Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:202:2024:9 Gezinshulp als uitgaven voor specifieke zorgkosten

Aanleiding

Een belastingplichtige ontvangt 24-uurszorg in verband met ziekte. Deze zorg omvat volgens belastingplichtige zowel huishoudelijke taken als persoonlijke verzorging en daarnaast licht medische handelingen. Belastingplichtige heeft de uitgaven voor deze zorg in zijn aangifte opgenomen als aftrekbare uitgaven voor extra gezinshulp. Ter onderbouwing van deze uitgaven is een factuur overgelegd met daarin een totaaloverzicht van de afgenomen uren, zonder splitsing naar aard van de werkzaamheden. De omschrijvingen luiden ‘slaapwacht’, ‘24-uurszorg slaapwacht’ en ‘waaknacht’. Volgens de factuur is een deel van de uren gedeclareerd via de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz). Alleen de niet vergoede uren zijn gefactureerd.

Vraag

Kwalificeren de uitgaven voor ‘slaapwacht’, ‘24-uurszorg slaapwacht’ en ‘waaknacht’ als uitgaven voor extra gezinshulp als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), voor zover de uitgaven meer bedragen dan de aftrekbeperking van artikel 6.17, derde lid, Wet IB 2001?

Antwoord

Voor zover de uitgaven voor ‘slaapwacht’, ’24-uurszorg slaapwacht’ en ‘waaknacht’ betrekking hebben op huishoudelijke hulp, kwalificeren deze uitgaven als uitgaven voor extra gezinshulp. Voor zover de uitgaven zien op andere vormen van zorg, zoals persoonlijke verzorging of licht medische behandelingen, is geen sprake van uitgaven voor extra gezinshulp. De factuur zal daarom een splitsing moeten maken in de verschillende soorten werkzaamheden die vallen onder ‘slaapwacht’, ’24-uurszorg slaapwacht’ en ‘waaknacht’. Zonder nadere onderverdeling kan namelijk niet worden bepaald welk deel van de kosten aftrekbaar is als uitgaven voor gezinshulp.

Naast de algemene voorwaarden die gelden voor het in aanmerking nemen van uitgaven voor specifieke zorgkosten, gelden nog enkele specifieke voorwaarden voor uitgaven voor extra gezinshulp. In artikel 6.17, derde en vierde lid, Wet IB 2001 is een drempelbedrag opgenomen en in het vijfde lid worden enkele administratieve voorwaarden gesteld.

Beschouwing

Wettelijk kader

Ingevolge artikel 6.1 Wet IB 2001 bestaat de persoonsgebonden aftrek onder andere uit het gezamenlijke bedrag van de in het kalenderjaar op de belastingplichtige drukkende persoonsgebonden aftrekposten. Uitgaven voor specifieke zorgkosten worden op grond van artikel 6.1, tweede lid, onderdeel d, Wet IB 2001 aangemerkt als persoonsgebonden aftrekposten.

Artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel e, Wet IB 2001 bepaalt dat uitgaven voor specifieke zorgkosten de uitgaven zijn die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor extra gezinshulp. Conform artikel 6.17 derde lid, Wet IB 2001 wordt gezinshulp als extra aangemerkt als de uitgaven voor gezinshulp meer bedragen dan het bedrag dat volgt uit de in het derde lid genoemde tabel. In het vierde lid van artikel 6.17 Wet IB 2001 is geregeld dat de uitgaven voor gezinshulp van belastingplichtigen die het gehele jaar als partner worden beschouwd, worden samengevoegd en dat voor de toepassing van het derde lid dan het gezamenlijke drempelinkomen van beide partners in aanmerking wordt genomen.

Volgens artikel 6.17, vijfde lid, Wet IB 2001 worden uitgaven voor extra gezinshulp slechts in aanmerking genomen voor zover zij blijken uit gedagtekende facturen waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze de naam en het adres van de gezinshulp zijn vermeld.

Drukkende uitgaven en redelijkerwijs gedrongen kunnen voelen

Allereerst moet worden bepaald of sprake is van drukkende kosten in de zin van artikel 6.1, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. Drukken betekent dat belastingplichtige deze uitgaven uit eigen middelen heeft betaald zonder verhaalsmogelijkheden op derden. Belastingplichtige heeft een vergoeding ontvangen op grond van de Wlz. De factuur ziet op de kosten die niet zijn vergoed. De in rekening gebrachte kosten drukken dus op belastingplichtige.

Daarnaast worden de uitgaven voor specifieke zorgkosten op grond van artikel 6.1, derde lid, Wet IB 2001 enkel in aanmerking genomen als de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen tot het doen van die uitgaven. In de onderhavige casus bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat aan deze voorwaarde niet wordt voldaan. 

NB: Indien belastingplichtige in verband met de zorgwerkzaamheden een eigen bijdrage inzake de Wlz dient te betalen, dan kan deze eigen bijdrage op grond van artikel 6.18, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001 niet in aftrek worden gebracht.

