KG:204:2025:2 Koopsomleningen voor aandelen in arbeidsrelaties
Publicatiedatum 14-02-2025, 10:33 | Laatste update 14-02-2025, 10:33 |
1 Aanleiding
In de praktijk komen we regelmatig structuren tegen waarbij werknemers, niet zijnde familieleden van de geldverstrekker, de gelegenheid krijgen om (certificaten van) aandelen te kopen in de vennootschap van de werkgever (of in een daarmee gelieerde vennootschap). Dit geschiedt veelal in het kader van een breder aandelenparticipatieprogramma voor werknemers of meer specifiek gericht op aandelenparticipatie voor het management, al dan niet gepaard gaande met een hefboom.
De aankoop van de aandelen wordt in veel gevallen mogelijk gemaakt met behulp van een lening, die wordt verstrekt door of namens de werkgever. Dit roept de vraag op of de voorwaarden waaronder de lening is aangegaan zakelijk zijn. Dit is het geval als ze marktconform zijn. Indien dit niet het geval is, heeft dit gevolgen voor de belastingheffing.
De werkgever dient de zakelijkheid van de tussen werkgever en werknemer overeengekomen leningsvoorwaarden derhalve te toetsen aan hetgeen tussen derden zou worden overeengekomen.[voetnoot 1] Met andere woorden, we moeten naar de markt voor soortgelijke leningen kijken om een relevant rentepercentage te vinden.
2 Vraag
Hoe kan de belastingplichtige/inhoudingsplichtige een marktconforme rente vaststellen voor de loon- en inkomstenbelasting (voor zover het belastbaar loon betreft) bij een koopsomlening die wordt aangegaan ter financiering van de aankoop van aandelen in de werkgever door een werknemer, niet zijnde familielid van de geldverstrekker, als in de markt niet een vergelijkbare lening is te vinden?
3 Antwoord
De belastingplichtige/inhoudingsplichtige kan bij de vaststelling van een marktconforme rente in die situatie de volgende richtlijnen hanteren:
- Als het bedrag van de koopsomlening niet hoger is dan € 75.000 kan in beginsel voor wat betreft de rente worden aangesloten bij de laagste van de marktrente van een persoonlijke lening en een effectenkrediet.[voetnoot 2] Zie paragraaf 4.4.1 voor bijzonderheden.
- Als het bedrag van de koopsomlening hoger is dan € 75.000 kan tot een loan to value (hierna: LTV) van 70% in beginsel worden aangesloten bij de voorwaarden en rentes die gelden ten aanzien van effectenkredieten. Zie paragraaf 4.4.2 voor bijzonderheden.
- Als het bedrag van de koopsomlening hoger is dan € 75.000 met een LTV van 100% kan de rentevergoeding op de lening in beginsel worden afgeleid uit het risico en rendement van het vermogensinstrument dat ermee wordt gefinancierd. Zie paragraaf 4.4.3 voor bijzonderheden.
- Als het bedrag van de koopsomlening hoger is dan € 75.000 met een LTV die ligt tussen de 70% en 100% kan de rente worden vastgesteld op ergens tussen (1) de rente die wordt gevraagd door de aanbieder(s) van een effectenkrediet en (2) de kostenvoet van het gefinancierde vermogensinstrument. De rente wordt in beginsel vastgesteld middels een bepaalde vergelijking. Zie paragraaf 4.4.4 voor bijzonderheden.
Het staat de belastingplichtige/inhoudingsplichtige vrij om een andere werkwijze te hanteren, mits hij de zakelijkheid van de rente aannemelijk kan maken rekening houdende met het geheel aan voorwaarden van de koopsomlening en de financiële situatie van de werknemer.
4 Beschouwing
4.1 Elementen koopsomlening
Elementen van de koopsomlening die in de praktijk van belang zijn voor het vaststellen van een marktconforme rente zijn:
- waar wordt de lening voor aangewend (bijvoorbeeld aanschaf box 3 aandelen, aandelen die een lucratief belang vormen, ‘mandje’ gewone aandelen en cumulatief preferente aandelen);
- rentepercentage, rentebetaling (bijvoorbeeld vaste rente per jaar of bijschrijving op de hoofdsom met eenmalige betaling ‘on-exit’);
- looptijd;
- aflossing: lineair, annuïtair, beperkt (bijvoorbeeld tot uitgekeerd dividend of eenmalig ‘on-exit’);
- verhaalsmogelijkheden van de geldverstrekker (bijvoorbeeld op privévermogen of inkomen van de werknemer/manager);
- verplichting tot aflossing en betaling van rente gedurende de looptijd van de lening of ineens aan het einde van de lening (ook wel ‘bullet lening’ genoemd);
- verplichte aanwending van deel netto bonus (indien aanwezig) en dividenden om af te lossen op de lening en rentebetaling;
- zekerheidsstellingen;
- non- of limited recoursebepalingen (gehele of gedeeltelijke kwijtschelding afhankelijk van waardeontwikkeling van de met de lening aangekochte vermogensbestanddelen);
- verhouding van de hoogte van de lening ten opzichte van de waarde van het onderpand (ook wel de LTV ratio genoemd).
