KG:204:2022:38 Vergoeding vrijwillige brandweerman (vervolgvraag op KG:204:2022:3)
Publicatiedatum 09-03-2023, 9:23 | Laatste update 28-03-2023, 10:20 |
Aanleiding
Inmiddels is de oorspronkelijke casus (KG:204:2022:3) met een aantal nieuwe feiten en omstandigheden aangevuld. Het betreft hetgeen is opgenomen onder 3, 6, 7 en 10.
- Een vrijwilliger bij de brandweer is in dienstbetrekking werkzaam bij de Veiligheidsregio (werkgever).[voetnoot1] Naast zijn brandweerwerkzaamheden is hij tevens werkzaam als zelfstandig ondernemer.
- De brandweerman heeft tijdens zijn werkzaamheden voor de brandweer tijdelijke letselschade opgelopen. De werkgever betaalt zijn loon door.
- De brandweerman heeft letsel aan zijn enkel opgelopen tijdens een verplichte oefening op een trainingscentrum in Duitsland. Bij het verlaten van de brandweerwagen is hij in een gat in het wegdek gestapt. Het wegdek ter plaatse was in zeer slechte staat. De brandweerman heeft in drie jaar tijd vier operaties ondergaan om het letsel te verhelpen, na de vierde operatie is hij uiteindelijk volledig hersteld.
- De werkgever heeft op grond van artikel 19:25 CAR UWO[voetnoot2] een verzekering afgesloten voor de werknemer.[voetnoot3] Die ongevallenverzekering keert uit bij overlijden, tijdelijke en blijvende arbeidsongeschiktheid als gevolg van een dienstongeval, overeenkomstig de polisvoorwaarden. Volgens de toelichting op dit artikel voorziet de verzekering in een financiële uitkering wanneer de brandweerman overlijdt of tijdelijk of blijvend arbeidsongeschikt raakt als gevolg van een ongeval tijdens de brandweerdienst. De werkgever is verplicht om bij indiensttreding de werknemer te informeren over de inhoud van de verzekering.
- Uit de polis van de verzekering die de werkgever heeft afgesloten, blijkt dat de werkgever zelf de begunstigde is van deze verzekering, in ieder geval voor zover het de uitkeringen wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid betreft. Er is niet expliciet geregeld dat de werkgever verplicht is om de uitkeringen (één op één) door te betalen aan (bijvoorbeeld) een werknemer of een andere werkgever van de werknemer (hierna: de hoofdwerkgever). In de Algemene voorwaarden zijn de volgende passages opgenomen:
- "Voor loontrekkenden zal een daggelduitkering worden verstrekt op basis van de werkelijke loonschade van de werkgever[voetnoot4], indien deze de verzekeringnemer hiervoor heeft aangesproken, met als maximum het op de polis vermelde verzekerde bedrag."
- “Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid zal voor een verzekerde, werkzaam als zelfstandig ondernemer, het volledige, op de polis vermelde bedrag worden uitgekeerd.”
Dit maximale bedrag is in casu € 185 per dag.
- De brandweerman heeft gedurende de looptijd van de uitkering per maand bij de verzekeraar een overzicht aangeleverd van het verlies aan inkomsten uit zijn onderneming als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid. Hij heeft dit verlies berekend op basis van de arbeidskosten (voor zijn eigen arbeid) die hij normaliter per werkdag aan zijn klanten in rekening zou kunnen brengen, vermenigvuldigd met het aantal werkdagen in de betreffende maand.
- De verzekeraar heeft dit verlies vergeleken met de maximale daggeldvergoeding van € 185, vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de betreffende maand. Aangezien het verlies telkens hoger was dan de maximale vergoeding, heeft de verzekeraar telkens de maximale vergoeding uitbetaald.
- In verband met de tijdelijke letselschade van de werknemer komt de verzekering tot uitkering en ontvangt de werknemer een daggeldvergoeding van € 185 van de werkgever (totaal circa € 189.000).
- De werkgever geeft hierover het volgende aan:
”De ongevallenuitkeringen zijn gebaseerd op artikel 19.25 van de CAR-UWO. Op basis van dit CAR-UWO artikel is de Veiligheidsregio als werkgever verplicht om een ongevallenverzekering voor de vrijwilliger af te sluiten. Deze verzekering voorziet in een financiële uitkering wanneer de vrijwilliger overlijdt of tijdelijk of blijvend arbeidsongeschikt raakt als gevolg van een ongeval tijdens de brandweerdienst. “
De VNG heeft in 2010 een handreiking[voetnoot5] gepubliceerd waarin wordt ingegaan op de verschillende aspecten van een verzekering en een schadevergoeding aan de brandweerman. Hierin is opgenomen dat aan de handreiking geen rechten kunnen worden ontleend. Voor verzekerden is bepalend hetgeen in de verzekeringsvoorwaarden is opgenomen. - De brandweerman heeft de werkgever niet aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. Dit zal ook niet meer gebeuren, aangezien er finale kwijting heeft plaatsgevonden tussen partijen.
