Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:204:2022:34 Vragen en antwoorden over de arbovrijstelling anno 2022

1      Algemene beschouwing arbovrijstelling 2022

1.1     Algemene voorwaarden arbovrijstelling

De arbovrijstelling is van toepassing voor zover een voorziening direct samenhangt met verplichtingen van de werkgever op grond van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet), met in achtneming van artikel 44 Arbowet (hierna: verplichte arbovoorzieningen).[voetnoot1]

De tekst van artikel 8.4a, eerste lid, onderdeel a, URLB 2011 is per 2022 gewijzigd. Met de wijziging is verduidelijkt dat alleen verplichte arbovoorzieningen gericht zijn vrijgesteld. De centrale vraag in deze beschouwing is: Wanneer hangt een voorziening direct samen met verplichtingen van de werkgever op grond van het bepaalde bij of krachtens de Arbowet?

1.2     De Arbowet

Werkgevers hebben op grond van artikel 7:658, eerste lid, Burgerlijk Wetboek een zorgplicht voor een fysiek en sociaal veilige werkomgeving. De mate van bescherming die de werkgever minimaal moet bieden, is vastgelegd in de Arbowet, het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit) en de Arbeidsomstandighedenregeling (hierna: Arboregeling).[voetnoot2] De Arbowet is een zogenaamde kaderwet; een wet die hoofdlijnen aangeeft, die nader uitgewerkt moeten worden.[voetnoot3] De Arbowet regelt de algemene principes, verantwoordelijkheden en procedures, maar kent bijna geen gedetailleerde regels. Om deze wet na te leven moet de werkgever arbeidsomstandighedenbeleid (hierna: arbobeleid) ontwikkelen en voeren.[voetnoot4] Arbobeleid is het beleid dat een werkgever binnen zijn bedrijf moet voeren op het gebied van arbeidsomstandigheden gelet op de stand van de wetenschap, professionele dienstverlening en arbeidshygiënische strategie, tenzij dit niet redelijkerwijs (in de specifieke situatie) gevergd kan worden.[voetnoot5] Het beleid voorkomt en beperkt de gezondheidsrisico’s die de arbeid voor werknemers met zich meebrengt, vermindert het ziekteverzuim (preventie), bevordert de re-integratie (begeleiding) en is gericht op voorkoming en, voor zover dat niet mogelijk is, beperking van psychosociale arbeidsbelasting.[voetnoot6]

Een belangrijk onderdeel van het te voeren beleid is de risico-inventarisatie en –evaluatie (hierna: RI&E).[voetnoot7] Met de RI&E brengt een werkgever alle risico’s voor de veiligheid en gezondheid van werknemers in kaart die de arbeid met zich meebrengt. Onderdeel van een RI&E is een plan van aanpak. Hierin geeft het bedrijf aan wat het doet om de gesignaleerde risico’s te beperken. Voor sommige risico’s zijn specifieke richtlijnen opgenomen in de arboregelgeving.

Welke maatregelen de werkgever moet nemen, hangt af van de bedrijfsspecifieke omstandigheden en kan per functie, bedrijf, sector en branche verschillen. De concrete invulling van het arbobeleid laat de wetgever daarom over aan de individuele werkgever[voetnoot8].

1.3     Directe samenhang met arboverplichting vereist

1.3.1  Algemene voorwaarden

Een werkgever kan arbobeleid voeren dat meer omvat dan de Arbowet voorschrijft. Voor toepassing van de arbovrijstelling is echter niet voldoende dat de voorziening voortvloeit uit het arbobeleid van de werkgever. Met de wijziging is verduidelijkt dat alleen verplichte arbovoorzieningen gericht zijn vrijgesteld.[voetnoot9] Dit zijn voorzieningen:

  1. ter bestrijding of het voorkomen van veiligheids- of gezondheidsrisico’s die verbonden zijn met de arbeid;
  2. uitgaande van de stand van de wetenschap, professionele dienstverlening en arbeidshygiënische strategie; en,
  3. redelijkerwijs (in een specifieke situatie) gevergd kunnen worden van de werkgever.

De voorziening moet dus gericht zijn op risico’s die de betreffende arbeid met zich meebrengt (ad 1). Het arbobeleid dient ook een verplichte volgorde van maatregelen aan te houden om gevaren voor veiligheid en gezondheid weg te nemen, de zogenaamde arbeidshygiënische strategie (ad 2): bestrijding aan de bron, collectieve maatregelen, individuele maatregelen en pas in laatste instantie persoonlijke beschermingsmiddelen.[voetnoot10]

1.3.2  Voorzieningen ter bevordering algemene gezondheid

De arboverplichtingen strekken zich dus niet uit tot gezondheidsrisico’s waarvan de oorzaak niet direct gelegen is in de arbeid. Daarom is de arbovrijstelling niet aan de orde bij voorzieningen die evident gericht zijn op de bevordering van de algemene gezondheid van werknemers. Dit blijkt ook nadrukkelijk uit de toelichting[voetnoot11] op de wijziging van de tekst van artikel 8.4a URLB 2011:

