnen komen. In dit verband is sprake van drukkende uitgaven wanneer belastingplichtige de kosten uit eigen middelen voldoet, zonder dat deze elders zijn of kunnen worden verhaald of onder de aftrekbeperking vallen van artikel 6.18 Wet IB 2001. Van drukkende uitgaven is dus geen sprake als de kosten kunnen worden verhaald door middel van bijvoorbeeld het wijzigen van de zorgindicatie of het aanvragen van een andere toeslag op het PGB.

Uitgaven voor specifieke zorgkosten worden op grond van artikel 6.1, derde lid, Wet IB 2001 enkel in aanmerking genomen als de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen tot het doen van die uitgaven. In deze casus is er geen aanleiding om te veronderstellen dat hier niet aan wordt voldaan.

Kring van personen

Op grond van artikel 6.16 Wet IB 2001 worden uitgaven voor specifieke zorgkosten alleen in aanmerking genomen indien de uitgaven zijn gedaan voor de belastingplichtige, zijn partner, zijn jonger dan 27-jarige kinderen, tot zijn huishouden behorende ernstig gehandicapte personen van 27 jaar of ouder en bij de belastingplichtige inwonende ouders, broers of zusters. In de onderhavige casus is de ouder de belastingplichtige die de vrijwillige storting aan de SVB ter verhoging van het PGB van zijn 25-jarige kind doet. Het kind valt onder de kring van personen als bedoeld in artikel 6.16 Wet IB 2001.

Specifieke zorgkosten

In artikel 6.17, eerste lid, Wet IB 2001 is een limitatieve opsomming gegeven welke uitgaven zijn aangemerkt als uitgaven voor specifieke zorgkosten. Het enkel als tussenstation gebruiken van het PGB in plaats van een directe betaling aan de zorgverlener staat een eventuele aftrek niet in de weg. Een vrijwillige storting kan dan ook worden aangemerkt als uitgave voor specifieke zorgkosten als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, Wet IB indien de storting wordt aangewend voor zorg wegens ziekte of invaliditeit van een kind welke onder de limitatieve opsomming valt van artikel 6.17, eerste lid, Wet IB 2001.

Indien slechts een gedeelte van het totale PGB, dus inclusief de vrijwillige storting, wordt aangewend voor zorg die onder de opsomming valt, is enkel voor dat gedeelte sprake van uitgaven voor specifieke zorgkosten als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, Wet IB 2001. In dat geval kan de vrijwillige storting bij belastingplichtige in aanmerking worden genomen naar rato van het totale PGB dat is uitgegeven aan uitgaven voor specifieke zorgkosten als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, Wet IB 2001. Hetzelfde geldt voor de toerekening aan de verschillende categorieën van artikel 6.17, eerste lid, Wet IB 2001. Deze toerekening kan relevant zijn voor de toepassing van een eventuele verhoging als bedoeld in artikel 6.19 Wet IB 2001.

NB: Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat uitgaven voor specifieke zorgkosten enkel in aanmerking worden genomen indien (of voor zover) geen aftrekbeperking van artikel 6.18 Wet IB 2001 van toepassing is en voor zover de uitgaven meer bedragen dan de drempel van artikel 6.20 Wet IB 2001.

Deel deze pagina