Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:202:2024:5 Biologische sondevoeding en uitgaven voor specifieke zorgkosten

Aanleiding

Een kind van belastingplichtige heeft verschillende medische aandoeningen. Hierdoor kan het kind niet op normale wijze eten en is het volledig afhankelijk van sondevoeding. Daarnaast moet het kind zich volgens een door de huisarts ondertekende dieetbevestiging in 2022 aan meerdere diëten houden. Belanghebbende verkiest voor het kind biologische voeding boven reguliere voeding. Onder begeleiding en op advies van een arts wordt bij een bedrijf biologische sondevoeding afgenomen die op maat is gemaakt voor het kind van belastingplichtige. De kosten hiervan zijn hoger dan de kosten van reguliere sondevoeding en worden niet vergoed door de zorgverzekeraar. Reguliere sondevoeding wordt door de zorgverzekeraar wel vergoed.

Vragen

  1. Kwalificeren de kosten van (biologische) sondevoeding als uitgaven voor farmaceutische hulpmiddelen in de zin van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)?
  2. Kwalificeren de kosten van (biologische) sondevoeding als uitgaven voor (andere) hulpmiddelen in de zin van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001?
  3. Kwalificeren de kosten van (biologische) sondevoeding als uitgaven voor dieetkosten in de zin van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel f, Wet IB 2001?

Antwoorden

  1. Nee, (biologische) sondevoeding is geen (farmaceutisch) hulpmiddel. Sondevoeding bezit geen of niet alleen genees- of heelkundige werking.
  2. Nee, (biologische) sondevoeding is geen middel dat hulp of ondersteuning biedt en is dus geen ander hulpmiddel.
  3. Ja, net als reguliere voeding wordt de aftrek van de kosten van (biologische) sondevoeding beheerst door de forfaitaire regeling van de dieetaftrek. Indien aan de voorwaarden wordt voldaan, kunnen de forfaitaire bedragen voor de betreffende (biologische) diëten als uitgaven voor specifieke zorgkosten in aanmerking worden genomen.

Beschouwing

Vraag 1. Sondevoeding als farmaceutisch hulpmiddel

Op grond van artikel 6.17, aanhef en eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001 kwalificeren uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts als uitgaven voor specifieke zorgkosten.

Sondevoeding wordt niet verstrekt vanwege eventuele genees- of heelkundige werking, maar als alternatief voor eten.

Bovenstaande is in lijn met een uitspraak van rechtbank Noord-Nederland van 6 juli 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:2779. De rechtbank stelt vast dat farmaceutische hulpmiddelen slechts als doel hebben een ziekte of aandoening te behandelen of voorkomen. Als een middel ook voor andere doeleinden wordt gebruikt, is dit middel niet aftrekbaar als farmaceutisch hulpmiddel, ook niet als dit op medisch voorschrift gebeurt (r.o. 8). Sondevoeding heeft als primair doel om iemand van de benodigde voedingsstoffen te voorzien, ook als de sondevoeding daarnaast ziekte of aandoeningen behandelt of voorkomt. Sondevoeding is volgens de rechtbank dan ook gelijk te stellen met een op medisch voorschrift gevolgd dieet en niet met een farmaceutisch hulpmiddel, omdat een dieet dezelfde doelen heeft als sondevoeding (r.o. 9).

Aangezien sondevoeding niet kwalificeert als farmaceutisch hulpmiddel wordt niet toegekomen aan de vraag of het van belang is dat belastingplichtige heeft gekozen voor (duurdere) biologische sondevoeding (in plaats van reguliere sondevoeding).

Vraag 2. Sondevoeding als ander hulpmiddel

Op grond van artikel 6.17 aanhef en eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001 kwalificeren uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor andere hulpmiddelen, voor zover deze hulpmiddelen van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt, als uitgaven voor specifieke zorgkosten. Andere hulpmiddelen zijn voorzieningen en apparaten.

De Hoge Raad heeft in het verleden enkele keren geoordeeld dat voedingsmiddelen geen hulpmiddel zijn. Van zowel Jenever (HR 6 april 1977, ECLI:NL:HR:1977:AX3338), Fachingenwater (HR 19 januari 1977, BNB 1977/45; na verwijzing HR bij Gerechtshof Den Haag 20 september 1977, BNB 1978/333) en meer dan normale hoeveelheden melk, vruchtensappen en andere dranken (HR 16 december 1981, ECLI:NL:HR:1981:AW9368) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er geen sprake is van een ander hulpmiddel.

