Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:204:2023:9 Waardering aandelen met vervreemdingsverbod

Aanleiding

Een in Nederland gevestigde vennootschap (hierna: de werkgever) kent aan werknemers in het kader van hun dienstbetrekking ter beurze genoteerde aandelen om niet toe met een vervreemdingsverbod van 2 jaar. De werkgever is verplicht loonheffingen in te houden en af te dragen over de aandelen op het genietingsmoment.

Vraag

Wat is de waarde van de aandelen voor toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB)?

Antwoord

Als de werknemer de aandelen gedurende een periode van 2 jaar rechtens en feitelijk niet kan vervreemden en het hem ook niet is toegestaan de gevolgen van het vervreemdingsverbod geheel of gedeeltelijk te ontlopen (bijvoorbeeld met behulp van optiecontracten), kan de werkgever op grond van een bewijsregel een afwaardering van 10% op de beurskoers hanteren.

Beschouwing

Algemeen

De werkgever moet de aandelen in aanmerking nemen naar de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend.[ Voetnoot 1] Dit is de waarde van de aandelen op de beurs op het genietingsmoment. Een ter beurze genoteerd aandeel waarbij de werkgever met de werknemer een vervreemdingsverbod is overeengekomen is per saldo echter minder waard dan hetzelfde aandeel zonder vervreemdingsverbod. Het op overtuigende wijze aannemelijk maken van de precieze omvang van de waardering van het vervreemdingsverbod (c.q. de afwaardering) is erg ingewikkeld.[Voetnoot 2] De werkgever kan in plaats daarvan gebruikmaken van onderstaande bewijsregel.

Bewijsregel

Een inhoudingsplichtige kan onder de hierna vermelde voorwaarden uitgaan van een afwaardering volgens het volgende schema [voetnoot 3].

VervreemdingsverbodMarginale afwaarderingCumulatieve afwaardering
1 volledig jaar5,5%5,5%
2 volledige jaren4,5%10,0%
3 volledige jaren3,5%13,5%
4 volledige jaren2,5%16,0%
5 volledige jaren2,5%18,5%

Voorwaarden:

  • Het betreft beursgenoteerde aandelen.
  • De aandelen kunnen zonder uitzonderingen (behoudens in gevallen van overlijden, arbeidsongeschiktheid en ontslag om dringende redenen) gedurende een bepaalde periode rechtens en feitelijk niet worden vervreemd en het is de werknemer niet toegestaan de gevolgen van het vervreemdingsverbod geheel of gedeeltelijk te ontlopen (bijvoorbeeld met behulp van optiecontracten). De inhoudingsplichtige maakt aannemelijk dat hij dit verbod strikt handhaaft.
  • De marginale afwaardering geldt voor een volledig jaar. Als sprake is van een vervreemdingsverbod gedurende een gedeelte van het jaar, geldt de marginale afwaardering tijdsevenredig.

In bepaalde gevallen geldt niet voor alle aandelen een vervreemdingsverbod. Dit is bijvoorbeeld het geval als een werknemer om niet aandelen verkrijgt, waarbij hij de mogelijkheid heeft een gedeelte van zijn aandelen direct na toekenning te vervreemden. Doel hiervan is om met de opbrengst daarvan de belasting en premies te betalen over alle verkregen aandelen (‘sell-to-cover’). Uiteraard is de hiervoor vermelde afwaardering niet van toepassing op die aandelen waarvoor geen vervreemdingsverbod geldt.

Als sprake is van een vervreemdingsverbod van langer dan 5 jaren en tevens aan de hiervoor vermelde voorwaarden wordt voldaan, kan een inhoudingsplichtige kiezen tussen een cumulatieve afwaardering van 18,5% of een rekenkundige onderbouwing van een eventueel hoger percentage.

De inhoudingsplichtige kan de bewijsregel ook toepassen bij de waardering van beursgenoteerde aandelen met een vervreemdingsverbod verkregen door uitoefening van een aandelenoptierecht als de werknemer kiest voor toepassing van artikel 10a, twaalfde lid, Wet LB.

Als een inhoudingsplichtige en/of werknemer van mening is dat de bewijsregel niet voldoet, is het aan hem om een afwijkende afwaardering aannemelijk te maken.

Voetnoten

[Voetnoot 1, terug naar de tekst] Zie artikel 13, eerste lid, Wet LB.

[Voetnoot 2, terug naar de tekst] Zie o.a. Hof Amsterdam 29 maart 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW1517.

[Voetnoot 3, terug naar de tekst] Dit schema is reeds eerder gepubliceerd n.a.v. de toelichting van de staatssecretaris van Financiën (zie p. 174) op het afzien van cassatieberoep tegen Hof 29 maart 2012 (ECLI:NL:GHAMS:2012:BW1517). Zie ook V-N 2012/52.19.

Deel deze pagina