KG:204:2022:40 Opladen privéauto aan laadpaal werkgever
Publicatiedatum 09-03-2023, 9:00 | Laatste update 28-03-2023, 10:21 |
Aanleiding
Een werkgever heeft twee laadpalen op de parkeerplaats staan. De parkeerplaats maakt onderdeel uit van de werkplek van de werknemers. Elke laadpaal heeft twee laadpunten. De werknemer kan de laadpunten alleen gebruiken met een laadpas van de werkgever, niet met een algemene laadpas. De kosten van het opladen komen voor rekening van de werkgever. De werkgever heeft één elektrische auto waardoor er drie laadpunten niet worden gebruikt. De werkgever wil het elektrisch rijden stimuleren. Daarvoor wil hij werknemers die in privé beschikken over een hybride of elektrische auto ook gebruik laten maken van de laadpalen. De werknemers kunnen hiervoor een laadpas ophalen bij de receptie, de auto opladen en vervolgens de laadpas weer inleveren. De werknemers hoeven niets te betalen en er wordt niet geregistreerd welke werknemer wanneer van de laadpaal gebruikmaakt.
Vragen
- Is er sprake van loon in de zin van artikel 10, eerste lid, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB)?
- Valt het voordeel dat de werknemer geniet onder de nihilwaardering van artikel 3.7, eerste lid, onderdeel a, URLB 2011?
- Heeft het opladen van de privéauto nog invloed op het reiskostenforfait van artikel 31a, tweede lid, onderdeel a, ten derde, Wet LB?
- In hoeverre gelden de antwoorden ook voor andere privé zaken die de werknemer mag opladen op de werkplek, zoals een elektrische fiets (incl. speed pedelec) en mobiele telefoon?
Antwoorden
- Ja, als de werknemer zijn privéauto oplaadt op de werkplek is er sprake van een voordeel dat voortvloeit uit de dienstbetrekking.
- Nee, de nihilwaardering is niet van toepassing op het gebruik van de laadpaal voor privédoeleinden.
- Ja, de elektriciteit telt mee voor de onbelaste forfaitaire reiskostenvergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer (2023: € 0,21 per kilometer).
- De werkgever kan de nihilwaardering toepassen als de werknemer een stopcontact gebruikt voor het opladen van een elektrische fiets en mobiele telefoon. De elektriciteit voor de fiets telt niet mee voor de onbelaste forfaitaire reiskostenvergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer.
Beschouwing
Vraag 1: Is er sprake van loon?
Volgens artikel 10, eerste lid, Wet LB is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten. De uitdrukking 'al hetgeen' geeft aan dat in beginsel elk voordeel dat een werknemer behaalt onder de loonheffing valt.
De inhoud van het loonbegrip heeft zich gevormd in de jurisprudentie en laat zich samenvatten in de volgende drie cumulatieve voorwaarden:
- Er is sprake van genieten (voordeelseis).
- De werkgever verstrekt het voordeel en is zich daarvan bewust (verstrekkingseis).
- Er is voldoende causaal verband tussen het voordeel en de dienstbetrekking (causaliteitseis).
Het gebruik van de laadpaal levert de werknemer een voordeel op omdat hij niet hoeft te betalen voor het opladen van zijn auto. De laadpunten kunnen alleen gebruikt worden met een laadpas van de werkgever en de kosten van het opladen komen voor rekening van de werkgever. Dit betekent dat de werkgever zich bewust is van de verstrekking van het voordeel en dat er een voldoende causaal verband is met de dienstbetrekking. Er is sprake van loon in natura.
Vraag 2: Is de nihilwaardering van toepassing?