Voor de fiscale duiding van een geldverstrekking is het civiele recht het uitgangspunt. Civiel-juridisch is en blijft er sprake van een lening en een schuld. Er vindt dus geen gehele of gedeeltelijke fiscale (her-)kwalificatie plaats van de lening in eigen vermogen.[voetnoot 3]
4.2 LTV ratio
De LTV ratio drukt de hoogte van de lening[voetnoot 4] uit in een percentage van de waarde van het onderpand. In de praktijk blijkt dat aanbieders van effectenkredieten onder omstandigheden bereid zijn tot maximaal 70% LTV te financieren. Echter, dit percentage betreft de financiering van een portefeuille van beursgenoteerde effecten waarbij één enkele asset (dat wil zeggen een aandeel) niet meer dan 25% mag beslaan van de gehele portefeuille. Hierbij stelt de geldverstrekker ook nog als eis dat wanneer de waarde van de onderliggende aandelen daalt de geldlener verplicht is om bij te storten (af te lossen), dan wel dat deze verplicht wordt om een deel van zijn portefeuille te verkopen.
Bij werknemersparticipaties is geen sprake van een investering in een effectenportefeuille en veelal ook geen sprake van beursgenoteerde aandelen, maar van een investering voor 100% in één soort aandeel dat vaak ook incourant is. De gewone aandelen waarin de werknemer participeert, vertegenwoordigen bovendien mogelijk slechts een klein(er) deel van de totale vermogensstructuur, die uit meerdere soorten aandelen bestaat. Omdat de gewone aandelen dan ook zijn achtergesteld ten opzichte van de andere soort(en) aandelen van de onderneming zijn zij meer risicovol. Om deze redenen is het niet aannemelijk dat een onafhankelijk derde geldverstrekker bereid zou zijn om 70% of meer LTVte financieren voor de aankoop van aandelen in de vennootschap van de werkgever, aangezien de portefeuille niet gediversifieerd is en de aandelen niet courant zijn.
4.3 Wanneer is sprake van een zakelijke rente?
Het rendement dat de werkgever/geldverstrekker als vergoeding wil ontvangen voor het uitlenen van geld moet corresponderen met het risico dat hij op deze vordering loopt. Het risico is mede afhankelijk van de door de werknemer/geldnemer gestelde zekerheid. Als het gaat om een lening voor de aankoop van aandelen is de gestelde zekerheid vaak niet meer dan het pandrecht op de aangekochte aandelen. Wanneer de debiteur niet beschikt over (voldoende) eigen vermogen (afgezien van de verpande aandelen) loopt de crediteur na de verkoop nog steeds het risico op waardevermindering van de aandelen. Immers, als de debiteur niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, kan de crediteur zich alleen verhalen op de verpande aandelen (naast eventueel op het toekomstige loon van de werknemer). Die kunnen in waarde zijn gedaald of in het uiterste geval zelfs waardeloos zijn geworden. Het kredietrisico op de vordering van de werkgever/geldverstrekker tendeert naar het risico op de verkochte aandelen, hetgeen betekent dat in een derden-situatie de geldverstrekker ook recht zou willen blijven houden op de mogelijke positieve waardeontwikkelingen.
Omdat voorgaande zich niet laat vertalen in een concreet rentepercentage wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de rente die de werkgever/geldverstrekker als vergoeding zou willen ontvangen, tendeert naar de kostenvoet van het eigen vermogen.[voetnoot 5] Dit kan leiden tot aanzienlijke rentepercentages. Brengt de werkgever/geldverstrekker (desalniettemin) een lagere (lees: niet marktconforme) rente in rekening aan zijn werknemer/geldlener, dan geniet de werknemer/geldlener een voordeel ter grootte van het verschil dat (voor de loon- en inkomstenbelasting) als loon kwalificeert.