Aangezien sondevoeding niet kwalificeert als (ander) hulpmiddel wordt niet toegekomen aan de vraag of het van belang is dat belastingplichtige heeft gekozen voor (duurdere) biologische sondevoeding (in plaats van reguliere sondevoeding).

Vraag 3. Sondevoeding als uitgaven voor dieetkosten

Op grond van artikel 6.17, aanhef en eerste lid, onderdeel f, Wet IB 2001 kwalificeren uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor de extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet tot een bedrag als uitgaven voor specifieke zorgkosten.

Dit is nader uitgewerkt in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: URIB 2001). Hierin staat onder meer een tabel met ziektebeelden, aandoeningen, bijbehorende diëten en forfaitaire aftrekbedragen.

In de voorlopers van artikel 37 URIB 2001 (artikel 3e van de Uitvoeringsbeschikkingen inkomstenbelasting 1964 en artikel 11 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 1990) werd sondevoeding lang afzonderlijk genoemd als onderdeel van de dieetaftrek. Ook in artikel 37 URIB 2001 werd tot 1 januari 2010 sondevoeding afzonderlijk genoemd in bepaalde diëten.

Met ingang van 2010 is artikel 37 URIB 2001 zodanig herzien, dat het geen enkele verwijzing meer bevat naar vloeibare voeding of een sondevoedingsdieet. In de Ministeriële regeling van 17 december 2009 tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen, nr. DB 2009-735M, is niet expliciet aangegeven waarom vloeibare voeding of een sondevoedingsdieet niet meer afzonderlijk benoemd worden. Het volgende is opgemerkt in de toelichting:

“Naast een prijsupdate is deze nieuwe dieetkostentabel ook inhoudelijk herzien. De tabel is opgesteld door het Nibud in samenwerking met het Voedingscentrum en in overleg met de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD) en andere specialisten op het gebied van diëtetiek. Voor de vaststelling van de dieetkostentabel is een nieuwe benadering gekozen om te komen tot de vaststelling van de meerkosten. Nieuwe kennis en inzichten hebben geleid tot wijzigingen in de uitgangspunten voor dieetadvisering en productkeuzes.”

Dat sondevoeding met ingang van 2010 niet meer expliciet wordt genoemd in de dieetlijst van artikel 37 URIB 2001, lijkt het gevolg te zijn van de veronderstelling dat sondevoeding geen meerkosten heeft ten opzichte van vaste voeding. Wellicht omdat sondevergoeding in beginsel onder de basisverzekering valt.

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat sondevoeding op dezelfde wijze voor aftrek in aanmerking komt als reguliere voeding. Slechts als er sprake is van een voorgeschreven dieet is er, bij drukkende kosten, recht op een forfaitair bepaalde aftrek.

In de casus is sprake van biologische sondevoeding. Deze wordt – in tegenstelling tot reguliere sondevoeding – niet door de zorgverzekeraar vergoed. De kosten van het dieet drukken daarom op belanghebbende, waardoor recht bestaat op de forfaitaire aftrek. Dat de kosten voor biologische sondevoeding beduidend hoger liggen dan voor reguliere sondevoeding en daarmee het forfaitaire bedrag voor dieetkostenaftrek beduidend lager uitkomt dan de werkelijke kosten, doet niet ter zake.

Conclusie

(Biologische) sondevoeding is geen farmaceutisch hulpmiddel, omdat de sondevoeding geen of niet alleen genees- of heelkundige werking heeft. Tevens helpt of ondersteunt de (biologische) sondevoeding niet, waardoor het naar zijn aard geen (ander) hulpmiddel is.

(Biologische) sondevoeding valt net als reguliere sondevoeding onder de dieetkostenaftrek van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel f, Wet IB 2001. Dat betekent dat een forfaitair bepaald bedrag aftrekbaar is, indien de sondevoeding deel uitmaakt van een op medisch voorschrift gevolgd dieet. De kosten moeten wel op belastingplichtige drukken en belastingplichtige moet zich redelijkerwijs gedrongen voelen deze uitgaven te doen. Alleen als dat het geval is kwalificeren de kosten als uitgaven voor specifieke zorgkosten.

Deel deze pagina