Uitgaven wegens ziekte of invaliditeit

Op grond van artikel 6.17, eerste lid, aanhef, Wet IB 2001 moeten de uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn gedaan vanwege ziekte of invaliditeit. In de onderhavige casus worden de uitgaven voor 24-uurszorg gedaan in verband met ziekte van de belastingplichtige.

Uitgaven voor extra gezinshulp

Artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel e, Wet IB 2001 bepaalt dat uitgaven voor specifieke zorgkosten de uitgaven zijn die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor extra gezinshulp.

Parlementaire geschiedenis

De huidige regeling voor specifieke zorgkosten kent zijn voorgangers in de regelingen voor buitengewone lasten (artikel 51 van het Besluit inkomstenbelasting 1941, artikel 46, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964) en buitengewone uitgaven (artikel 6.16, onderdeel a, juncto artikel 6.17, onderdeel b, Wet IB 2001, tekst tot 2009). Artikel 6.17 Wet IB 2001 is ontleend aan artikel 46, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964). Met de gewijzigde formulering van de wettekst is geen inhoudelijke wijziging beoogd (Kamerstukken II 1989/99, 26 727, nr. 3, p. 257). In de parlementaire geschiedenis bij de wijzigingen in de Wet IB 1964 in 1971 wordt geen nadere invulling gegeven aan het begrip ‘gezinshulp’, zo constateert Van Soest in WFR 1974/974.

Ook in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel van de huidige regeling voor de uitgaven van specifieke zorgkosten is vermeld dat de uitgaven wegens ziekte of invaliditeit voor extra gezinshulp in beginsel in dezelfde omvang en onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar blijven als onder buitengewone uitgavenregeling (Kamerstukken II 2008/09, 31 706, nr. 3, p. 47).

Rechtspraak

Omdat geen inhoudelijke wijziging is beoogd, heeft jurisprudentie gewezen onder de Wet IB 1964 zijn betekenis gehouden.

Al in 1974 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een gezinshulp de huishoudelijke taken in het gezin van de zieke of gehandicapte geheel of gedeeltelijk overneemt en dat bijvoorbeeld uitgaven voor persoonlijke verzorging niet tot de kosten van gezinshulp dienen te worden gerekend (HR 13 november 1974, ECLI:NL:HR:1974:AX4304).

In 1975 beslist de Hoge Raad dat de uitleg dermate limitatief is dat uitgaven die worden gedaan om te voorkomen dat gezinshulp dient te worden ingehuurd niet als kosten van gezinshulp kunnen worden aangemerkt. Hierbij kan worden gedacht aan kosten van eten buitenshuis zodat een gezinshulp geen maaltijden hoeft klaar te maken (HR 22 januari 1975, ECLI:NL:PHR:1975:AX4047). Kosten die worden gemaakt ter vervanging dan wel voor het overbodig maken van gezinshulp (zogenaamde conversie-uitgaven) kunnen derhalve niet als uitgaven wegens gezinshulp worden aangemerkt. 

In 1997 bevestigt de Hoge Raad het oordeel van het Hof in een zaak waarbij belastingplichtige en zijn echtgenote beiden visueel gehandicapt zijn en op een 8-daagse excursiereis worden begeleid. De reiskosten van de begeleiders kunnen volgens het Hof niet worden aangemerkt als uitgaven voor extra gezinshulp. Volgens het Hof is namelijk geen sprake van het verrichten van huishoudelijke hulp dan wel het uitoefenen van taken binnen het huishouden van belanghebbende, maar van een vriendendienst waarbij de begeleiding van belanghebbende en zijn echtgenote en niet zo zeer de huishoudelijke hulpverlening op de voorgrond stond (HR 7 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3237).

Uit het voorgaande blijkt dat het begrip gezinshulp beperkt door de Hoge Raad wordt uitgelegd en wordt beperkt tot huishoudelijke taken dan wel het uitoefenen van taken binnen het huishouden.

Albregtse geeft een aantal voorbeelden van uitgaven die kunnen worden aangemerkt als uitgaven voor ‘extra gezinshulp’:

  • hulp bij het doen van boodschappen;
  • hulp bij het verzorgen van maaltijden, wassen, strijken;
  • hulp bij het schoonhouden van de woning, het schrobben van de straat en het bijhouden van de tuin;
  • hulp bij het verzorgen, opvangen en begeleiden van kinderen;
  • hulp bij het verrichten van huis-, tuin- en keukenklusjes.

(D.A. Albregtse, Buitengewone lasten (Fed Fiscale Brochures), Deventer: FED 1998, p. 70-72)

In de lagere rechtspraak is het begrip gezinshulp door een aantal hoven ruimer uitgelegd. Zo worden bijvoorbeeld de kosten van de oppas van belanghebbende (Hof ’s-Hertogenbosch 12 december 1975, ECLI:NL:GHSHE:1975:AX3884), de voorziening in behoefte aan gezelschap (Hof ’s-Gravenhage 31 maart 1977, ECLI:NL:GHSGR:1977:AX3137) en begeleiding door een vader van een in een AWBZ-instelling verblijvende zoon aangemerkt als uitgaven voor extra gezinshulp (Hof Arnhem-Leeuwarden 18 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2265).