(…)”Voorzieningen die de werkgever aan de werknemer verstrekt en die niet direct samenhangen met de verplichtingen van de werkgever, ter bestrijding of het voorkomen van veiligheids- of gezondheidsrisico’s die verbonden zijn met de arbeid, vallen niet onder de gerichte vrijstelling.8 Denk hierbij aan het generiek vergoeden of verstrekken van algemene gezondheidschecks.9 Ook kan worden gedacht aan het vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen van gezonde maaltijden, een fiets, sportieve activiteiten en dergelijke.[voetnoot12]

Voetnoten bij dit citaat

8 Kamerstukken II 1997/98, 25879, nr. 3. In de memorie van toelichting bij de Arbowet is over artikel 3 Arbowet het volgende opgenomen: “De bepalingen in dit artikel hebben het karakter van doelvoorschriften en uitgangspunten. Zij geven in principe een vereiste aan tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. De afweging die in dit «redelijkerwijs» ligt besloten heeft betrekking op belangen van economische, technische en operationele haalbaarheid. De afweging en inschatting van de redelijkheid van deze taken is primair een zaak van de werkgever.”

9 Het is niet uitgesloten dat de gerichte vrijstelling in specifieke individuele situaties wel van toepassing kan zijn.”

(…)”De gerichte vrijstelling sluit met de aanpassing – een rechtstreekse verwijzing naar de verplichtingen van de inhoudingsplichtige in de Arbowet – nog meer en zoveel mogelijk aan bij deze wet. Hieruit volgt dat voorzieningen die niet direct samenhangen met de verplichtingen van de werkgever en niet redelijkerwijs (in de specifieke situatie) van de werkgever gevergd kunnen worden (niet-verplichte arbovoorzieningen), niet onder de gerichte vrijstelling vallen. De gerichte vrijstelling geldt dus niet voor voorzieningen ter bevordering van de algemene gezondheid van de werknemer.”[voetnoot13]

Dit standpunt kon ook al worden afgeleid uit de toelichting[voetnoot14] op de voorganger[voetnoot15] van artikel 8.4a, eerste lid, onderdeel a, Wet LB. Recent heeft Hof Den Haag geoordeeld dat de arbovrijstelling niet van toepassing is op een gezonde lunchmaaltijd,

“aangezien een dergelijke verstrekking het welzijn en de gezondheid van werknemers in het algemeen bevordert”.[voetnoot16]

1.3.3  Mogelijke uitzondering bij individuele beoordeling

Een voorziening die met name gericht is op de bevordering van de algemene gezondheid van de werknemer kan in een individueel geval toch als verplichte arbovoorziening kwalificeren. Dit blijkt uit de toelichting[voetnoot17] op de wijziging van de tekst van artikel 8.4a URLB 2011:

(…)”Zoals in het algemeen deel is aangegeven is in het verleden het standpunt ingenomen dat de cursus stoppen met roken en de stoelmassage onder de gerichte vrijstelling vielen. Met de onderhavige aanpassing valt dit niet langer onder de vrijstelling. Voor zover deze voorzieningen op de werkplek worden aangeboden geldt hiervoor over het algemeen de nihilwaardering van artikel 3.7 URLB 2011. Daarnaast kunnen deze voorzieningen in individuele situaties mogelijk wel onder de gerichte vrijstelling vallen. Deze individuele beoordeling per werknemer voor specifieke voorzieningen is inherent aan het aansluiten bij de Arbowet. Dit geldt overigens niet alleen voor deze voorzieningen. Bij de beoordeling of iets als een verplichte arbovoorziening kwalificeert, dient de werkgever een belangenafweging te maken.”[voetnoot18] (…)

Een voorziening die gericht is op de bevordering van de algemene gezondheid kan dus in een specifieke situatie toch kwalificeren als een verplichte arbovoorziening.[voetnoot19] Hiervoor is echter een individuele beoordeling en belangenafweging van de werkgever vereist. Deze moet vaststellen dat de werknemer een gezondheidsrisico loopt vanwege de arbeid die de werknemer verricht. Ook moet de werkgever aannemelijk maken dat aan voorwaarde 2 en 3 wordt voldaan (zie 1.3.1): De voorzieningen aan de bron (de arbeidssituatie) zijn niet afdoende of kunnen redelijkerwijs niet gevergd worden van de werkgever.[voetnoot20]

Bij de afweging moeten de persoonlijke eigenschappen van een werknemer een rol spelen. De inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud dienen immers zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van werknemers te worden aangepast.[voetnoot21] Daarmee wordt beoogd dat met de belastbaarheid en de verscheidenheid aan persoonlijke eigenschappen, waaronder dus ook leeftijd, ervaring, en ontwikkeling, rekening wordt gehouden.[voetnoot22]

De voorwaarde dat er sprake moet zijn van een individuele beoordeling door de werkgever maakt dat de keuze voor een voorziening die gericht is op de bevordering van de algemene gezondheid niet bij de werknemer kan liggen. Het opnemen van het risico in de RI&E is ook niet voldoende. De werkgever moet de voorziening immers individueel beoordelen. In de praktijk zal dit betekenen dat hij de voorziening in ieder geval moet goedkeuren. Verder moet hij aannemelijk maken waarom voor de specifieke voorziening wordt gekozen in de individuele situatie. Goedkeuring alleen is derhalve niet voldoende. De werkgever kan zich bij de beoordeling laten bijstaan door een bedrijfsarts (of arbodienst).