Vraag
Vormen de uitkeringen uit de ongevallenverzekering loon uit dienstbetrekking?
Antwoord
Ja, omdat de uitkeringen dienen ter vervanging van te derven inkomen wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid.
Beschouwing
Het loonbegrip staat in artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). De inhoud van het loonbegrip heeft zich gevormd in de jurisprudentie en laat zich samenvatten in de volgende drie voorwaarden:
- Er is sprake van genieten (voordeelseis).
- De werkgever verstrekt het voordeel en is zich daarvan bewust (verstrekkingseis).
- Er is voldoende causaal verband tussen het voordeel en de dienstbetrekking (causaliteitseis).
Is aan één van de drie voorwaarden niet voldaan, dan is geen sprake van loon uit dienstbetrekking. In deze casus is gegeven dat aan voorwaarden 1 en 2 is voldaan. De vraag spitst zich toe op voorwaarde 3, de causaliteitseis.
Causaliteitseis
Als geen voldoende causaal verband bestaat tussen het voordeel en de dienstbetrekking, is geen sprake van loon uit dienstbetrekking. Het slechts vaststellen van een verband tussen het voordeel en de dienstbetrekking is niet voldoende om aan de causaliteitseis te voldoen; de leer van de ‘conditio sine qua non’ is te ruim. Het verband met de dienstbetrekking moet dus voldoende sterk zijn om het voordeel aan de dienstbetrekking te kunnen toerekenen. In het algemeen wordt aangenomen dat hiervoor het criterium van de redelijke toerekening beslissend is.[voetnoot6] Volgens de leer van de redelijke toerekening omvat loon alle voordelen die, rekening houdende met de maatschappelijke opvattingen, geacht kunnen worden zakelijk te worden toegerekend aan de dienstbetrekking, dus met uitsluiting van wat tot de persoonlijke sfeer van de werknemer behoort.[voetnoot7] Toepassing van deze leer zien we o.a. in het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2019.[voetnoot8]
Het kernarrest over causaliteit bij ongevallen is het smeerkuilarrest.[9] Uit dit arrest volgt dat vergoedingen van immateriële schade en verlies aan arbeidskracht niet tot het loon behoren, behoudens bijzondere omstandigheden. Bij bijzondere omstandigheden gaat het om o.a. afspraken in de arbeidsovereenkomst en rechtspositionele regelingen, waaraan de werknemer een recht op vergoeding wegens verlies van arbeidskracht ontleent.[voetnoot10] Dit was de uitleg van het smeerkuilarrest tot Hoge Raad 25 maart 2022[voetnoot11] (hierna: smeerkuil 2-arrest).
KG:204:2022:3 is door de kennisgroep behandeld naar de stand van de toen geldende jurisprudentie. Gelet op de toen heersende uitleg van het smeerkuilarrest nam de kennisgroep in KG:204:2022:3 het standpunt in dat de uitkeringen loon uit dienstbetrekking vormen. De redenering was in het kort als volgt: De uitkeringen vloeien voort uit de rechtspositie van de brandweerman. Daarmee vinden deze zozeer hun grond in de dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten moeten worden aangemerkt.
Uitleg smeerkuilarrest ná het smeerkuil 2-arrest
De Hoge Raad heeft in het smeerkuil 2-arrest een nieuwe uitleg gegeven aan bijzondere omstandigheden. De Hoge Raad legt in het arrest uit dat er alleen sprake is van bijzondere omstandigheden indien en voor zover de werkgever aan zijn erkenning van aansprakelijkheid een hogere vergoeding verbindt dan rechtstreeks uit die aansprakelijkheid voortvloeit. Of er sprake is van belastbaar loon hangt dus af van de vraag in hoeverre de werkgever civielrechtelijk aansprakelijk is voor de geleden schade. Door het arrest is er geen verschil meer in fiscale behandeling van het wel of niet in de arbeidsovereenkomst of rechtspositie vastleggen van een recht op vergoeding voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht ten gevolge van een ongeval waarvoor de werkgever aansprakelijk is.
Omdat een werkgever onder omstandigheden ook civielrechtelijk aansprakelijk is voor materiële schade[voetnoot12] die een werknemer lijdt en gelet op Hoge Raad 31 maart 2022[voetnoot13], neemt de kennisgroep het standpunt in dat het arrest van 25 maart 2022 ook het uitgangspunt is voor dergelijke vergoedingen.
Heroverweging KG:204:2022:3?
Vraag is nu of de kennisgroep gelet op het smeerkuil 2-arrest en de aanvullende feiten en omstandigheden het antwoord in KG:204:2022:3 moet wijzigen. De kennisgroep stelt zich op het standpunt dat dit niet het geval is en licht dit als volgt toe.
