KG:202:2025:10 Gift aan stichting (APV)
Publicatiedatum 21-07-2025, 17:56 | Laatste update 21-07-2025, 17:56 |
Aanleiding
Een stichting kwalificeert als afgezonderd particulier vermogen (hierna: APV) zoals bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). De inbrenger van het vermogen in de stichting is overleden. Hierdoor wordt het vermogen van de stichting fiscaal gezien toegerekend aan diens erfgenamen. Daarnaast is door de inbrenger een tweede stichting opgericht welke niet kwalificeert als APV. Beide stichtingen schenken een deel van de opbrengsten van het stichtingskapitaal aan een algemeen nut beogende instelling (hierna: ANBI).
Vragen
1. Kan een gift die door een als APV gekwalificeerde stichting aan een ANBI wordt gedaan voor een evenredig deel worden geacht te zijn gedaan door de afzonderlijke erfgenamen?
2. Kan een gift die door een niet als APV gekwalificeerde stichting aan een ANBI wordt gedaan voor een evenredig deel worden geacht te zijn gedaan door de afzonderlijke erfgenamen?
Antwoorden
1. Ja, een gift door een APV wordt toegerekend aan de afzonderlijke erfgenamen. Wanneer aan de voorwaarden van de giftenaftrek wordt voldaan, kunnen de erfgenamen een evenredig deel van de gift van de APV aan een ANBI in aanmerking nemen als persoonsgebonden aftrekpost.
2. Nee, een gift door een niet als APV kwalificerende stichting kan niet worden toegerekend aan de afzonderlijke erfgenamen. Dit is alleen anders wanneer er sprake is van een fiscaal transparante stichting.
Beschouwing
De stichting als APV
In de casus wordt de stichting aangemerkt als een APV. In artikel 2.14a, eerste lid, Wet IB 2001 is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en uitgaven van een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in het tweede lid, geacht bij degene die dat vermogen bij leven of bij overlijden heeft afgezonderd tot zijn bezit te behoren, onderscheidenlijk op te komen (toerekening). Na het overlijden van de persoon, bedoeld in de eerste volzin, worden de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en uitgaven van een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in het tweede lid, toegerekend aan diens erfgenamen, per erfgenaam in dezelfde verhouding als hij verkrijger krachtens erfrecht is van de overledene.”
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1559, r.o. 2.5, de bedoeling van artikel 2.14a Wet IB 2001 als volgt weergegeven:
“(…) Met artikel 2.14a Wet IB 2001 heeft de wetgever beoogd dat vermogensbestanddelen die in een afgezonderd particulier vermogen worden ingebracht dezelfde fiscale behandeling krijgen als vermogensbestanddelen die niet op zodanige wijze zijn afgezonderd. De inbrenger wordt geacht de afgezonderde vermogensbestanddelen gedurende zijn leven onverkort te blijven bezitten.”
Uit de tekst van artikel 2.14a, eerste lid, Wet IB 2001 en het arrest van 28 oktober 2022 blijkt dat wanneer sprake is van een APV niet alleen de bezittingen en schulden van het APV worden geacht tot het bezit van de inbrenger of diens erfgenamen te behoren, maar dat ook de opbrengsten en de uitgaven worden geacht bij hen op te komen. Dit betekent dat de giften die de stichting aan een ANBI doet, worden geacht te zijn of worden gedaan door de inbrenger of diens afzonderlijke erfgenamen.
Voor de aftrekbaarheid van de giften moet door de afzonderlijke erfgenamen worden voldaan aan de voorwaarden uit artikel 6.1 Wet IB 2001 en afdeling 6.9 van de Wet IB 2001. Doordat het vermogen van het APV wordt toegerekend aan de erfgenamen, wordt de gift vanuit het APV ook geacht te drukken op de erfgenamen. Voor de giftenaftrek betekent het verder bijvoorbeeld dat de drempel en het plafond voor het in aanmerking nemen van andere giften per erfgenaam wordt toegepast.
NB: als sprake is van fiscale transparantie van de stichting leidt dat op die grond al tot toerekening van de bezittingen en schulden aan inbrenger of diens erfgenamen. Deze behandeling volgt mede uit het arrest HR 14 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:241, waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de transparantieleer vóórgaat op de toepassing van de APV-wetgeving. Degene die beschikt over het vermogen van de stichting als ware het zijn eigen vermogen kan de giften ook in aftrek brengen.
De niet als APV kwalificerende stichting
In de situatie dat een stichting niet kwalificeert als APV ontstaat een andere situatie. Een stichting is een zelfstandige entiteit en er zijn geen bepalingen die het vermogen van een stichting of de inkomsten en uitgaven van een stichting toerekenen aan een oprichter hiervan of zijn eventuele erfgenamen. Hierdoor kunnen de betreffende giften niet worden geacht te zijn gedaan door de onderscheidenlijke afzonderlijke erfgenamen. De voorgenoemde bepaling van artikel 2.14a, eerste lid, Wet IB 2001 is dan ook niet van toepassing wanneer de stichting niet als APV kwalificeert. Tijdens de parlementaire behandeling van artikel 2.14a Wet IB 2001 is hierover inzake een sociaal belang behartigende instelling (hierna: SBBI) bijvoorbeeld het volgende opgemerkt:
“Om misverstanden te voorkomen is in de definitie van een afgezonderd particulier vermogen uitdrukkelijk opgenomen dat een instelling die een sociaal belang behartigt zoals genoemd in artikel 32, eerste lid, onderdeel 8, van de Successiewet 1956, (SBBI), niet wordt aangemerkt als een afgezonderd particulier vermogen. De bezittingen en schulden alsmede de inkomsten en uitgaven van een SBBI worden niet toegerekend aan de inbrenger of diens erfgenamen. Een zelfde regeling geldt op grond van artikel 6.33 van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor de bezittingen en schulden en de inkomsten en uitgaven van een algemeen nut beogende instelling (ANBI): ook hier vindt geen toerekening ingevolge artikel 2.14a Wet inkomstenbelasting 2001 plaats.”
NvW, Kamerstukken II 2008/09, 31930, nr. 10, p. 24.
In lijn met de toelichting in de parlementaire behandeling over de SBBI geldt hetzelfde ook voor andere niet APV stichtingen. Dit is slechts anders wanneer er sprake is van een fiscaal transparante stichting. Zoals hiervoor opgemerkt worden bij een fiscaal transparante stichting wel alle bezittingen, schulden, ontvangsten en uitgaven aan de erfgenamen toegerekend.