1.4     Arbocatalogus

Werkgevers- en werknemersorganisaties[voetnoot23] kunnen in een arbocatalogus samen afspraken maken over de wijze waarop zij aan de Arbowet (gaan) voldoen. Hierin staan de methoden en oplossingen beschreven die zij onderling hebben afgesproken. De Nederlandse Arbeidsinspectie (hierna: NLA) toetst de arbocatalogi op verzoek.[voetnoot24] De procedure rond het opstellen, toetsen en hanteren van arbocatalogi is vastgelegd in een beleidsregel.[voetnoot25] Werkt een werkgever met een door de NLA goedgekeurde arbocatalogus, dan voldoet hij aan de wettelijke eisen van de Arbowet. Werkgevers (en werknemers) blijven echter zelf verantwoordelijk voor de inhoud, verspreiding en naleving van een catalogus. Het opstellen of gebruikmaken van een arbocatalogus is niet wettelijk verplicht.

Een voorziening die is opgenomen in een door de werkgever opgestelde of gebruikte arbocatalogus kwalificeert niet automatisch als een verplichte arbovoorziening. Ook niet als deze is goedgekeurd door de NLA. Werkgevers (en werknemers) krijgen bij het opstellen van het arbobeleid maximaal ruimte eigen invulling te geven naast of boven het door de overheid bepaalde.[voetnoot26] Het arbobeleid kan daardoor meer omvatten dan de Arbowet voorschrijft.[voetnoot27] Bovendien is de arbovrijstelling een fiscale faciliteit; de beoordeling hiervan is voorbehouden aan de belastinginspecteur. Dit standpunt is recent nog bevestigd door Hof Den Haag:

(…)“de fiscale wet- en besluitgever bepaalt de reikwijdte van de gerichte vrijstellingen en de Inspecteur toetst of een inhoudingsplichtige aan de voorwaarden daarvan voldoet.”[voetnoot28]

De beoordeling of er sprake is van strijd met de Arbowet is voorbehouden aan de NLA.

Opname van de voorziening in een (goedgekeurde) arbocatalogus kan wel een indicatie vormen dat een voorziening direct samenhangt met de arboverplichtingen van de werkgever. Overigens bevatten arbocatalogi lang niet in alle gevallen concrete voorzieningen.

1.5     Rol bedrijfsarts en arbodienst

Een degelijk ziekteverzuimbeleid bestaat uit twee onderdelen:

  1. Preventie:
    De werkgever dient er voor zorg te dragen dat er zo min mogelijk werknemers ziek worden als gevolg van hun werkzaamheden. De bedrijfsarts (of arbodienst) adviseert over de preventieve maatregelen in het arbobeleid.[voetnoot29]
  2. Begeleiding:
    De werkgever moet op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zorgen voor een intensieve begeleiding van een zieke werknemer die is gericht op een spoedige re-integratie in het arbeidsproces. De begeleiding van een zieke werknemer moet op grond van de Arbowet door een bedrijfsarts (of een arbodienst) worden ondersteund.[voetnoot30]

Ad 1:

Het advies van een bedrijfsarts (of arbodienst) om een bepaalde voorziening op te nemen in het arbobeleid maakt niet dat er automatisch sprake is van een verplichte arbovoorziening. Het arbobeleid kan immers meer bevatten dan alleen voorzieningen die direct samenhangen met de verplichtingen van de werkgever. De arbovrijstelling is echter een fiscale faciliteit. De beoordeling hiervan is voorbehouden aan de belastinginspecteur en niet aan een bedrijfsarts (of arbodienst).[voetnoot31] Een advies van een bedrijfsarts (of arbodienst) kan wel een indicatie vormen dat er sprake is van een verplichte arbovoorziening.

Ad 2:

Ook voorzieningen die een bedrijfsarts (of arbodienst) adviseert aan een zieke werknemer zijn niet per definitie verplichte arbovoorzieningen. Het kunnen bijvoorbeeld ook voorzieningen betreffen die meer gericht zijn op de bevordering van de algemene gezondheid van de werknemer. Echter, de kennisgroep kan zich voorstellen dat de inspecteur bij de beoordeling van dergelijke voorzieningen in een individueel geval veel waarde hecht aan het oordeel van een bedrijfsarts en zich hierbij in beginsel aansluit.

2      Vragen en antwoorden

2.1 Mobiele airco thuis

Aanleiding

Een werknemer werkt op grond van een afspraak met zijn werkgever een aantal dagen per week thuis. De werkgever biedt de werknemer een mobiele airco aan omdat deze aangeeft dat de temperatuur thuis te hoog is. De werknemer is voor de mobiele airco geen eigen bijdrage verschuldigd.

Vraag

De kennisgroep heeft in 2021 het standpunt ingenomen dat de werkgever in casu de arbovrijstelling onder bepaalde voorwaarden kan toepassen. Is dit ook anno 2022 ook nog mogelijk?

Antwoord

Ja, als de werkgever op grond van een individuele beoordeling aannemelijk kan maken dat de temperatuur op de thuiswerkplek schade kan veroorzaken aan de gezondheid van de werknemer.