4.4 Richtlijnen vaststelling zakelijke rente
De kennisgroep biedt richtlijnen aan om, voor de loon- en inkomstenbelasting (voor zover het belastbaar loon betreft), de zakelijkheid van de tussen werkgever en werknemer overeengekomen voorwaarden van koopsomleningen te kunnen beoordelen. In die richtlijnen wordt onderscheid gemaakt tussen (i) de omvang van de te verstrekken lening, (ii) de rentecomponent en (iii) de overige leningsvoorwaarden (met name de betaling van rente, het bieden van zekerheden en het doen van aflossingen). Bedacht moet worden dat de richtlijnen in zijn geheel en in onderlinge samenhang moeten worden bezien.
Volledigheidshalve, voordat de financiering van de koopsomlening nader wordt beoordeeld, moet eerst worden vastgesteld wat de waarde is van de onderneming en welke uitgangspunten (zoals welke vermogenskostenvoet) daarbij in aanmerking zijn genomen. Wanneer de (uitgangspunten bij het bepalen van de) waarde word(t)(en) aangepast, dient uit hoofde van een bestendige gedragslijn bij de toepassing van de richtlijnen uitgegaan te worden van deze aanpassing(en).
In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt tussen koopsomleningen die het bedrag van € 75.000 niet te boven gaan (zie paragraaf 4.4.1), koopsomleningen met een LTV ratio tot en met 70%, koopsomleningen (zie paragraaf 4.4.2) met een LTV ratio van 100% (zie paragraaf 4.4.3) en koopsomleningen met een LTV ratio > 70% en < 100% (zie paragraaf 4.4.4).
4.4.1 Hoofdsom van de koopsomlening ≤ € 75.000
Indien het bedrag van de koopsomlening niet hoger is dan € 75.000 dan kan voor wat betreft de rente worden aangesloten bij de laagste van de marktrente van een persoonlijke lening en een effectenkrediet (zie ook paragraaf 4.4.2).[voetnoot 6]
Kredietverstrekkers zijn bereid om tot bepaalde limieten een persoonlijke lening zonder nadere voorwaarden te verstrekken, mits de geldschuldenaar voldoende terugbetalingscapaciteit heeft. De omvang van het bedrag dat iemand kan lenen, hangt af van de feiten en omstandigheden van het geval. In zijn algemeenheid kan worden opgemerkt dat een persoonlijke lening een maximale omvang heeft van € 75.000. Voor actuele rentepercentages voor persoonlijke leningen kunnen aanbieders van persoonlijke leningen geraadpleegd worden. Vervolgens moet rekening gehouden worden met een passende opslag op deze marktrenten, wanneer wordt afgeweken van de gangbare voorwaarden van een persoonlijke lening (bijvoorbeeld wanneer aflossingen en rentebetalingen niet tussentijds maar aan het einde van de looptijd plaatsvinden). Indien gewenst kan dit worden afgestemd met de inspecteur.
4.4.2 Hoofdsom van de koopsomlening > € 75.000 en LTV van ≤ 70%
Wordt er een hoger bedrag geleend dan € 75.000, dan wordt naast de hoofdsom van de lening ook de LTV bepalend voor de hoogte van de rentevergoeding. De LTVis het percentage waarin de leensom wordt afgezet tegen de waarde van het onderpand. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat dit geldt voor het gehele bedrag en niet slechts voor zover de € 75.000 wordt overschreden.
De zakelijkheid (en de samenhang) van de LTV en de rentevergoeding op de lening moet worden beoordeeld, waarbij aansluiting kan worden gezocht met de voorwaarden van leningen die meer vergelijkbaar zijn dan de hiervoor genoemde persoonlijke lening. Aanvullende zekerheden die worden verstrekt in de vorm van bijvoorbeeld een tweede hypotheek of een garantstelling kunnen aanleiding geven tot het accepteren van een hogere leensom of van een passende afslag op de rentevergoeding. Dit is maatwerk en vereist afstemming met de inspecteur als de belastingplichtige/inhoudingsplichtige hierover zekerheid wenst.
Bij koopsomleningen ten behoeve van de financiering van aandelenportefeuilles kan, tot een LTV van 70%, worden aangesloten bij de voorwaarden en rentes die gelden ten aanzien van effectenkredieten. Effectenkredieten zijn leningen waarbij een effectenportefeuille in onderpand wordt gegeven aan de kredietverstrekker. In zijn algemeenheid zijn kredietinstellingen bereid om tot maximaal 70% van een gediversifieerde en courante aandelenportefeuille te financieren.