Op grond van artikel 13 Wet LB in samenhang met artikel 3.7, eerste lid, onderdeel a, URLB 2011 wordt het ge- en verbruik van werkplekvoorzieningen onder voorwaarden op nihil gewaardeerd. De tekst van artikel 3.7 URLB 2011 luidt als volgt:
“1. De waarde van de volgende voorzieningen, in redelijkheid, wordt gesteld op nihil, ingeval deze geheel of gedeeltelijk op de werkplek gebruikt of verbruikt worden:
a. voorzieningen waarvan het niet gebruikelijk is deze elders te gebruiken of verbruiken;” (…)
Het begrip voorziening is wettelijk niet gedefinieerd. Volgens de toelichting moet het begrip ruim worden opgevat en ziet het op
“allerlei faciliteiten, in zeer uiteenlopende situaties, die de werkgever aan de werknemer ter beschikking stelt om dewerkzaamheden te kunnen uitoefenen, maar waarvan de werknemer mogelijk ook voor zijn persoonlijke aangelegenheden gebruik kan maken”.[voetnoot1]
Verder geeft de wetgever aan dat het gebruik ziet “op de situatie waarbij de werkgever het gebruik van een voorziening toestaat”.[voetnoot2] En dat het artikel ziet op het “het genot van voorzieningen”.[voetnoot3]
Het genot van een laadpaal bestaat uit de elektriciteit. Als de laadpaal voor privé wordt gebruikt vormt dit loon, tenzij het genot op nihil kan worden gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor andere voorzieningen die iets ‘produceren’, zoals een koffieautomaat, een printer, een kraan en een stopcontact. Het genot van dergelijke voorzieningen bestaat uit de levering van producten; koffie, printjes, fotokopieën, water en stroom. Het kan volgens de kennisgroep niet de bedoeling zijn geweest van de wetgever dat bij toetsing van de nihilwaardering de voorziening wordt gesplitst in het gebruik van de voorziening en het product dat de voorziening levert. Het gebruik an sich levert de werknemer immers geen voordeel op; artikel 3.7, eerste lid, onderdeel a, URLB 2011 zou dan een dode letter zijn. Het artikel beoogt nou juist het genot van een voorziening (het product) onder voorwaarden buiten de heffing te laten.
Het gebruik van de laadpaal moet derhalve als een voorziening in de zin van artikel 3.7, eerste lid, onderdeel a, URLB 2011 worden gezien. De vraag is of de voorziening voldoet aan de voorwaarden van dit artikel.
Is er in dit geval sprake van een werkplekvoorziening?
Werkplekvoorzieningen worden op nihil gewaardeerd onder de volgende voorwaarden, in samenhang bezien:
- De voorziening moeten geheel of gedeeltelijk op de werkplek worden ge- of verbruikt;
- Het aanbieden van de voorziening moet redelijk zijn; en,
- Het betreft een voorziening waarvan het niet gebruikelijk is deze elders te ge- of verbruiken.
De laadpaal voldoet aan de eerste voorwaarde. Immers, de werknemer kan de laadpaal alleen gebruiken op de werkplek. Aangezien de keuze van de werknemers niet leidend is geweest bij het aanbieden van de laadpaal en de redelijkheidstoets niet kan dienen om te treden in het beleid van de werkgever, voldoet de laadpaal ook aan de tweede voorwaarde.[voetnoot4] Blijft over de vraag of het niet gebruikelijk is de laadpaal buiten de werkplek te gebruiken.
Ge- of verbruik elders gebruikelijk?
Hoe moet deze derde voorwaarde worden uitgelegd? Moet de betreffende voorziening uitsluitend op de werkplek kunnen worden ge- of verbruikt? Of moet de voorziening normaal gesproken op de werkplek worden aangeboden? En maakt het hierbij uit hoe groot het privévoordeel is voor de werknemer?
De achtergrond van de nihilwaardering van voorzieningen die (mede) op de werkplek worden gebruikt, is volgens de wetgever vooral praktisch van aard.[voetnoot5]
“De onwenselijkheid lastige waarderingsregels op te nemen voor voorzieningen met een (vaak beperkt) privévoordeel heeft geleid tot het ontstaan van de nihilwaarderingen voor voorzieningen die de werkgever in het kader van de bedrijfsvoering ter beschikking stelt.”[voetnoot6]
Hieruit leidt de kennisgroep af dat de nihilwaardering ook van toepassing kan zijn op een onderdeel van een voorziening met een niet evident zakelijk belang.