Beschouwing

Als de werknemer (ook) thuis werkt voor de werkgever, is er volgens het Arbobesluit[voetnoot32] sprake van plaatsonafhankelijke arbeid. In het Arbobesluit is expliciet opgenomen welke bepalingen in dat geval van toepassing zijn.[voetnoot33] Specifieke richtlijnen geven aan wat bij plaatsonafhankelijke arbeid minimaal van de werkgever wordt gevergd. De werkplek in de eigen woning moet bijvoorbeeld minimaal voldoen aan ergonomische beginselen[voetnoot34] en aan de vereisten die worden gesteld aan beeldschermarbeid[voetnoot35]. De werkgever kan de arbovrijstelling toepassen op voorzieningen die voldoen aan deze richtlijnen.

Het is echter mogelijk dat een werkgever nog andere risico’s ziet voor de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers die samenhangen met de aard van het werken. Dit kan bij plaatsonafhankelijke arbeid bijvoorbeeld het te hoog oplopen van de temperatuur op de werkplek van de werknemer thuis zijn. Een dergelijk risico hangt samen met de aard van het werken namelijk beeldschermwerk thuis.

Een mobiele airco is een voorziening die meer gericht is op de bevordering van de algemene gezondheid en kwalificeert derhalve (net als in 2021) in beginsel niet (zie paragraaf 1.3.2). Maar als de werkgever in een specifieke situatie beoordeelt dat de voorziening gericht is op de vermindering van een werkgerelateerd risico op gezondheidsschade kan toch sprake zijn van een verplichte arbovoorziening. Bij de afweging moeten de persoonlijke eigenschappen van een werknemer een rol spelen en moet de werkgever aannemelijk maken dat wordt voldaan aan voorwaarde 2 en 3. (zie paragraaf 1.3.3).

2.2 Vitaliteitsbudget

Aanleiding

Een werkgever biedt zijn werknemers een vitaliteitsbudget aan waarmee een werknemer kan deelnemen aan onder andere een cursus stoppen met roken, stoelmassage en reflexzone therapie. De werknemer bepaalt zelf of en hoe hij gebruik maakt van het budget.

Vraag

Valt het vitaliteitsbudget onder de arbovrijstelling?

Antwoord

Nee.

Beschouwing

De arbovrijstelling is niet aan de orde bij voorzieningen die evident gericht zijn op het bevorderen van de algemene gezondheid van werknemers. Dergelijke voorzieningen hangen in beginsel niet direct samen met de arboverplichtingen van de werkgever (zie paragraaf 1.3.2).

De arbovrijstelling zou slechts van toepassing kunnen zijn als de werkgever in een individueel geval aannemelijk kan maken dat de voorziening (gelet op de specifieke arbeidssituatie, de arbeidshygiënische strategie en de persoonlijke eigenschappen van de werknemer) een verplichte arbovoorziening is (zie paragraaf 1.3.3).

In dit geval is echter geen sprake van een verplichte arbovoorziening omdat aan de deelname van de voorziening geen individuele beoordeling (en belangenafweging) van de werkgever ten grondslag ligt. De werknemer bepaalt helemaal zelf of en hoe hij gebruik maakt van het budget.

Let op: Voor 1 januari 2022 werd het standpunt ingenomen dat deze voorzieningen in redelijkheid deel uit konden maken van het arbobeleid van een werkgever en dat dus de arbovrijstelling van toepassing was. Door de wijziging per 2022 vallen deze voorzieningen niet langer onder de vrijstelling.[voetnoot36]

2.3 Voorzieningen mentale welzijn

Aanleiding

Een werkgever biedt alle werknemers die aangeven daar behoefte aan te hebben voorzieningen aan die gericht zijn op hun mentale welzijn. De werkgever doet dit ter voorkoming van beroepsziektes zoals stress, burn-out en RSI. Het betreft:

  1. Een cursus meditatie.
  2. Een cursus mindfulness.
  3. Een cursus balans werk en privé.
  4. Psychologische zorg.

De werknemer is geen eigen bijdrage verschuldigd voor de voorzieningen.

Vraag

Is de arbovrijstelling van toepassing?

Antwoord

Nee, omdat het (vrijblijvende) voorzieningen zijn ter bevordering van de algemene gezondheid van de werknemer.

Beschouwing

Een werkgever is verplicht om psychosociale arbeidsbelasting waaronder werkdruk en het mogelijke gevolg daarvan, werkstress, te voorkomen en als dat niet mogelijk is, te beperken.[voetnoot37] De betreffende voorzieningen zijn echter niet direct gericht op het voorkomen en/of bestrijden van veiligheids- of gezondheidsrisico’s die verbonden zijn met de arbeid, maar meer in het algemeen gericht op de bevordering van de (mentale) gezondheid (zie paragraaf 1.3.2). Het zijn in beginsel geen verplichte arbovoorzieningen en kwalificeren daarom niet voor de arbovrijstelling.

Het is niet uitgesloten dat de arbovrijstelling in specifieke individuele situaties toch van toepassing kan zijn op dergelijke voorzieningen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de werknemer werkgerelateerde klachten heeft en de bedrijfsarts een of meerdere voorzieningen adviseert. Er moet dan wel een individuele beoordeling en afweging van de werkgever aan de voorziening ten grondslag liggen waaruit voldoende aannemelijk is dat sprake is van een verplichte arbovoorziening. De keuze voor de voorziening mag niet alleen worden overgelaten aan de werknemer (zie paragraaf 1.3.3 en 1.5).