Wanneer van diversificatie in het geheel of slechts in beperkte mate sprake is en/of er in incourante aandelen wordt geïnvesteerd, zal een lagere LTV gelden.Werknemers participeren vaak in niet-gediversifieerde en incourante effecten van de werkgever. Dit laatste mede in ogenschouw nemend is het eigenlijk al niet aannemelijk dat een onafhankelijke derde geldverstrekker bereid zou zijn om 70% of meer van de aankoop van specifiek deze (immers niet gediversifieerde en niet courante) effecten te financieren. Voor deze gevallen accepteert de inspecteur in de praktijk desalniettemin een LTV van maximaal 70%.
Voor bepaling van de actuele marktrente kunnen aanbieders van effectenkredieten geraadpleegd worden. Hierbij moet vervolgens rekening worden gehouden met een passende opslag op de marktrente (maatwerk) wanneer wordt afgeweken van de gangbare voorwaarden van het effectenkrediet. Als er bij de koopsomlening bijvoorbeeld periodiek geen rente wordt betaald of er geen verplichting is om extra zekerheden te verstrekken wanneer de aandelen in waarde dalen, is dat aanleiding om een opslag in aanmerking te nemen bij het vaststellen van een zakelijke rente. Indien gewenst kan dit worden afgestemd met de inspecteur.
4.4.3 Hoofdsom van de koopsomlening > € 75.000 en LTV = 100%
Bij koopsomleningen ten behoeve van de financiering van vermogensinstrumenten met een LTV van 100% kan de rentevergoeding op de lening worden afgeleid uit het risico en rendement van het vermogensinstrument dat ermee wordt gefinancierd.
Voorbeeld
Een werknemer koopt aandelen van Werkgever BV tegen de waarde in het economische verkeer. Werkgever BV is niet beursgenoteerd. De aankoop van de werknemer wordt volledig gefinancierd door Werkgever BV, waarbij de werknemer de gekochte aandelen aan Werkgever BV verpandt. Aangezien Werkgever BV met een LTV van 100% een risico loopt dat tendeert naar het risico op de onderliggende aandelen kan worden uitgegaan van een rendement dat tendeert naar de vermogenskostenvoet van de onderliggende aandelen, waarbij zo nodig rekening wordt gehouden met (de risico-verhogende werking van de) aanwezigheid van andere vermogensbestanddelen, zoals vreemd vermogen en preferente aandelen.
Het rendement op de onderliggende aandelen heeft een opwaarts potentieel, terwijl een rentevoet op de financiering van de aandelen contractueel is gemaximeerd. Desalniettemin is de rentevergoeding die moet worden gehanteerd bij het toepassen van onderhavige richtlijnen maximaal de vermogenskostenvoet van de onderliggende aandelen.
Bij een (te) hoge LTV en/of rentevergoeding moet mogelijk de haalbaarheid van de rentebetalingen en de algemene zakelijkheid van de verstrekte lening nader worden bekeken en beoordeeld. Dit is maatwerk en vereist afstemming met de inspecteur als de belastingplichtige/inhoudingsplichtige hierover zekerheid wenst.
4.4.4 Hoofdsom van de koopsomlening > € 75.000 en LTV tussen de 70% en 100%
Bij een koopsomlening met een LTV die ligt tussen de 70% en 100% kan de rente worden vastgesteld op ergens tussen (1) de rente die wordt gevraagd door de aanbieder(s) van een effectenkrediet en (2) de kostenvoet van het gefinancierde vermogensinstrument. Voor het vaststellen van de zakelijke rente voor de koopsomleningen die tot deze categorie behoren, kan de volgende vergelijking worden gebruikt:
Rente van de koopsomlening met een LTV die ligt tussen de 70% en 100% =
rente die wordt gevraagd door de aanbieder(s) van een effectenkrediet
+
((LTV% in casu minus 70% / 30%) X (kostenvoet van het gefinancierde vermogensinstrument minus rente die wordt gevraagd door de aanbieder(s) van een effectenkrediet))
Voorbeeld
Bij een koopsomlening met een LTV van 90%, een zakelijke rente op een effectenkrediet van 5% en een geëist rendement op / kostenvoet van het gefinancierde vermogensinstrument van 35% kan een passende rente van de koopsomlening als volgt worden bepaald:
5% + [(90%-70%) / 30%] x (35%-5%) = 5% + 66,667% x 30% = 25%
Aanvullende opmerkingen:
- De voorwaarden waartegen wordt geleend, kunnen aanleiding geven tot het in aanmerking nemen van een opslag of afslag op de rente die volgt uit bovenstaande vergelijking.
