Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Op deze pagina

KG:204:2022:10 Verlegging inhoudingsplicht, artikel 64 AWR

Aanleiding

Twee stichtingen zijn op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) inhoudingsplichtig voor hun drie werknemers. Het betreft drie bestuurders die tot beide stichtingen in dienstbetrekking staan. Er is op dit moment één bestuurder wiens loon boven het maximum bijdrage loon voor de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) uitkomt.[voetnoot1] Het is op grond van de Wet LB niet toegestaan om de inhoudingsplicht en de daarmee samenhangende verplichtingen te verleggen naar één van beide stichtingen.

Vraag

Kan de inspecteur op grond van artikel 64 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) toestaan dat de stichtingen de inhoudingsplicht en de daarmee samenhangende verplichtingen van de Wet LB ten aanzien van de bestuurders met een dubbel dienstverband verleggen naar één van hun beiden?

Antwoord

Nee, omdat de formalisering niet mag leiden tot een lagere schuld (voorwaarde 1). Bovendien draagt de beoogde formalisering niet bij aan een doelmatige heffing (voorwaarde 2). De stichtingen kunnen wel artikel 27e Wet LB toepassen om de administratieve lasten te beperken.

Beschouwing

Ter bevordering van een doelmatige formalisering van de uit een belastingwet voortvloeiende schuld kan de inspecteur op grond van artikel 64 AWR onder voorwaarden afwijken van het overigens bij of krachtens de belastingwet bepaalde. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het artikel beoogt de materiële belastingschuld op een praktische en efficiënte wijze af te wikkelen.[voetnoot2]

In dit geval wordt niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 64 AWR. De verlegging van de inhoudingsplicht heeft immers (mogelijk) gevolgen voor de hoogte van de materiële belastingschuld (voorwaarde 1):

  • De verlegging heeft mogelijk consequenties voor de afrekening van de WKR. Deze wordt immers per inhoudingsplichtige bepaald.[voetnoot3]
  • De verlegging heeft gevolgen voor de omvang van de verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage Zvw (hierna: IAB Zvw).[voetnoot4] Deze is per inhoudingsplichtige verschuldigd tot het maximum bijdrage inkomen. De Zvw kent géén teruggavebepaling als ten aanzien van een zelfde werknemer door meerdere werkgevers de werkgeversbijdrage verschuldigd is en het totaal van de over het loon van de werknemer betaalde werkgeversbijdrage over de meerdere dienstverbanden bezien het bedrag van de enkelvoudige maximumbijdrage overschrijdt.

De stichting naar wie de inhoudingsplicht zou moeten worden verlegd, is bereid om 2 keer IAB Zvw te heffen over het maximumbijdrageloon om ervoor te zorgen dat de materiële belastingschuld niet lager is dan vóór toepassing van artikel 64 AWR. Dit draagt echter niet bij aan een doelmatige wijze van afwikkeling van de IAB Zvw schuld voor de Belastingdienst (voorwaarde 2). Het 2 keer heffen over het maximumbijdrageloon door dezelfde inhoudingsplichtige leidt immers tot signalen/uitval in de systemen van de Belastingdienst. De kennisgroep is van mening dat de toepassing van artikel 64 AWR moet bijdragen aan een doelmatige formalisering van de belastingschuld voor zowel de belastingplichtige als de Belastingdienst. De formalisering of het wegnemen van de (mogelijke) gevolgen moet bijdragen aan een doelmatige heffing, gelet op administratieve lasten, uitvoeringskosten en complexiteit en de belangen van derden, zoals werknemers.

Voetnoten

[Voetnoot1, terug naar tekst] Ingevolge artikel 5.2 Regeling zorgverzekering.

[Voetnoot2, terug naar tekst] Zie HR 11 augustus 2017, ECLI:NL:HR:2017:1608 (2.3.2) en o.a. Kamerstukken II 2005/06, 30322, nr 3, p. 3-17 en Kamerstukken II 2005/06, 30322, nr. 7, p. 3-4.

[Voetnoot3, terug naar tekst] Artikel 31a, eerste lid, Wet LB). De enige uitzondering hierop is de concernregeling van artikel 32 Wet LB.

[Voetnoot4, terug naar tekst] Artikel 42 Zvw (werkgeversbijdrage).

Deel deze pagina