Let op: De kennisgroep was in 2002 nog van mening dat de arbovrijstelling van toepassing kon zijn op een door de werkgever ingehuurd bedrijf dat ondersteuning bood aan werknemers met psychosociale problemen. De oorzaken van de problemen konden van allerlei aard zijn en ook op de gezinssituatie betrekking hebben. Dit standpunt geldt niet meer vanaf 2022.

2.4 Bedrijfsarts

Aanleiding

Een werknemer heeft RSI-klachten ten gevolge van computerwerk voor zijn werkgever. Op advies van de bedrijfsarts, sport de werknemer onder individuele begeleiding van een fysiotherapeut. De werkgever draagt de kosten hiervoor voor zover deze niet vergoed worden door de zorgverzekeraar.

Vraag

Is de arbovrijstelling van toepassing?

Antwoord

Ja, mits uit een individuele beoordeling van de werkgever aannemelijk is dat sprake is van een verplichte arbovoorziening.

Beschouwing

Sporten onder begeleiding van een fysiotherapeut is in beginsel een voorziening die gericht is op de algemene gezondheid van de werknemer (zie paragraaf 1.3.2). Er is echter in casu toch sprake van een verplichte arbovoorziening als de werkgever aannemelijk kan maken dat in dit individuele geval de voorziening redelijkerwijs van hem gevergd kan worden omdat deze bijdraagt aan de bestrijding van de (werkgerelateerde) klachten en de re-integratie van de werknemer, gelet op de persoonlijke eigenschappen van de werknemer en past bij de stand van de wetenschap, professionele dienstverlening en arbeidshygiënische strategie (zie paragraaf 1.3.3).

Het feit dat de bedrijfsarts de voorziening in casu adviseert is een belangrijke indicatie dat er sprake is van een verplichte arbovoorziening, maar niet voldoende (zie paragraaf 1.5). Aan het aanbieden van de voorziening dient een individuele beoordeling en belangenafweging van de werkgever aan ten grondslag te liggen.

2.5 Voorzieningen in arbocatalogus

Aanleiding

Een werkgever biedt alle kantoormedewerkers de volgende voorzieningen aan:

  1. Cursus gewichtsbeheersing.
  2. Cursus stoppen met roken.
  3. Cursus hardlopen voor beginners.

De voorzieningen zijn opgenomen in de arbocatalogus waar de werkgever gebruik van maakt. Deze is goedgekeurd voor de Nederlandse Arbeidsinspectie (hierna: NLA).

De werknemer is geen eigen bijdrage verschuldigd voor deze voorzieningen.

Vraag

Is de arbovrijstelling van toepassing op deze voorzieningen?

Antwoord

Nee, omdat het voorzieningen zijn ter bevordering van de algemene gezondheid van de werknemer waar geen individuele beoordeling van de werkgever aan ten grondslag ligt waaruit blijkt dat het om een verplichte arbovoorziening gaat. Het feit dat de voorzieningen zijn opgenomen in een goedgekeurde arbocatalogus betekent niet automatisch dat er sprake is van een verplichte arbovoorziening.

Beschouwing

Het is niet uitgesloten dat de arbovrijstelling in specifieke individuele situaties wel van toepassing kan zijn op de cursus gewichtsbeheersing en stoppen met roken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de werknemer werkgerelateerde klachten heeft en de bedrijfsarts een of meerdere voorzieningen adviseert. Er moet wel een individuele beoordeling aan ten grondslag liggen van de werkgever waaruit aannemelijk is dat sprake is van een verplichte arbovoorziening in deze specifieke situatie; de keuze voor de voorziening mag niet alleen worden overgelaten aan de werknemer (zie paragraaf 1.3.3).

Let op: De kennisgroep was eerder van mening dat de arbovrijstelling van toepassing kon zijn op een cursus gewichtsbeheersing (incl. voedingsvoorlichting) omdat deze voorziening de kans zou verkleinen dat werknemers ziekten zouden krijgen als obesitas (zwaarlijvigheid) doordat zij onder andere te weinig beweging hebben op kantoor. Dit standpunt geldt niet meer vanaf 2022.

2.6 Gezondheidsonderzoek

Aanleiding

Een werkgever biedt zijn werknemers de mogelijkheid om op kantoor tijdens werktijd een gezondheidsonderzoek uit te laten voeren dat bestaat uit:

  • een vragenlijst met vragen over de arbeidsomstandigheden, maar ook vragen over de persoonlijke situatie en leefstijl;
  • een medisch onderzoek naar werking van zintuigen, hart en longen, uithoudingsvermogen en zo nodig naar bloed en urine;
  • een adviesgesprek van de bedrijfsarts met de werknemer.

Naar aanleiding van dit onderzoek ontvangt de werkgever op anonieme basis een analyse van de arbeids- en gezondheidsrisico’s op de werkvloer. De werknemer ontvangt op basis van het onderzoek een individueel adviesgesprek met de bedrijfsarts hoe hij arbeids- en gezondheidsrisico’s op de werkvloer kan voorkomen, mede gelet op de persoonlijke eigenschappen van de werknemer. In dit gesprek kan ook aan de orde komen welke gezondheidsrisico’s de werknemer in zijn algemeenheid loopt en hoe de werknemer zijn gezondheid kan verbeteren.

