KG:202:2024:22 Notariële samenwoonovereenkomst en fiscaal partnerschap
Aanleiding
Belastingplichtige (> 27 jaar) en haar vader besluiten vanwege zijn mogelijke toekomstige zorgbehoefte te gaan samenwonen. Zij wensen allebei zo veel mogelijk een zelfstandig leven te behouden. In dit kader zijn zij per 18 december 2023 een samenwoonovereenkomst aangegaan die zij bij de notaris hebben laten vastleggen. In deze overeenkomst staat dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren en dat ze gedurende de periode dat zij samenwonen een wederzijdse zorgverplichting hebben als bedoeld in artikel 1a van de Successiewet 1956. De zorgplicht strekt niet verder dan de verplichting over en weer bij te dragen aan de kosten van de huishouding. Daarnaast hebben zij afspraken gemaakt over de inboedel, en/of-rekening, ontbinding van de overeenkomst en is er een verblijvingsbeding opgenomen. Op 18 december 2023 schrijven zij zich in op hetzelfde woonadres in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP).
Vraag
Kwalificeren belastingplichtige en haar vader voor de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) als fiscale partners wanneer zij op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de BRP en een notariële samenwoonovereenkomst hebben gesloten?
Antwoord
Ja, zij zijn fiscale partners op grond van artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Op grond van dit artikel worden ongehuwd samenwonende meerderjarigen met een notarieel samenlevingscontract, die op hetzelfde woonadres in de BRP staan ingeschreven, aangemerkt als fiscaal partner. Als in het notarieel opgemaakte contract in ieder geval is vastgelegd wat de vermogensrechtelijke verhouding is tussen twee personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren, is sprake van een notarieel samenlevingscontract als bedoeld in de AWR. Daarbij is niet van belang dat het contract samenwoonovereenkomst is genoemd in plaats van samenlevingscontract.
Beschouwing
Fiscaal partnerschap
De algemene partnerregeling staat in artikel 5a AWR. Op grond van artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, AWR worden ongehuwd samenwonende meerderjarigen met een notarieel samenlevingscontract, die op hetzelfde woonadres in de BRP staan ingeschreven, aangemerkt als fiscale partners. Artikel 5a AWR geldt ook voor de inkomstenbelasting.
Notarieel samenlevingscontract
In de parlementaire geschiedenis is door de wetgever geen nadere toelichting gegeven over het vereiste van een notarieel samenlevingscontract als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, AWR.
Een samenlevingscontract vindt haar grondslag in het verbintenissenrecht. Met een samenlevingscontract kan op een informele wijze de vermogensrechtelijke verhouding worden geregeld tussen personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren. Daarnaast kunnen hierin aanvullende afspraken worden gemaakt. De wet stelt geen speciale regels voor de vorm en inhoud van een samenlevingscontract. Wel moet voor een aantal specifieke rechtsgevolgen het samenlevingscontract in notariële vorm worden opgemaakt.
De Rijksoverheid geeft een aantal voorbeelden waaraan gedacht kan
worden bij het opstellen van een samenlevingscontract (deze zijn niet limitatief en dienen slechts ter voorbeeld)[voetnoot 1]:
“Afspraken samenlevingscontract
U kunt in een samenlevingscontract afspraken maken.
Bijvoorbeeld over:
- de verdeling van de dagelijkse kosten zoals boodschappen en de huur van de woning;
- de bankrekening(en);
- de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen;
- de verdeling van de bezittingen als u uit elkaar gaat;
- de gezamenlijke bezittingen als u of uw partner overlijdt (een verblijvingsbeding).”
Aangezien de wet geen voorwaarden stelt aan de vorm en inhoud van een samenlevingscontract, is het niet relevant of een overeenkomst wordt aangeduid als samenwoonovereenkomst, samenlevingscontract of samenlevingsovereenkomst. Zolang ten minste de vermogensrechtelijke verhouding tussen twee personen die een gezamenlijke huishouding voeren is opgenomen in de overeenkomst, is een samenwoonovereenkomst gelijk te stellen aan het samenlevingscontract. In de onderhavige casus is hieraan voldaan.
Aangezien de samenwoonovereenkomst notarieel is vastgelegd en belastingplichtige en haar vader op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de BRP wordt aan alle voorwaarden van artikel 5a AWR voldaan. Belastingplichtige en haar vader kwalificeren daarom vanaf 18 december 2023 als fiscale partners voor de Wet IB 2001.
Ten overvloede, een persoon kan op enig moment slechts één fiscaal partner hebben. Indien sprake is van meer dan één notarieel samenlevingscontract, wordt op basis van artikel 5a, vijfde lid, AWR alleen de oudste overeenkomst in aanmerking genomen. Een notarieel samenlevingscontract met meer dan één persoon, wordt niet in aanmerking genomen.
Voetnoten
[voetnoot 1, terug naar tekst] Website van de Rijksoverheid geraadpleegd op 27 juni 2024: Waar moet ik aan denken bij een samenlevingscontract? | Rijksoverheid.nl.