De uitleg van de hoven wijkt zodanig af van de uitleg die de Hoge Raad geeft aan het begrip gezinshulp dat deze uitspraken niet als uitgangspunt worden genomen. De Hoge Raad heeft in 1974 geoordeeld dat gezinshulp moet worden uitgelegd als huishoudelijke taken en dat persoonlijke verzorging daar niet onder valt. In 1997 oordeelde de Hoge Raad dat het gaat om huishoudelijke hulp en taken in de huishouding. Deze uitspraak dateert van na de door het Hof gedane uitspraken waarin werd geoordeeld dat ook gezelschap onder gezinshulp valt. De Hoge Raad is dus niet afgestapt van zijn beperkte uitleg.  

Gezien deze beperkte uitleg kunnen alleen de kosten van hulp bij huishoudelijke taken worden aangemerkt als uitgaven voor gezinshulp. Persoonlijke verzorging en licht medische handelingen vallen hier niet onder. Daarnaast kwalificeren ook de uitgaven die gezinshulp overbodig maken niet als gezinshulp (conversie-uitgaven).

Om te bepalen welk deel van de factuur aftrekbaar is als uitgaven voor  gezinshulp moet worden gekeken welke werkzaamheden vallen onder 24-uurszorg, slaapwacht en waaknacht.

24-uurszorg, slaapwacht en waaknacht

Volgens belastingplichtige omvat de 24-uurszorg in ieder geval hulp bij huishoudelijke taken, persoonlijke verzorging en licht medische handelingen.

Om te bepalen wat onder 24-uurszorg wordt verstaan kan worden aangesloten bij de definitie zoals gehanteerd door het Zorginstituut Nederland.[Voetnoot 1] Met 24-uurszorg wordt bedoeld dat de persoon blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg nabij of permanent toezicht. Normaal gesproken wordt deze zorg geleverd vanuit de Wlz. Wanneer belastingplichtige niet in een instelling maar thuis verblijft, kan deze zorg ook worden geleverd door middel van een volledig pakket thuis, een modulair pakket thuis of via een persoonsgebonden budget. In dit geval kunnen vanuit de Wlz verschillende vormen van zorg worden geleverd waaronder; verpleging, persoonlijke verzorging, begeleiding, behandeling, vervoer naar behandeling en/of begeleiding, verstrekken van eten en drinken, schoonhouden van de woonruimte en andere huishoudelijk hulp en logeeropvang. Gezien de beperkte uitleg die de Hoge Raad heeft gegeven, kwalificeert alleen de zorgvorm ‘verstrekken van eten en drinken, schoonhouden van de woonruimte en andere huishoudelijke hulp’ als gezinshulp.

Van de termen slaapwacht of waaknacht is in wet- en regelgeving geen definitie opgenomen. Ook het Zorginstituut Nederland geeft hiervan geen definitie. Op basis van hetgeen door (particuliere) zorgverleners als slaapwacht of waaknacht wordt aangeboden, kan worden aangenomen dat het gaat om verschillende vormen van nachtzorg. Bij lichte nachtzorg wordt gesproken over een slaapwacht. De zorgverlener slaapt dan zelf ook en verleent slechts enkele keren per nacht ondersteuning. De zorgverlener heeft dan een signalerende en ondersteunende functie. Indien nodig helpt de zorgverlener bij de persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken. Bij intensieve nachtzorg wordt vaak gesproken over een waaknacht. In dit geval blijft de zorgverlener de hele nacht wakker en kan daarnaast ook sprake zijn van verpleegkundige zorg, zoals bijvoorbeeld wondverzorging. In alle gevallen van nachtzorg kan dus sprake zijn van hulp bij de huishoudelijke taken.

Alleen voor zover de gefactureerde uren zien op hulp bij de huishoudelijke taken kwalificeren deze als gezinshulp. Dit geldt dus niet voor de gefactureerde uren die zien op persoonlijke verzorging of licht medische behandelingen. Aangezien in de huidige casus niet uit de factuur blijkt welk deel van de uitgaven ziet op huishoudelijke taken, kan niet worden bepaald welk deel van de kosten aftrekbaar is als uitgaven voor gezinshulp.  

NB: De kosten van verpleging en verzorging zijn eventueel aftrekbaar als genees- en heelkundige hulp. Het onderverdelen van de zorg in de verschillende categorieën van artikel 6.17, eerste lid, Wet IB 2001 is onder meer van belang voor de verhoging van bepaalde uitgaven voor specifieke zorgkosten op grond van  artikel 6.19 Wet IB 2001.

[Voetnoot 1, terug naar tekst] https://www.zorginstituutnederland.nl/Verzekerde+zorg/wlz-algemeen-hoe-werkt-de-wet-langdurige-zorg

Deel deze pagina