KG:204:2022:26 Fondsenvrijstelling onder de werkkostenregeling
Aanleiding
Een werkgever en haar werknemers willen de handen ineenslaan en een personeelsfonds instellen dat op aanvraag discretionair uitkeringen/ subsidies gaat verstrekken aan werknemers die in de privésfeer kampen met verduurzamingsvraagstukken. De middelen van het personeelsfonds zullen volledig worden beheerd door een gelijk aantal werknemers en vertegenwoordigers van de werkgever die volledige zeggenschap hebben over de uitgaven uit het personeelsfonds. De werkgever stort (met aantal werknemers als verdeelsleutel) een onvoorwaardelijk bedrag in het personeelsfonds. Daarnaast storten ook de werknemers eenzelfde bijdrage in het personeelsfonds, die in beginsel op hun nettoloon wordt ingehouden.
De volgende elementen zijn hierbij relevant:
- De bijdrage van de werknemers aan het personeelsfonds is steeds tenminste gelijk aan de bijdrage van de werkgever. De werkgever denkt aan € 15 per persoon per maand.
- De uitkeringen zien niet op ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie en/of overlijden.
- De werknemers hebben geen recht op een uitkering; de uitkeringen zijn niet afdwingbaar maar discretionair. Er is geen sprake van een aanspraak in de zin van artikel 10, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB).
- De bijdrage aan het personeelsfonds wordt afzonderlijk geadministreerd.
- Het personeelsfonds beschikt over een aparte bankrekening.
- De werkgever verstrekt de werknemers die participeren in het personeelsfonds een vergoeding die gelijk is aan hun netto bijdrage (waarschijnlijk € 15 per persoon). Werknemers die niet participeren krijgen deze vergoeding niet.
- Het recht op de vergoeding is vastgelegd in het personeelsreglement. Tevens is hierin opgenomen dat de vergoeding wordt aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de zin van artikel 31, eerste lid, onderdeel f, Wet LB.
Vraag
Is de fondsenvrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel n, Wet LB in deze casus van toepassing?
Antwoord
Nee, in dit geval is de fondsenvrijstelling niet van toepassing omdat er sprake is van strijd met doel en strekking van de wet.
Beschouwing
Wet-, regelgeving en jurisprudentie
De werkgever kan de fondsenvrijstelling toepassen als hij “gedurende de laatstverlopen vijf kalenderjaren evenveel of minder heeft bijgedragen dan de bij het fonds betrokken werknemers.” Aan deze voorwaarde is voldaan als, bezien over de totale periode van de voorafgaande vijf kalenderjaren, de bijdrage van de inhoudingsplichtige even groot of kleiner was dan de totale bijdrage van de bij het fonds betrokken werknemers.
De wettelijke eis met betrekking tot de verhouding tussen werkgevers- en werknemersbijdragen geldt niet per kalenderjaar; dus in een gegeven jaar kan een werknemer meer of minder bijdragen dan de inhoudingsplichtige.[voetnoot1] De eis impliceert ook niet dat ieder jaar moet worden bijgedragen door de werknemer en de inhoudingsplichtige. Deze eis houdt echter wel in dat in de referte periode van vijf jaar de bij het fonds betrokken werknemers iets moet hebben bijgedragen.[voetnoot2] De Hoge Raad overweegt in zijn arrest[voetnoot3] van 9 augustus 2013 dat de fondsenvrijstelling niet kan worden toegepast in gevallen waarin de bijdrage van de bij het fonds betrokken werknemers in de vijf voorafgaande kalenderjaren symbolisch is geweest.
Symbolische bijdrage?
Wanneer is sprake van een symbolische bijdrage? Hof Amsterdam[voetnoot4] omschrijft dit als volgt:
“Niet valt in te zien dat een dergelijk geringe bijdrage, waaraan voor de fondsvorming geen enkele wezenlijke betekenis toekomt en die door de (ex- )werknemers feitelijk ook niet als last van enige materiële betekenis kan zijn gevoeld, tot een andere uitkomst zou moeten leiden dan in de situatie waarin werknemers in de laatstverlopen vijf kalenderjaren niet hebben bijgedragen.”
In de aangehaalde zaak bedroeg het fondsvermogen € 1.000.000 waaraan de werknemers € 500 hadden bijgedragen. De Hoge Raad[voetnoot5] stelt dat de fondsenvrijstelling van toepassing is als “de uitkeringen uitsluitend of voor een belangrijk deel worden gedaan uit door de werknemers zelf bijeengebrachte gelden”. Daarvan is geen sprake in gevallen waarin de bijdrage van de bij het fonds betrokken werknemers in de vijf voorafgaande kalenderjaren symbolisch is.
In onderhavige situatie is gegeven dat de werknemers vanuit hun nettoloon een zelfde bijdrage storten als de werkgever. De omvang van de bijdrage aan het fonds kan niet als symbolisch worden aangemerkt.
Strijd met doel en strekking van de wet
De vraag is wel of sprake is van “door de werknemers zelf bijeengebrachte gelden”.[voetnoot6] Naar de mening van de kennisgroep is dit niet het geval. De fondsenvrijstelling strekt ertoe uitkeringen die uitsluitend of voor een belangrijk deel worden gedaan uit bijdragen van werknemers vrij te stellen om dubbele heffing over werknemersloon te voorkomen. Hiermee is volgens de kennisgroep niet verenigbaar dat de vrijstelling wordt toegepast in gevallen waarin fondsuitkeringen in feite bijeen worden gebracht door de werkgever. De werknemers zien hun bijdrage immers volledig gecompenseerd door een vergoeding van de werkgever. Het vrijstellen van uitkeringen die gefinancierd zijn door de werkgever is in strijd met doel en strekking van de fondsenvrijstelling met als gevolg dat eventuele uitkeringen uit het fonds belast loon vormen.
Voetnoten
[Voetnoot1, terug naar tekst] Vergelijk HR 9 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:476.
[Voetnoot2, terug naar tekst] Vergelijk HR 14 juli 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6522.
[Voetnoot3, terug naar tekst] HR 9 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:475.
[Voetnoot4, terug naar tekst] Hof Amsterdam 1 maart 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9203 (r.o. 4.13).
[Voetnoot5, terug naar tekst] HR 9 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:475 (r.o. 3.3.3).
[Voetnoot6, terug naar tekst] Vergelijk o.a. ECLI:NL:HR:2013:475 (r.o. 3.3.3) en ECLI:NL:HR:2000:AA6522 (r.o. 3.3. en 3.5).