Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:204:2022:30 Dubbele huisvesting na afloop 30%-regeling

Aanleiding

Een inwoner van de UK heeft een salary split met Nederland. Hij werkt voor zijn werkgever 50% in de UK en 50% in Nederland. De kosten van zijn appartement in Nederland worden door zijn werkgever vergoed. De looptijd van zijn 30%-regeling eindigt binnenkort omdat hij al 5 jaar in Nederland werkt.[voetnoot1]

Vraag

Kan de werkgever de kosten van dubbele huisvesting na afloop van de 30%-regeling onbelast vergoeden op grond van de gerichte vrijstelling voor tijdelijk verblijf?[voetnoot2]

Antwoord

Nee, de werkgever kan deze gerichte vrijstelling in dit geval niet toepassen na afloop van de 30%-regeling. Van tijdelijk verblijf is dan immers niet langer sprake. De werkgever kan de vergoeding wel ten laste brengen van zijn vrije ruimte, mits wordt voldaan aan de gebruikelijkheidseis.

Beschouwing

In het algemeen vormen kosten van huisvesting privékosten waarvoor geen gericht vrijgestelde vergoeding kan worden gegeven. Maar een werkgever kan op grond van artikel 31a, tweede lid, onderdeel b, Wet LB wel kosten ter zake van tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking gericht vrijgesteld vergoeden.

Deze gerichte vrijstelling is niet van toepassing als sprake is van een tijdelijk verblijf als bedoeld in onderdeel e; ‘tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking (extraterritoriale kosten)’.[voetnoot3] Het betreft een expliciete wettelijke uitsluiting, waardoor de wetgever een mogelijke samenloop heeft voorkomen. Na een verblijf van 5 jaar is in beginsel[voetnoot4] geen sprake meer van een tijdelijk verblijf in de zin van deze bepaling. In deze casus is na afloop van de 30%-regeling van samenloop geen sprake.

Van tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking is o.a. sprake bij ambulante werknemers en als het redelijk is dat de werknemer (nog) niet bij de plaats van zijn werk gaat wonen.[voetnoot5] Verblijfskosten zijn kosten die nodig zijn om buitenshuis te verblijven. De vrijstelling is grotendeels een voortzetting van de regels die onder het regime van vrije vergoedingen en verstrekkingen golden. Onder het oude regime was de vrijstelling voor de kosten van dubbele huisvesting ter zake van dienstbetrekking beperkt tot 2 jaar.[voetnoot6] Met het vervallen van deze vrijstelling is deze termijn als absoluut maximum losgelaten. De tweejaarstermijn kan niettemin van betekenis zijn bij het toetsen van de redenen voor het tijdelijke verblijf.

Volgens de toelichting[voetnoot7] op de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 (hierna: URLB 2001) kan de aard van de werkzaamheden ook na 2 jaar dubbele huisvestingskosten ter zake van de dienstbetrekking met zich meebrengen, bijvoorbeeld voor werknemers die meerdere deeltijdfuncties uitoefenen in plaatsen die geografisch ver uiteen liggen. De betreffende passage in de toelichting luidt als volgt:

“Kosten van dubbele huisvesting worden in het algemeen gerekend tot de sfeer van inkomensbesteding en zijn daarmee niet vrij vergoedbaar. Ingeval het aanvaarden van een dienstbetrekking met zich brengt dat een werknemer dubbele huisvestingskosten moet maken, kan de werkgever de kosten van dubbele huisvesting wel vrij vergoeden of huisvesting vrij verstrekken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als vaststaat dat de werkzaamheden van tijdelijke aard zijn, of als er sprake is van een proefperiode. Na twee jaar behoort ook in die situaties een dergelijke vergoeding op grond van artikel 15b, eerste lid, onderdeel i, van de Wet LB 1964 echter tot het loon. Het is denkbaar dat na twee jaar nog steeds de aard van de werkzaamheden dubbele huisvesting met zich brengt. Te denken valt aan bewindslieden. Het is wenselijk dat kabinetten zijn samengesteld uit bewindslieden uit alle landsdelen; woonafstand mag daarbij geen belemmering zijn. Gelet op het onzekere karakter van het politieke bestaan kan van deze bewindslieden niet geëist worden dat zij binnen twee jaar naar Den Haag verhuizen. Ook valt te denken aan personen die meerdere (deeltijd-)functies bekleden die geografisch ver uiteen liggen. In die gevallen wordt het de inhoudingsplichtige nu mogelijk gemaakt om via eindheffing de (gebruteerde) belasting voor zijn rekening te nemen.” [voetnoot8]

Er kan dus sprake zijn van zijn dubbele huisvestingskosten ter zake van de dienstbetrekking als de arbeidsplaatsen van de werknemer ver uiteen liggen. De gerichte vrijstelling is volgens de kennisgroep in dit geval toch niet van toepassing omdat de werkgever niet aannemelijk maakt dat er sprake is van een tijdelijke situatie. De werknemer oefent immers al 5 jaar de 2 functies uit; er lijkt geen sprake te zijn van een tijdelijk project. Bovendien vergoedt de werkgever de kosten van een tweede woning aan de werknemer (waar hij ook in privé gebruik van kan maken). Dit wijst meer op een structurele dan op een tijdelijke situatie.

Daarnaast ziet de bovenstaande toelichting op de vervallen mogelijkheid voor de werkgever om na 2 jaar de verschuldigde belasting over een vergoeding voor dubbele huisvestingskosten voor zijn rekening te nemen via de eindheffing.[voetnoot9] De vergoeding was dus na 2 jaar niet meer onbelast. De voorbeelden die in dit kader zijn gegeven, zijn daarom niet perse als kosten van tijdelijk verblijf aan te merken. De betreffende eindheffingsmogelijkheid is bovendien met de invoering van de werkkostenregeling komen te vervallen. Van voortzetting van de regels van vrije vergoedingen en verstrekkingen is in dit geval derhalve geen sprake.

Voetnoten

[Voetnoot1, terug naar tekst] Artikel 10ec, eerste lid, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UBLB).

[Voetnoot2, terug naar tekst] Artikel 31a, tweede lid, onderdeel b, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB).

[Voetnoot3, terug naar tekst] Artikel 31a, tweede lid, onderdeel e, Wet LB.

[Voetnoot4, terug naar tekst] Kamerstukken II 2018/19, 35026, nr. 22, p. 7-8. Vergelijk vraag 9 uit het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 23 augustus 2013, nr. DGB 2013/70M.

[Voetnoot5, terug naar tekst] Paragraaf 22.1.1 Handboek Loonheffingen 2022 (uitgave juli).

[Voetnoot6, terug naar tekst] Artikel 15b, eerste lid, onderdeel i, Wet LB, zoals dat luidde op 31 december 2010.

[Voetnoot7, terug naar tekst] Toelichting op artikel 82, eerste lid, onderdeel j, URLB 2001 zoals dat luidde op 31 december 2010.

[Voetnoot8, terug naar tekst] De onderstreping is aangebracht door de kennisgroep.

[Voetnoot9, terug naar tekst] Artikel 82, eerste lid, onderdeel j, URLB 2001, zoals dat luidde op 31 december 2010.

Deel deze pagina

Op deze pagina