Elke werknemer ontvangt vervolgens een vast budget van de werkgever waarmee de werknemer kan kiezen uit een lijst van programma’s om zijn fysieke en mentale welzijn te verbeteren, zoals bootcamplessen, yogalessen, leefstijl- en slaapcoaching.

Vragen

  1. Valt het gezondheidsonderzoek onder de arbovrijstelling?
  2. Valt het budget onder de arbovrijstelling?

Antwoorden

  1. Ja, maar alleen voor zover het onderzoek gericht is op het voorkomen of beperken van risico’s die de arbeid voor de gezondheid van de werknemers met zich meebrengt (periodiek arbeidsgezondheidskundigonderzoek (hierna: PAGO)). De bewijslast ligt bij de werkgever.
  2. Nee. De voorzieningen zijn gericht op het bevorderen van de algemene gezondheid van de werknemer.

Beschouwing

Ad 1:

Een werkgever moet op grond van artikel 18 van de Arbowet werknemers periodiek in de gelegenheid stellen een onderzoek te ondergaan dat erop is gericht de risico’s die de arbeid voor de gezondheid van de werknemers met zich meebrengt zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit wordt een PAGO genoemd. Volgens de site van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW) leidt het PAGO

tot advisering aan de werkgever en de werknemer over de beschermende maatregelen die moeten worden genomen. Ook maakt vroege preventie onderdeel uit van het advies. Daarmee kan ziekte en uitval voorkomen worden.

In casu is het onderzoek en het advies mede gericht op risico’s die de fysieke en mentale conditie en de persoonlijke levensstijl van de werknemer met zich meebrengt. Dit valt niet onder de verplichte arbovoorziening en in zoverre is de arbovrijstelling niet van toepassing.

Echter, als het gezondheidsonderzoek en -advies in hoofdzaak (70% of meer van de kostprijs inclusief BTW) gericht is op arbeidsrisico’s, is de nihilwaardering van toepassing op het gehele onderzoek (en kom je aan de toepassing van de arbovrijstelling niet toe). Houdt er daarbij rekening mee dat onderdelen van het onderzoek voor bepaalde groepen van werknemers wel verplicht kunnen zijn, terwijl dit voor anderen niet het geval is. Bij beeldschermwerk is het aanbieden van een oogonderzoek bijvoorbeeld verplicht.[voetnoot38]

Ad 2:

Er wordt een extra budget toegekend aan de werknemers wat komt te vervallen bij niet tijdig opnemen/gebruiken door de werknemer. Dit was en is niet in strijd met artikel 44 Arbowet.[voetnoot39] Het feit dat sprake is van een budget vormt overigens fiscaal geen beletsel voor toepassing van de arbovrijstelling. Dit geldt ook vanaf 1 januari 2022. De keuze voor voorzieningen ter bevordering van de algemene gezondheid mag echter niet alleen worden overgelaten aan de werknemer (zie paragraaf 1.3.3).

De betreffende voorzieningen zijn echter niet direct gericht op het voorkomen en/of bestrijden van veiligheids- of gezondheidsrisico’s die verbonden zijn met de arbeid, maar meer in het algemeen gericht op de bevordering van de algemene (fysieke en mentale) gezondheid. Het zijn in beginsel geen verplichte arbovoorzieningen en kwalificeren daarom niet voor de arbovrijstelling. Na individuele beoordeling en belangenafweging zijn uitzonderingen mogelijk (zie 1.3.3). Bijvoorbeeld als de werknemer slaapproblemen heeft doordat hij nachtdiensten draait en de bedrijfsarts een slaapcoach adviseert.

Een algemene goedkeuring ten aanzien van een budget voor voorzieningen ter bevordering van de algemene gezondheid is niet goed denkbaar omdat het o.a. afhankelijk is van de arbeidsomstandigheden van een werknemer en, in sommige gevallen, de persoonlijke eigenschappen.

NB: het vergoeden van een coronatest bij een commerciële aanbieder om te voorkomen dat een werknemer collega’s op de werkplek besmet, valt nog steeds onder de arbovrijstelling. De werkgever is namelijk verplicht om zorg te dragen voor een veilige werkplek voor zijn werknemers. Als werknemers vanwege de aard van het werk met elkaar in contact komen, roept de arbeid het risico op besmetting op dat de werkgever zoveel als redelijkerwijs van hem gevergd kan worden dient te voorkomen.

2.7 Coaching

Aanleiding

Een werkgever biedt kantoormedewerkers coaching aan. De werknemer kan kiezen tussen:

  1. een coach stressbestendigheid on the job;
  2. een loopbaancoach; en/of
  3. een budgetcoach.

De werknemer is geen eigen bijdrage verschuldigd voor de voorzieningen.

Vraag

Op welke coach kan de werkgever de arbovrijstelling toepassen?

Antwoord

De werkgever kan de arbovrijstelling toepassen op de stresscoach als er een individuele beoordeling van de werkgever aan ten grondslag ligt waaruit aannemelijk is dat de voorziening (gelet op de specifieke arbeidssituatie, de arbeidshygiënische strategie en de persoonlijke eigenschappen van de werknemer) bijdraagt aan de vermindering van stress als gevolg van de arbeid en ook redelijkerwijs gevergd kan worden van de werkgever (zie paragraaf 1.3.1 en 1.3.3). Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als stressbestendigheid een vereiste competentie is voor de uitoefening van de dienstbetrekking van de werknemer.

