Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:204:2023:24 Medische keuring chauffeurskaart

Aanleiding

De chauffeurskaart is een aan de bestuurder afgegeven boordcomputerkaart waarmee de boordcomputer de identiteit van de desbetreffende bestuurder kan vaststellen en waarop gegevens kunnen worden opgeslagen.[voetnoot 1] Een bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, moet in het bezit zijn van een chauffeurskaart.[voetnoot 2]

Om de chauffeurskaart te verkrijgen moet de bestuurder o.a. de volgende documenten overleggen[voetnoot 3]:

  • een geldig afgegeven rijbewijs B;
  • een Verklaring Omtrent het Gedrag Taxi (hierna: VOG);
  • een taxi chauffeursdiploma;
  • een Geneeskundige Verklaring Taxi (hierna: GVT).

De bestuurder moet de chauffeurskaart aanvragen bij het Kiwa Register. Alleen hij kan de kaart aanvragen en/of verlengen. De kaart is vijf jaar geldig. Het Kiwa Register verstrekt de chauffeurskaarten namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Ter verkrijging van de GVT dient de keuring te worden uitgevoerd door een deskundige persoon, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet), die belast is met bepaalde taken (hierna: taxipaskeuring).[voetnoot 4] Bij een verlenging van de chauffeurskaart dient een nieuwe GVT te worden overlegd.

De cao voorziet in een vergoeding van de kosten voor een GVT aan de werknemer alsmede een verhaalsrecht van de werkgever als de werknemer binnen zes maanden na de verkrijging/aanvraag van de chauffeurskaart verzoekt om beëindiging van de dienstbetrekking.

Vraag

Is de vergoeding van de kosten voor het verkrijgen van een GVT gericht vrijgesteld?

Antwoord

Nee. De werkgever kan de vergoeding wel aanwijzen als eindheffingsbestanddeel op grond van artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) en ten laste brengen van eventuele vrije ruimte.

Beschouwing

Het is de bestuurder die de GVT aanvraagt. Het is zijn aanvraag en hij ontvangt de verklaring (of afwijzing daarvan). De kosten van de aanvraag van de verklaring zijn kosten van de werknemer. De werknemer treedt niet op als intermediair van zijn werkgever. Aan de voordeels-, verstrekking- en causaliteitseis is in deze situatie voldaan.[voetnoot 5] De vergoeding van de kosten vormt daarom loon in de zin van artikel 10 Wet LB 1964.

Is de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen van toepassing?

Een werkgever kan aan een werknemer arbovoorzieningen onbelast vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen op grond van artikel 31a, tweede lid, onderdeel h, Wet LB 1964 in samenhang met artikel 8.4a URLB 2011 als hij aan de volgende voorwaarden voldoet:

  1. De voorziening hangt direct samen met verplichtingen van de werkgever “op grond van het bepaalde bij of krachtens” de Arbowet.[voetnoot 6]
  2. De voorziening wordt (geheel of gedeeltelijk) ge- of verbruikt op de werkplek.[voetnoot 7]
  3. De werkgever wijst de voorziening aan als eindheffingsbestanddeel en voldoet aan de gebruikelijkheidseis van artikel 31, eerste lid, onderdeel f, Wet LB 1964.[voetnoot 8]
  4. De kosten van de voorziening, worden niet ten laste van de werknemers gebracht (artikel 44 Arbowet).

In deze casus lijkt voldaan te worden aan voorwaarden b, c en d. De vraag spitst zich toe op voorwaarde a; is de GVT een verplichte arbovoorziening.[voetnoot 9] Dit is een voorziening:

  1. ter bestrijding of het voorkomen van veiligheids- of gezondheidsrisico’s die verbonden zijn met de arbeid;
  2. uitgaande van de stand van de wetenschap, professionele dienstverlening en arbeidshygiënische strategie; en
  3. redelijkerwijs (in een specifieke situatie) gevergd kunnen worden van de werkgever.

Op grond van artikel 18 Arbowet hebben werkgevers de verplichting werknemers periodiek in de gelegenheid te stellen een onderzoek te ondergaan, dat erop gericht is de risico’s die de arbeid voor de gezondheid van de werknemers met zich brengt zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, ook wel PAGO genoemd (Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek). Het is de vraag of de taxipaskeuring als een PAGO kan worden aangemerkt.

Tijdens de taxipaskeuring test de keuringsarts of de bestuurder het voertuig zelfstandig en veilig kan besturen.[voetnoot 10] De keuringsarts beoordeelt de algemene fysieke gesteldheid, mentale conditie en het functioneren van armen, benen en wervelkolom. Hij meet de bloeddruk en test het zicht. Zo kunnen eventuele gezondheidsrisico’s en lichamelijke afwijkingen worden ontdekt. Er lijkt dus zeker een link te zijn tussen de taxipaskeuring en de arbeid.

De taxipaskeuring hangt echter niet direct samen met de verplichtingen van de werkgever op grond van de Arbowet. Het is de bestuurder die een chauffeurskaart moet aanvragen om het beroep van taxichauffeur te kunnen uitoefenen. Het is zijn aanvraag en hij ontvangt de kaart (of een afwijzing). Om de kaart te kunnen verkrijgen, moet hij een GVT kunnen overleggen. Het feit dat het hebben van een chauffeurskaart wettelijk verplicht is en dat de werkgever op grond van een cao verplicht is de kosten van de GVT te vergoeden, doet daar niet aan af.

