KG:204:2022:17 Begrip inhoudingsplichtige reseigneringsplicht
Publicatiedatum 28-02-2023, 15:34 | Laatste update 28-03-2023, 10:12 |
Aanleiding
Een in België gevestigde entiteit heeft een of meer personen in dienstbetrekking en maakt daarnaast gebruik van de diensten en werkzaamheden van een in Nederland wonende zelfstandige. De Belgische entiteit verricht geen activiteiten in Nederland en heeft ook geen personen in dienst van wie het loon is onderworpen aan de inkomstenbelasting in Nederland. Zodoende wordt de Belgische entiteit niet als inhoudingsplichtige beschouwd op grond van artikel 6, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). De vraag is opgekomen of de Belgische werkgever desondanks de bedragen die hij heeft uitbetaald aan de in Nederland wonende zelfstandige moet melden bij de Belastingdienst op grond van artikel 10.8 ,eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB) in samenhang met artikel 22a, eerste lid, onderdeel a, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (hierna: UBIB).
Vraag
Is een niet in Nederland wonende of gevestigde werkgever (hierna: buitenlandse werkgever) een inhoudingsplichtige voor de toepassing van artikel 22a, eerste lid, onderdeel a, UBIB?
Antwoord
Nee, tenzij deze ten aanzien van één of meerdere dienstbetrekkingen een inhoudingsplicht heeft in Nederland op grond van de Wet LB.
Beschouwing
Aangewezen administratieplichtigen[voetnoot1] zijn op grond van artikel 53 in samenhang met artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gehouden om gegevens en inlichtingen ten behoeve van de belastingheffing van derden, waarvan de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn, op eigener beweging te verstrekken aan de inspecteur (Belastingdienst) onder vermelding van het burgerservicenummer (hierna: bsn) van die derde. Op basis hiervan zijn onder andere banken en pensioenuitvoerders aangewezen[voetnoot2] om bepaalde gegevens en inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de inkomstenbelasting te verstrekken aan de Belastingdienst (renseigneringsplicht).
Daarnaast vraagt de Belastingdienst middels het formulier IB-47 gegevens uit over uitbetalingen door opdrachtgevers aan opdrachtnemers die in de inkomstenbelasting kwalificeren als resultaat uit overige werkzaamheden.[voetnoot3] Tot begin 2018 werd hierbij gebruikgemaakt van het bsn. Hiervoor bleek echter geen solide wettelijke basis, waardoor de uitvraag van het bsn is stopgezet.[voetnoot4] Omdat voor de belastingheffing de gegevens en inlichtingen uit het formulier IB-47 van groot belang zijn, is onderzocht wat binnen de wettelijke kaders mogelijk en wenselijk is voor de periodieke renseignering van deze gegevens en inlichtingen onder vermelding van het bsn. Op basis van dit onderzoek is artikel 22a UBIB ingevoerd die eenzelfde grondslag kent als de bestaande renseigneringsbepaling.[voetnoot5]
In het eerste lid van artikel 22a UBIB zijn met ingang van 1 januari 2022 twee categorieën administratieplichtigen aangewezen, waaronder:
- “inhoudingsplichtigen als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 die een of meer betalingen doen aan een natuurlijk persoon inzake voor de inhoudingsplichtige of een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap als bedoeld in artikel 10a, zevende lid, van die wet verrichte werkzaamheden en diensten;
- […]“
Inhoudingsplichtigen zijn aldus verplicht om spontaan gegevens en inlichtingen over betalingen te verstrekken aan de Belastingdienst waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor de inkomstenbelasting.
In artikel 6, eerste lid, Wet LB wordt inhoudingsplichtige gedefinieerd als:
- “degene, tot wie een of meer personen in dienstbetrekking staan;
- […]“
In het tweede lid van artikel 6 Wet LB staat vervolgens:
“Wie niet in Nederland woont of gevestigd is, wordt slechts als inhoudingsplichtige beschouwd voor zover hij:
- in Nederland een vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf, beroep of andere bezigheid of een in Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger heeft, dan wel
- een of meer personen in dienst heeft van wie het loon is onderworpen aan de inkomstenbelasting, met betrekking tot deze personen de loonadministratie in Nederland houdt en zich voor deze personen als inhoudingsplichtige bij de inspecteur heeft gemeld.“
Volgens de Hoge Raad[voetnoot6] wordt met het woord “beschouwd” in artikel 6, tweede lid, Wet LB tot uitdrukking gebracht dat een werkgever, “hoewel van inhoudingsplicht vrijgesteld, niet de status verliest van inhoudingsplichtige als bedoeld in het eerste lid van dat artikel”. Het hof had daarom volgens de Hoge Raad terecht het standpunt van belanghebbende verworpen dat zijn buitenlandse werkgever geen inhoudingsplichtige was en hij daarom geen werknemer was in de zin van artikel 2, eerste lid, Wet LB.
De beperking van artikel 6, tweede lid, Wet LB is dus volgens de Hoge Raad niet van belang voor de uitleg van het begrip werknemer; relevant is slechts of er een dienstbetrekking is. Dat werpt vervolgens de vraag op of dit ook geldt voor andere wettelijke bepalingen waarin het begrip inhoudingsplichtige voorkomt.[voetnoot7] Moet het begrip inhoudingsplichtige in andere bepalingen ook zo ruim worden uitgelegd of gaat het om de inhoudingsplichtige die ook als zodanig wordt beschouwd in de zin van artikel 6, tweede lid, Wet LB?