Een loopbaan- en budgetcoach zijn voorzieningen ter bevordering van de algemene (psychosociale) gezondheid van de werknemer. Wellicht zou in een specifieke situatie na individuele beoordeling door de werkgever een loopbaancoach een verplichte arbovoorziening kunnen vormen als de werknemer bijvoorbeeld stress heeft omdat het werk niet bij hem past en de werkgever geen mogelijkheid heeft om hem ander werk aan te bieden. Dit is bij een budgetcoach niet goed denkbaar.

2.8 Thuiswerkbudget

Aanleiding

Een werknemer krijgt van zijn werkgever voor de inrichting van zijn thuiswerkplek een budget van 600 euro voor de aanschaf van een bureau, een bureaustoel en een beeldscherm. De werknemer dient deze voorzieningen bij een aangewezen leverancier te bestellen en heeft daarbij de keuze tussen een basic variant en een meer geavanceerde voorziening, naargelang de ergonomische behoefte van de werknemer. Alle aangeboden voorzieningen voldoen aan de arbovereisten.

Een werknemer schaft de volgende voorzieningen tegelijkertijd aan:

Bureau          200

Bureaustoel   380

Beeldscherm    50 +

                    630

De werknemer betaalt een eigen bijdrage van 30 euro.

Vraag

Is op de voorzieningen de arbovrijstelling van toepassing?

  1. Ja
  2. Nee
  3. Alleen op het bureau en de bureaustoel

Antwoord

3

Beschouwing

De werkgever moet per voorziening beoordelen of de arbovrijstelling voor arbovoorzieningen van toepassing is. Hiermee hangt samen dat ook per voorziening beoordeeld moet worden of een eigen bijdrage verschuldigd is.

Het betreft voorzieningen die bijdragen aan een gezonde en veilige arbeidsplaats voor de werknemer. De werkplek in de eigen woning moet bijvoorbeeld voldoen aan ergonomische beginselen (artikel 1.47 en 5.4 van het Arbobesluit) en aan de vereisten die worden gesteld aan beeldschermarbeid (artikel 5.12 van het Arbobesluit.). In de artikelen 5.1 tot en met 5.3 van de Arboregeling zijn deze nader uitgewerkt.

Artikel 3, eerste lid, onderdeel c van de Arbowet schrijft verder voor dat de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van werknemers worden aangepast. Het aanbieden van verschillende varianten past dus binnen de Arbowet. Alleen als het om een luxere uitvoering gaat, zoals leren ipv stoffen stoelbekleding, dan is de vrijstelling niet van toepassing op het deel dat ziet op deze luxere uitvoering.

De arbovrijstelling is niet van toepassing op de vergoeding van het beeldscherm omdat de werknemer hiervoor een eigen bijdrage is verschuldigd. Echter, als de werkgever aannemelijk maakt dat de werknemer voor € 20 een beeldscherm met dezelfde functionaliteit had kunnen kopen dan is de arbovrijstelling wel van toepassing op het bedrag van € 20. De eigen bijdrage is in dat geval kennelijk niet verbonden aan de naleving van de regels van de Arbowet maar ziet op het verschil tussen een voorziening die voldoet aan de specifieke richtlijnen voor plaats-onafhankelijke arbeid en een duurdere uitvoering hiervan. Bovendien mag de werkgever kiezen aan welke voorziening hij de eigen bijdrage toerekent, dus ook naar evenredigheid aan alle voorzieningen, als hij de voorzieningen gelijktijdig vergoedt of verstrekt.

2.9 Arbovrijstelling uitzendbureau

Aanleiding

Uitzendkrachten zijn in dienstbetrekking werkzaam voor een uitzendbureau en worden door dit uitzendbureau ter beschikking gesteld aan een inlener. Op verzoek van de inlener worden door het uitzendbureau arbovoorzieningen[voetnoot40] vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld (hierna gezamenlijk: vergoed) aan de uitzendkrachten. Deze arbovoorzieningen vloeien voort uit het arbobeleid van de inlener. Partijen zijn overeengekomen dat het uitzendbureau de hiermee samenhangende kosten volledig doorbelast aan de inlener.

Vraag

Kan het uitzendbureau de arbovrijstelling toepassen op vergoedingen die direct samenhangen met de arboverplichtingen van de inlener?

Antwoord

Ja, mits ook verder wordt voldaan aan de voorwaarden van de arbovrijstelling. Voor de toepassing van de arbovrijstelling zijn de arboverplichtingen van de inlener te beschouwen als arboverplichtingen van de inhoudingsplichtige.

Voetnoten

[Voetnoot1, terug naar tekst] Mits de werkgever de voorziening heeft aangewezen als eindheffingsloon (artikel 31, eerste lid, onderdeel f, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB)) en de voorziening (geheel of gedeeltelijk) wordt ge- of verbruikt op de werkplek (artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, in samenhang met artikel 8.4a, eerste lid, onderdeel a, van de URLB 2011.