Is de gerichte vrijstelling voor de inschrijving in een beroepsregister van toepassing?

Gericht vrijgesteld zijn volgens artikel 31a, tweede lid, onderdeel c, Wet LB 1964:

“ […] vergoedingen en verstrekkingen […] ter zake of in de vorm van […] de inschrijving in een beroepsregister.”

De wetgever heeft de gerichte vrijstelling als volgt toegelicht:

“Deze vrijstelling geldt zowel voor wettelijk voorgeschreven registraties als voor registraties die vanuit de beroepsgroep worden opgelegd met het oog op het veiligstellen en bewaken van bepaalde kwaliteitsnormen.(…) Achtergrond bij (deze registraties) is het veiligstellen en bewaken van bepaalde kwaliteitsnormen, die onlosmakelijk zijn verbonden met het onderhouden en verbeteren van kennis en vaardigheden in de beroepsuitoefening. De inschrijving in het beroepsregister (…) weerspiegelt in een dergelijke situatie als het ware een zeker kwaliteitsniveau.”

Kamerstukken II, 2010/11, 32504, nr. 6, p. 43.

“De uitbreiding van de gerichte vrijstelling met de inschrijving in een beroepsregister geldt voor registraties die vereist zijn voor de uitoefening van de functie.”

Kamerstukken II, 2010/11, 32504, nr. 12, p. 4.

Het vervallen besluit van 23 juni 2014 ging in § 4.11 een stapje verder:

“ (…) De vrijstelling geldt in een aantal gevallen, bijvoorbeeld als sprake is van een wettelijke of een vanuit de branche opgelegde verplichting tot registratie.

Niet in alle gevallen hoeft de registratie echter een verplicht karakter te hebben. Werkgevers kunnen de gerichte vrijstelling ook toepassen als op een andere wijze sprake is van voldoende kwaliteitsborging vanuit de beroepsvereniging. Kwaliteitsborging kan blijken uit een samenstel van factoren zoals het toelaten van leden die voldoen aan eisen van deskundigheid, het opleggen van verplichtingen ten aanzien van scholing (EP-punten) of het anderszins stimuleren van onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden op het vakgebied.”

Besluit van 23 juni 2014 (Stcrt. 2014, 18343).[voetnoot 11]

Kortom, een vergoeding van de inschrijving in een beroepsregister is gericht vrijgesteld als die inschrijving:

  1. wettelijk is voorgeschreven; of
  2. door de beroepsgroep is opgelegd; of
  3. niet verplicht is, maar sprake is van voldoende kwaliteitsborging vanuit de beroepsvereniging.

De afgifte van een chauffeurskaart door het Kiwa Register kan worden beschouwd als een wettelijk voorgeschreven registratie die vereist is voor de uitoefening van de dienstbetrekking en dus als een inschrijving in een beroepsregister. De registratie is echter niet op één lijn te stellen met de documenten die benodigd zijn om een chauffeurspas aan te vragen. De aanvraag van die documenten hangt immers niet onlosmakelijk samen met de registratie in het beroepsregister.

Voetnoten

[Voetnoot 1, terug naar tekst] Artikel 1, Besluit personenvervoer 2000 (hierna: BPV)

[Voetnoot 2, terug naar tekst] Artikel 81, vijfde lid, BPV.

[Voetnoot 3, terug naar tekst] Artikel 82, eerste lid, BPV.

[Voetnoot 4, terug naar tekst] Zoals omschreven in artikel 74, eerste lid, BPV. Dit artikel dient gelezen te worden in samenhang met artikel 82, eerste lid, onderdeel b, BPV.

[Voetnoot 5, terug naar tekst] Zie voor een toelichting op deze eisen o.a. KG:204:2023:13.

[Voetnoot 6, terug naar tekst] Zie de Regeling van de staatssecretaris van Financiën van 28 december 2021 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen en toeslagen (Stcrt. 2021, nr. 48636, p. 18).

[Voetnoot 7, terug naar tekst] In de zin van artikel 8.4a, eerste lid in samenhang met artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, URLB 2011.

[Voetnoot 8, terug naar tekst] Als de werkgever voldoet aan de voorwaarden en de normbedragen van gerichte vrijstellingen, gaat de inspecteur ervan uit dat hij de vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen heeft aangewezen als eindheffingsloon (zie paragraaf 4.12.6 van het Handboek Loonheffingen 2023).

[Voetnoot 9, terug naar tekst] Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 28 december 2021 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen en toeslagen (Stcrt. 2021, nr. 48636, p. 28-29).

[Voetnoot 10, terug naar tekst] https://www.arboned.nl/diensten/keuringen/taxipaskeuring.

[Voetnoot 11, terug naar tekst] Dit besluit was van kracht tot 1 januari 2015. Het werd ingetrokken in het besluit van 17 december 2014, Stcrt. 2014, 36871. Het besluit uit december 2014 was een “integrale actualisering” van het besluit uit juni 2014, waarbij onderdelen die achterhaald waren of een voorlichtend karakter hadden vervielen. De paragraaf over de inschrijving in een beroepsregister keerde niet terug in het nieuwe besluit.

Deel deze pagina