- Bij een (te) hoge LTV en/of rentevergoeding moeten mogelijk de haalbaarheid van de rentebetalingen en de algemene zakelijkheid van de verstrekte lening nader worden bekeken en beoordeeld.
Dit is maatwerk en vereist afstemming met de inspecteur als de belastingplichtige/inhoudingsplichtige hierover zekerheid wenst.
4.5 Ten slotte
Onderhavige richtlijnen kunnen worden toegepast bij het vaststellen van een ‘zakelijke’ rente voor de loon- en inkomstenbelasting (voor zover het belastbaar loon betreft) bij een koopsomlening die wordt aangegaan ter financiering van de aankoop van aandelen in de werkgever, als in de markt niet een vergelijkbare lening is te vinden. Toepassing van deze richtlijnen heeft geen uitstralingseffect of doorwerking naar andere onderdelen van de loon- en inkomstenbelasting en andere belastingmiddelen, zoals de vennootschapsbelasting en de schenkbelasting. Echter, in individuele casusposities waarin -met inachtneming van de hiervoor beschreven richtlijnen- de rente bij een koopsomlening als zakelijk wordt aangemerkt voor de loon- en inkomstenbelasting, zal door de Belastingdienst niet het standpunt worden ingenomen dat deze rente onzakelijk is voor de vennootschapsbelasting en dividendbelasting.
5 Voetnoten
[Voetnoot 1, terug naar tekst] Met ‘zakelijk’ wordt bedoeld de wijze waarop niet-gelieerde partijen (derden) onder marktconforme voorwaarden met elkaar handelen. Hierbij dient echter in ogenschouw te worden genomen dat in de theorie van de verrekenprijzen binnen de vennootschapsbelasting de relatie tussen werkgever en werknemer ook als een derden-relatie wordt beschouwd, waarbij het voor de werkgever zakelijk is om de werknemer een voordeel te doen toekomen dat dan vervolgens als loon dient te worden gekwalificeerd. In het hiernavolgende gaat het dus telkens om de vergelijking tussen enerzijds het zakelijk handelen van de werkgever (onderneming) met een niet-gelieerde partij die geen werknemer is en anderzijds het zakelijk handelen van de werkgever (onderneming) met de werknemer.
[Voetnoot 2, terug naar tekst] Zijn of worden er meerdere koopsomleningen verstrekt, dan mag eveneens worden aangesloten bij de laagste van de marktrente van een persoonlijke lening en een effectenkrediet, indien het gezamenlijke bedrag van deze leningen de € 75.000 niet te boven gaat.
[Voetnoot 3, terug naar tekst] Een belangrijk element daarbij is de terugbetalingsverplichting. Sommige leningen hebben niet het karakter van een verstrekking van vreemd vermogen, maar een verstrekking van eigen vermogen. Het gaat hierbij om de schijnlening, de deelnemerschapslening en de bodemlozeputlening. Deze leningen, welke wél worden geherkwalificeerd als fiscaal kapitaal, worden dus wel reeds bij de verstrekking als loon aangemerkt.
[Voetnoot 4, terug naar tekst] Voor wat betreft de hoogte van de lening moet worden gekeken naar het bedrag dat daadwerkelijk is geleend van de werkgever of een daaraan gelieerde partij. Er wordt geen rekening gehouden met bedragen die de geldlener van een derde had kunnen lenen (bijvoorbeeld door middel van een persoonlijke lening).
[Voetnoot 5, terug naar tekst] Als het gaat om een voor 100% gefinancierde koopsom mag worden verondersteld dat de rente op het moment van aangaan van de lening tendeert naar de Kostenvoet Eigen vermogen Levered (hierna: Kel). De Kel is de vergoeding die de verschaffers van eigen vermogen verwachten rekening houdend met een bepaalde verhouding tussen eigen en vreemd vermogen (leverage).
[Voetnoot 6, terug naar tekst] Zijn of worden er meerdere koopsomleningen verstrekt, dan mag eveneens worden aangesloten bij de laagste van de marktrente van een persoonlijke lening en een effectenkrediet indien het gezamenlijke bedrag van deze leningen de € 75.000 niet te boven gaat.