KG:204:2024:15 Negatieve arbeidskorting
Publicatiedatum 07-11-2024, 11:41 | Laatste update 07-11-2024, 11:41 |
Aanleiding
Een leraar verzorgt op grond van zijn dienstbetrekking naast zijn normale werkzaamheden eveneens bijlessen. De vergoeding die de leraar ontvangt voor zijn normale werkzaamheden wordt in een inkomstenverhouding (hierna: IKV) geadministreerd (IKV1) en de vergoeding die de leraar ontvangt voor de bijlessen wordt in een separate IKV geadministreerd (IKV2). Als gevolg van de afbouw van de arbeidskorting wordt een negatief bedrag aan arbeidskorting verwerkt bij de bepaling van de verschuldigde loonheffing in de IKV waar de uren voor de bijlessen worden geadministreerd om op die manier te zorgen dat het totaal aan arbeidskorting over de beide IKV’s voor dat loontijdvak goed loopt.
De loongegevens worden per IKV verwerkt in de ‘vooraf ingevulde aangifte’ (hierna: VIA). Als het bedrag aan verrekende arbeidskorting in het cumulatieve bedrag van de IKV negatief is, wordt de IKV niet opgenomen in de VIA. Ook staat de Belastingdienst in de aangifte inkomstenbelasting (hierna: IH) geen negatieve arbeidskorting toe.
Vraag
Kan er op formele grond sprake zijn van cumulatief een negatief bedrag aan verrekende arbeidskorting in een IKV in de situatie waarbij er één dienstbetrekking is met meerdere IKV’s?
Antwoord
Nee. De inhoudingsplichtige moet de verschuldigde loonheffing per loontijdvak berekenen door de loonbelastingtabellen toe te passen op het totale belastbare loon in het betreffende loontijdvak van de werknemer per dienstbetrekking (dus IKV1+2). Een negatief bedrag aan verrekende arbeidskorting is dan niet mogelijk.
Beschouwing
Berekening loonheffingen algemeen
Loonheffing wordt op grond van artikel 9 in samenhang met artikel 10 Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) geheven per dienstbetrekking. Als een werknemer van twee inhoudingsplichtigen loon geniet, moeten de loonbelastingbepalingen twee keer afzonderlijk worden toegepast, tenzij een loonoverhevelings- of samenvoegingsbepalingen op grond van artikel 33, tweede lid, Wet LB 1964 van toepassing is. De arbeidskorting kan slechts in aanmerking worden genomen voor één dienstbetrekking. Als een inhoudingsplichtige meerdere lonen of uitkeringen op basis van één dienstbetrekking betaalt, moet hij de verschillende genoten betalingen bij elkaar optellen tot één bedrag om de verschuldigde loonheffing per loontijdvak te berekenen; immers het totaal van de bedragen vormt het van de inhoudingsplichtige genoten loon.
Bij elkaar optellen, betekent niet dat de verschillende betalingen in één IKV moet worden aangeven. Het begrip IKV is een administratief begrip in de aangifte loonheffingen, welk begrip is gedefinieerd in de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte. Deze regeling geeft uitvoering aan de verplichtingen van de inhoudingsplichtige, zoals opgenomen in artikel 28 Wet LB 1964. Een IKV is de administratieve verwerking van een rechtsbetrekking in de administratie en heeft geen invloed op de fiscale heffingsregels, zoals de samenvoegingsbepalingen.
Toepassing arbeidskorting
Op grond van artikel 20, eerste lid, Wet LB 1964 is de over een loontijdvak van een jaar verschuldigde belasting: het bedrag van de over het kalenderjaar berekende belasting op het belastbare loon verminderd met het bedrag van de heffingskorting [voetnoot 1] voor de loonbelasting. Op grond van artikel 23, tweede lid, Wet LB 1964 kan de heffingskorting slechts worden toegepast bij één dienstbetrekking. Het bedrag van de heffingskorting voor de loonbelasting bedraagt op grond van artikel 20, tweede lid, Wet LB 1964 maximaal het bedrag van de verschuldigde belasting over het loontijdvak van een jaar. De arbeidskorting wordt bepaald op grond van artikel 22a Wet LB 1964 en is inkomensafhankelijk. Het bedrag van de arbeidskorting wordt tot een tijdvakloon op jaarbasis van € 39.957 (2024) hoger naarmate dat tijdvakloon hoger is. Vanaf een tijdvakloon op jaarbasis van meer dan € 39.957 wordt de arbeidskorting lager, maar niet lager dan tot nihil. De arbeidskorting kan op jaarbasis dus niet negatief zijn.
Dit geldt ook voor de algemene heffingskorting en de ouderenkorting. Op grond van artikel 22 Wet LB 1964 wordt de algemene heffingskorting vanaf een tijdvakloon op jaarbasis van meer dan € 24.812 lager (2024), maar niet lager dan tot nihil. Op grond van artikel 22b Wet LB 1964 wordt de ouderenkorting vanaf een tijdvakloon op jaarbasis van meer dan € 44.770 (2024) lager, maar niet lager dan tot nihil.
De inhoudingsplichtige past de betreffende heffingskorting toe als de werknemer aan de voorwaarden van de korting voldoet. De tabel wordt toegepast op het totale belastbare loon per dienstbetrekking [voetnoot 2] per loontijdvak. De verrekende arbeidskorting over het totale belastbare loon per loontijdvak kan derhalve niet negatief zijn. De gevonden loonheffing (incl. de arbeidskorting) moet volgens de wetssystematiek worden verdeeld over de IKV’s en kan dus ook niet negatief zijn.
De praktijk
In de praktijk komt het voor dat de inhoudingsplichtige eerst de loonbelastingtabel toepast op het reguliere loon in IKV1 en de loonheffingen en het bedrag van de verrekende arbeidskorting bepaalt. Daarna past de inhoudingsplichtige de loonbelastingtabel toe op het totale loon (bijvoorbeeld IKV1+2) en bepaalt dan de juiste bedragen. Het saldo tussen de gevonden bedragen vermeld hij in IKV2 en dat kan negatieve bedragen opleveren. Echter het toepassen van de loonbelastingtabel op een deel van het loon is niet conform de Wet LB 1964. Het salderen met als resultaat een negatieve arbeidskorting dus ook niet. De inhoudingsplichtige moet op een juiste wijze de tabel toepassen en het bedrag van de verrekende arbeidskorting (en de algemene heffingskorting en ouderenkorting) verdelen. Als hij de loonheffingen op een juiste wijze berekend kan geen sprake zijn van een bedrag aan negatieve arbeidskorting.
Ten slotte
De werkgever moet conform artikel 28 Wet LB 1964 aan de werknemer jaarlijks opgave verstrekken van het genoten loon en de ingehouden belasting, premie volksverzekeringen, de eventueel inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, de verrekende arbeidskorting en de door de werkgever verschuldigde premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Er is geen wettelijke verplichting om dat per IKV te doen.
Voetnoten
[Voetnoot 1, terug naar de tekst] De arbeidskorting maakt hiervan onderdeel uit (artikel 21a in samenhang met artikel 21c Wet LB 1964).
[Voetnoot 2, terug naar de tekst] Dit is anders als een van de samenvoegbepalingen van toepassing is (artikel 9.1 tot en met 9.4 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011). In dat geval moet de inhoudingsplichtige de bedragen van meerdere dienstbetrekkingen samenvoegen.