[Voetnoot2, terug naar tekst] De Arbowet vormt de basis van de arboregelgeving. In het Arbobesluit staan de regels waaraan werkgevers en werknemers zich moeten houden om arbeidsrisico’s tegen te gaan. De Arboregeling beschrijft enkele concrete voorschriften.

[Voetnoot3, terug naar tekst] Definitie volgens Van Dale.

[Voetnoot4, terug naar tekst] Artikel 3 Arbowet.

[Voetnoot5, terug naar tekst] Zie voor een toelichting op arbobeleid: https://www.arboportaal.nl/onderwerpen/arbobeleid.

[Voetnoot6, terug naar tekst] Artikel 3 Arbowet.

[Voetnoot7, terug naar tekst] Artikel 5 Arbowet.

[Voetnoot8, terug naar tekst] In gezamenlijk overleg met de werknemers.

[Voetnoot9, terug naar tekst] Regeling van de staatssecretaris van Financiën van 28 december 2021 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen en toeslagen (Stcrt. 2021, nr. 48636, p. 18).

[Voetnoot10, terug naar tekst] Artikel 3, eerste lid, onderdeel b, Arbowet en Kamerstukken II 1997/98, 25879, nr. 3, p.11.

[Voetnoot11, terug naar tekst] De onderstreping is aangebracht door de kennisgroep.

[Voetnoot12, terug naar tekst] Regeling van de staatssecretaris van Financiën van 28 december 2021 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen en toeslagen (Stcrt. 2021, nr. 48636, p. 18).

[Voetnoot13, terug naar tekst] Regeling van de staatssecretaris van Financiën van 28 december 2021 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen en toeslagen (Stcrt. 2021, nr. 48636, p. 28-29).

[Voetnoot14, terug naar tekst] Vaststelling van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011.

[Voetnoot15, terug naar tekst] artikel 3.7, eerste lid, onderdeel b, URLB 2011(tekst 31 december 2014).

[Voetnoot16, terug naar tekst] Vergelijk Hof Den Haag 27 juli 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1457 (onderdeel 5.10).

[Voetnoot17, terug naar tekst] De onderstreping is aangebracht door de kennisgroep.

[Voetnoot18, terug naar tekst] Regeling van de staatssecretaris van Financiën van 28 december 2021 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen en toeslagen (Stcrt. 2021, nr. 48636, p. 29).

[Voetnoot19, terug naar tekst] Dit kan zowel preventieve als begeleidende voorzieningen betreffen.

[Voetnoot20, terug naar tekst] Vergelijk Kamerstukken II 2005/06, 30552, nr. 3, p. 19.

[Voetnoot21, terug naar tekst] Artikel 3, eerste lid, onderdeel c, Arbowet.

[Voetnoot22, terug naar tekst] Kamerstukken II 1997/98, 25879, nr. 6, p. 37.

[Voetnoot23, terug naar tekst] De arbocatalogus werkt op sectorniveau.

[Voetnoot24, terug naar tekst] Zie https://www.nlarbeidsinspectie.nl/onderwerpen/toetsing-arbocatalogus.

[Voetnoot25, terug naar tekst] Beleidsregel arbocatalogi 2019 (Stcrt 2019, 28560).

[Voetnoot26, terug naar tekst] Kamerstukken II 1997/98, 25879, nr. 6, p. 8-10.

[Voetnoot27, terug naar tekst] Hof Den Haag 27 juli 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1457 (onderdeel 5.10).

[Voetnoot28, terug naar tekst] Hof Den Haag 27 juli 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1457 (onderdeel 5.16).

[Voetnoot29, terug naar tekst] Zie artikel 14 en 14a Arbowet.

[Voetnoot30, terug naar tekst] Zie artikel 14 en 14a Arbowet (in samenhang met artikel 2.2 Arboregeling) en de informatie op https://www.arboportaal.nl/onderwerpen/bedrijfsarts.

[Voetnoot31, terug naar tekst] Vergelijk Hof Den Haag 27 juli 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1457 (onderdeel 5.10).

[Voetnoot32, terug naar tekst] Artikel 1.43, eerste lid, onderdeel a, Arbobesluit.

[Voetnoot33, terug naar tekst] Artikel 1.44-1.53 Arbobesluit. Hieruit volgt dat artikel 6.1 van het Arbobesluit niet van toepassing is bij plaatsonafhankelijke arbeid.

[Voetnoot34, terug naar tekst] Artikel 1.47 en 5.4 van het Arbobesluit.

[Voetnoot35, terug naar tekst] Zie artikel 5.12 van het Arbobesluit en de artikelen 5.1-5.3 van de Arboregeling.

[Voetnoot36, terug naar tekst] Regeling van de staatssecretaris van Financiën van 28 december 2021 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen en toeslagen (Stcrt. 2021, nr. 48636, p. 18).

[Voetnoot37, terug naar tekst] Artikel 3, tweede lid, Arbowet in samenhang met artikel 1, derde lid, onderdelen e en f, Arbowet in samenhang met artikel 2.15 Arbobesluit.

[Voetnoot38, terug naar tekst] Zie ook KG:204:2022:29.

[Voetnoot39, terug naar tekst] Zie ook KG:204:2022:15.

[Voetnoot40, terug naar tekst] In casu voorzieningen om thuis te kunnen werken.

Deel deze pagina