Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:204:2022:41 Opbouwtermijn van het scholingsbudget

Aanleiding

Een werkgever bouwt door middel van een periodieke bijdrage een scholingsbudget (ook genoemd: leerrekening, ontwikkelbudget of loopbaanbudget) op voor zijn werknemers. De werknemers kunnen het scholingsbudget opsparen en gebruiken voor een opleiding, cursus of studie (hierna: cursus) ter bevordering van de eigen loopbaan. Het scholingsbudget is bedoeld om de inzetbaarheid van werknemers te vergroten binnen het bedrijf en op de arbeidsmarkt. De werknemer kan het scholingsbudget alleen aanwenden voor gericht vrijgestelde scholing na toestemming door de werkgever. De werknemer heeft geen recht op uitbetaling van (een restant van) het scholingsbudget als hij het scholingsbudget niet (volledig) benut of bij het einde van zijn dienstbetrekking.

Vragen

  1. Geldt er fiscaal een maximale opbouwtermijn voor scholingsbudgetten?
  2. Wanneer geniet de werknemer loon uit dienstbetrekking?

Antwoorden

  1. Nee, er geldt geen maximale opbouwtermijn van het scholingsbudget. Vanuit fiscaal perspectief is slechts sprake van een reservering door de werkgever.
  2. De werknemer geniet loon uit dienstbetrekking als hij het budget aanwendt voor een cursus, opleiding of studie.

Beschouwing 1

Scholingsbudgetten zijn steeds vaker opgenomen in de arbeidsvoorwaarden met het oog op brede inzetbaarheid van werknemers. De werknemer volgt op deze manier naar eigen inzicht een cursus ter bevordering van de eigen loopbaan. De werkgever kent het scholingsbudget vaak in één keer toe of via maandelijkse opbouw. Als de werknemer het budget niet aanwendt binnen een overeengekomen periode, vloeit het resterende budget terug naar de werkgever of naar een aan de cao verbonden scholingsfonds.

De werkgever reserveert voor het scholingsbudget een bedrag in zijn administratie ter financiering van een studie die de werknemer wil volgen. De reservering of opbouwtermijn van het budget kent geen fiscaal maximum. Het staat de werkgever vrij om te bepalen binnen welke termijn de (ex-) werknemer het scholingsbudget moet aanwenden. In cao’s is het gebruikelijk om daarvoor termijnen te hanteren van 36 tot 60 maanden.

Beschouwing 2

De opbouw van het scholingsbudget leidt niet tot een heffingsmoment. De werknemer geniet nog geen voordeel uit dienstbetrekking op het moment van toekenning van het budget. De werknemer heeft met het scholingsbudget een voorwaardelijk recht op loon op een toekomstig tijdstip. De werknemer geniet het loon op het moment van aanwending van het scholingsbudget voor een studie (artikel 13a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB)). De werkgever moet dan toetsen of hij de studie na aanwijzing als eindheffingsloon kwalificeert als gericht vrijgesteld (artikel 31a, tweede lid, onderdelen c en d, Wet LB) of onderbrengt in de vrije ruimte van de werkkostenregeling (artikel 31, eerste lid, onderdeel f, Wet LB in samenhang met artikel 31a, tweede lid, Wet LB).

Met ingang van 2021 geldt de gerichte vrijstelling voor scholing ook voor ex-werknemers die een studie volgen met het oog op het verwerven van inkomen (artikel 31, eerste lid, onderdeel g, onder sub 2o, Wet LB in samenhang met artikel 31a, tweede lid, onderdeel d, Wet LB). Dat betreft (ex-)werknemers die alsnog een eerdere reservering kunnen aanwenden voor een studie voor een toekomstig beroep of dienstbetrekking.

Deel deze pagina

Op deze pagina