De kennisgroep gaat ervan uit dat het recht[voetnoot14] op de uitkeringen kwalificeert als een vrijgestelde aanspraak in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel h, Wet LB (omkeerregel). De omkeerregel is als zodanig niet in de wet opgenomen, maar is slechts te herkennen aan zijn uitwerking. De regel houdt in dat niet de aanspraak op een bepaalde uitkering tot het loon behoort, maar te zijner tijd de uitkering. Met de omkeerregel wordt beoogd de belastingheffing te verschuiven naar het tijdstip waarop de uitkering wordt genoten.[voetnoot15] Als de aanspraak is vrijgesteld, behoort de uitkering in beginsel op grond van de ruime strekking van artikel 10, eerste lid, Wet LB tot het loon.[voetnoot16] Het is de vraag of dit in casu ook het geval is.
Uit de nieuwe feiten en omstandigheden blijkt dat de uitkeringen worden genoten ter vervanging van te derven inkomen wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ongeval (zie punt 5 en 6 in de casus). Uit jurisprudentie volgt de lijn dat dergelijke uitkeringen belast zijn.[voetnoot17] Hierbij is voor de beoordeling van de belastbaarheid de bedoeling van partijen in beginsel leidend.[voetnoot18]
Inkomensvervangende uitkeringen wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid worden niet beheerst door de smeerkuilarresten. Deze zien in principe alleen op vergoedingen van materiële[voetnoot19] en immateriële schade en verlies van arbeidskracht.
De kennisgroep laat in het midden of de uitkeringen voor de inkomensheffing als winst uit onderneming kwalificeren. Als de uitkeringen winst uit ondernemingen vormen prevaleert deze kwalificatie voor de inkomensheffing op grond van artikel 2.14 Wet IB 2001.
Voetnoten
[Voetnoot1, terug naar tekst] Leden van de vrijwillige brandweer hebben een aanstelling op grond waarvan zij kwalificeren als werknemers in de zin van artikel 2, eerste lid, Wet LB.
[Voetnoot2, terug naar tekst] Tekst tot en met 2021.
[Voetnoot3, terug naar tekst] Op grond van artikel 19:27 CAR UWO kan de Veiligheidsregio voor de vrijwilliger die ondernemer is, een aanvullende verzekering afsluiten die tot uitkering komt bij langdurende arbeidsongeschiktheid als gevolg van een brandweerongeval. Dit is hier echter niet van toepassing, omdat de uitkeringen verband houden met tijdelijk letsel.
[Voetnoot4, terug naar tekst] De hoofdwerkgever van de brandweerman, niet zijnde de Veiligheidsregio.
[Voetnoot5, terug naar tekst] Zie VNG-notitie, mei 2010, Verzekeringsplicht en schadevergoeding brandweervrijwilligers.
[Voetnoot6, terug naar tekst] Kamerstukken II 2009/10, 32130, nr. 7, p. 6.
[Voetnoot7, terug naar tekst] Conclusie A-G Niessen 31 augustus 2020, ECLI:NL:PHR:2020:758.(rechtsoverweging 3.7).
[Voetnoot8, terug naar tekst] ECLI:NL:HR:2019:1050 (rechtsoverweging 2.4.2).
[Voetnoot9, terug naar tekst] HR 29 juni 1983 (ECLI:NL:HR:1983:AW9439).
[Voetnoot10, terug naar tekst] Zie o.a. HR 21 februari 2001, ECLI:NL:HR:2001:BI7666.
[Voetnoot11, terug naar tekst] ECLI:NL:HR:2022:444.
[Voetnoot12, terug naar tekst] Niet zijnde inkomensschade.
[Voetnoot13, terug naar tekst] ECLI:NL:HR:2017:536.
[Voetnoot14, terug naar tekst] Bestaande uit één samenstel van verzekerde risico’s.
[Voetnoot15, terug naar tekst] Zie o.a. Kamerstukken II, 1992/93, 23046, nr. 3, p. 18. De omkeerregel bij aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval wordt o.a. ook bevestigd door de HR in het MH17-arrest (HR 18 juni 2021; ECLI:NL:HR:2021:956).
[Voetnoot16, terug naar tekst] Zie o.a. Kamerstukken II, 1992/93, 23046, nr. 3, p. 18. De omkeerregel bij aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval wordt o.a. ook bevestigd door de HR in het MH17-arrest.
[Voetnoot17, terug naar tekst] Op grond van artikel 10 Wet LB of artikel 3.82, onderdeel a, sub 1, Wet IB 2001. Zie ook Van Schendel in WFR 2007/436, onderdelen 4.3.2 t/m 4.3.6.
[Voetnoot18, terug naar tekst] HR 1 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7994.
[Voetnoot19, terug naar tekst] Niet zijnde inkomensschade.