Volgens de kennisgroep moet het begrip in beginsel ruim worden uitgelegd als de wetgever verwijst naar het begrip inhoudingsplichtige als bedoeld in de Wet LB. Voor de status van inhoudingsplichtige is immers in eerste instantie niet relevant of er ook een verplichting tot inhouding en afdracht bestaat.
Volgens de kennisgroep is dit echter anders wanneer uit de context van een specifieke bepaling (waaronder de totstandkoming en de vormgeving van die bepaling) blijkt dat een ander begrip is bedoeld.[voetnoot8] Of een buitenlandse werkgever aangemerkt moet worden als inhoudingsplichtige voor de toepassing van artikel 22a UBIB is dus afhankelijk van de context van die bepaling.
Het doel van de renseigneringsplicht in artikel 22a UBIB is om de benodigde contra-informatie voor de aanslagregeling te verzamelen (om de aangiften inkomstenbelasting te kunnen controleren of te detecteren wanneer onterecht geen aangifte van inkomsten is gedaan) en voor het aanvullen van de vooringevulde aangifte (VIA).[voetnoot9] Vanuit dit doel bezien valt niet direct op te maken dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen binnenlandse en buitenlandse werkgevers. Beiden kunnen immers relevante contra-informatie bezitten voor de aangifte van een Nederlandse opdrachtnemer.
Maar uit de nota van toelichting[voetnoot10] (hierna: NvT) valt af te leiden dat de renseigneringsplicht alleen is bedoeld voor inhoudingsplichtigen die reeds administratieve verplichtingen in Nederland hebben. Artikel 22a, eerste lid, UBIB wijst namelijk inhoudingsplichtigen aan als administratieplichtigen omdat zij
“al wettelijk verplicht [zijn] om persoonsgegevens van werknemers, waaronder het bsn, te verwerken. Van deze groep mag derhalve redelijkerwijs worden verwacht dat zij zorgvuldig met de persoonsgegevens in de administratie omgaat en op korte termijn aan de betreffende renseigneringsverplichting kan voldoen”.[voetnoot11]
Hieruit leidt de kennisgroep af dat bedoeld is om de renseigneringsverplichting alleen op te leggen aan inhoudingsplichtigen die reeds administratieve verplichtingen in Nederland hebben. Zij zijn immers bekend met het verwerken van het bsn en zodoende in staat om op korte termijn aan de renseigneringsverplichting te voldoen terwijl dit bij een buitenlandse werkgever in de regel niet het geval zal zijn.
Verder worden in het tweede lid van artikel 22a UBIB betalingen voor werkzaamheden als werknemer, artiest of beroepssporter als bedoeld in de Wet LB, uitgesloten van de renseigneringsplicht. Daarover staat in de NvT opgemerkt dat als de werkzaamheden in die hoedanigheid zijn verricht, de betaling al onder de loonbelasting valt en deze reeds wordt gerenseigneerd.[voetnoot12] Ook dit duidt op een enge interpretatie van het begrip inhoudingsplichtige, namelijk werkgevers die ook daadwerkelijk verplicht zijn loonbelasting in te houden en af te dragen. Alleen van die inkomsten kan immers gezegd worden dat de betaling al onder de loonbelasting valt.
Alles overwegende is de kennisgroep van mening dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 22a UBIB kan worden afgeleid dat met “de inhoudingsplichtige als bedoeld in de Wet LB” wordt bedoeld een inhoudingsplichtige die tevens een verplichting tot inhouding en afdracht heeft op grond van de Wet LB. De kennisgroep adviseert om artikel 22a, eerste lid, onderdeel a, UBIB op dit punt te verduidelijken.
Voetnoten
[Voetnoot1, terug naar tekst] Administratieplichtigen zijn gedefinieerd in artikel 52, tweede lid, AWR en betreffen onder andere lichamen en natuurlijke personen die inhoudingsplichtige zijn.
[Voetnoot2, terug naar tekst] Artikel 10.8, eerste lid, Wet IB in samenhang met artikel 22 UBIB.
[Voetnoot3, terug naar tekst] Kamerstukken II 2019/20, 31066, nr. 677, p. 1.
[Voetnoot4, terug naar tekst] 21e Halfjaarsrapportage van de Belastingdienst (bijlage bij Kamerstukken II 2017/18,
31066, nr. 401).
[Voetnoot5, terug naar tekst] Besluit van 7 juli 2021 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, Stb. 2021, 358, p. 3.
[Voetnoot6, terug naar tekst] HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4763.
[Voetnoot7, terug naar tekst] Zie o.a. de noot van A.L. Mertens bij het arrest van de HR 20 juni 2008 in BNB 2008/231 en S. Spauwen, De kwalificatie van de buitenlandse (rechts)persoon als inhoudingsplichtige in WFR 2015/1003.
[Voetnoot8, terug naar tekst] Vergelijk S. Spauwen, De kwalificatie van de buitenlandse (rechts)persoon als inhoudingsplichtige, WFR 2015/1003.
[Voetnoot9, terug naar tekst] Stb. 2021, 358, Stb. 2021, 358, p. 6-8.
[Voetnoot10, terug naar tekst] Stb. 2021, 358.
[Voetnoot11, terug naar tekst] Stb. 2021, 358, p. 4.
[Voetnoot12, terug naar tekst] Stb. 2021, 358, p. 5.