De wetgever had hierbij het oog op voorzieningen die de werkgever
“in het belang van het arbeidsproces of het bedrijfsproces noodzakelijk vindt en daarom bepaalde kosten wil maken of vanwege wettelijke verplichtingen moet maken.”[voetnoot7]
Het gaat volgens de wetgever om voorzieningen, die in het algemeen verbonden zijn met de bedrijfsvoering van de werkgever, en die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als loon worden ervaren, ook al kan sprake zijn van enig privévoordeel.[voetnoot8]
De aangehaalde wetsgeschiedenis en toelichting op de URLB 2011 biedt ruimte voor een soepele benadering als het gaat om voorzieningen in het belang van het arbeidsproces of het bedrijfsproces met een beperkt privévoordeel. Maar in dit geval is sprake van een substantieel voordeel[voetnoot9] dat bovendien naar maatschappelijke opvattingen als loon wordt ervaren. Verder stelt de werkgever de laadpaal niet ter beschikking aan de werknemer om zijn werkzaamheden te kunnen uitvoeren, maar om zijn privéauto op te laden. De werkgever geeft hiervoor expliciet toestemming. Het genot van de voorziening (elektriciteit) vindt vervolgens met name plaats buiten de werkplek.
De laadpaal voldoet daarom niet aan voorwaarde 3.
Vraag 3: Heeft het opladen invloed op het reiskostenforfait?
Nu de nihilwaardering niet van toepassing is, vormt de elektriciteit uit de laadpaal ten behoeve van de privéauto een voordeel dat gewaardeerd dient te worden op grond van artikel 13 Wet LB. De elektriciteit telt mee voor de onbelaste forfaitaire reiskostenvergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer. Als de werkgever daarboven een extra vergoeding geeft, kan hij deze aanwijzen als eindheffingsloon, als hij voldoet aan de gebruikelijkheidseis.
Vraag 4: In hoeverre gelden de antwoorden ook voor andere privé zaken die de werknemer mag opladen op de werkplek, zoals een elektrische fiets (incl. speed pedelec) en mobiele telefoon?
Het stopcontact op de werkplek is evident een voorziening op de werkplek die de werknemer nodig heeft om zijn werkzaamheden te kunnen uitoefenen en zijn in het belang van het bedrijfsproces. Als de werknemer het stopcontact gebruikt voor het opladen van zijn mobiele telefoon is er sprake van een privévoordeel voor de werknemer. Het voordeel is echter gering en wordt naar maatschappelijke opvattingen niet als loon ervaren. De kennisgroep vergelijkt dit voordeel met de door de wetgever genoemde voordelen zoals “kopieën van privéstukken, het (privé) gebruik van internet of de behandeling van privémail onder werktijd”. Het is volgens de wetgever “gebruikelijk en gewenst een dergelijk voordeel buiten beschouwing te laten bij de bepaling van het loon”.[voetnoot10]
Bovenstaande geldt ook voor het opladen van een accu van een elektrisch fiets (incl. speed pedelec). Het voordeel hiervan is wellicht iets hoger[voetnoot11], maar kan nog altijd worden aangemerkt als gering. Omdat de nihilwaardering van toepassing is, telt de elektriciteit niet mee voor de onbelaste forfaitaire reiskostenvergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer.
Voetnoten
[Voetnoot1, terug naar tekst] Ministeriële regeling van 8 september 2010, nr. DB 2010–178M, Stcrt. 2010, 14212, p. 27.
[Voetnoot2, terug naar tekst] Ministeriële regeling van 8 september 2010, nr. DB 2010–178M, Stcrt. 2010, 14212, p. 28.
[Voetnoot3, terug naar tekst] Ministeriële regeling van 8 september 2010, nr. DB 2010–178M, Stcrt. 2010, 14212, p. 25.
[Voetnoot4, terug naar tekst] Kamerstukken II 1998/99, 26728, nr. 3, p. 28/29.
[Voetnoot5, terug naar tekst] Kamerstukken II 2014/15, 34002, nr. 29, p. 2-3.
[Voetnoot6, terug naar tekst] Kamerstukken II 2014/15, 34002, nr. 10, p. 58.
[Voetnoot7, terug naar tekst] Ministeriële regeling van 8 september 2010, nr. DB 2010–178M, Stcrt. 2010, 14212, p. 28.
[Voetnoot8, terug naar tekst] Ministeriële regeling van 8 september 2010, nr. DB 2010–178M, Stcrt. 2010, 14212, p. 25.
[Voetnoot9, terug naar tekst] Zie voor een vergelijking van de kosten de site van de anwb, auto / elektrisch rijden / wat kost het opladen van een elektrische auto.
[Voetnoot10, terug naar tekst] Ministeriële regeling van 8 september 2010, nr. DB 2010–178M, Stcrt. 2010, 14212, p. 28.
[Voetnoot11, terug naar tekst] € 0,10 per accu volgens Kieskeurig.nl.