KG:206:2022:4 Een standpunt van een kennisgroep en artikel 8:42 jo. artikel 8:29 van de Awb
Vraag
Wanneer wordt voor een standpunt van een kennisgroep dat kwalificeert als een op de zaak betrekking hebbend stuk in de zin van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), een beroep op geheimhouding dan wel beperking van kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 Awb gedaan?
Antwoord
Het uitgangspunt is dat een kennisgroepstandpunt wordt verstrekt.
Er wordt slechts een beroep op artikel 8:29 Awb gedaan voor zover er sprake is van gewichtige redenen die zich tegen kennisneming van een deel of delen van een kennisgroepstandpunt verzetten. Gewichtige redenen zijn in ieder geval niet aanwezig voor de delen van een kennisgroepstandpunt die ingevolge de Wet open overheid (hierna: Woo) op verzoek verstrekt zouden moeten worden of al openbaar zijn gemaakt.
Beschouwing
Artikel 8:42 Awb luidt als volgt:
“1. Binnen vier weken na de dag van verzending van de gronden van het beroepschrift aan het bestuursorgaan zendt dit de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de bestuursrechter en kan het een verweerschrift indienen. Indien de bestuursrechter om een verweerschrift heeft verzocht, dient het bestuursorgaan binnen vier weken een verweerschrift in.
2. De bestuursrechter kan de in het eerste lid bedoelde termijnen verlengen.”
Artikel 8:29 Awb luidt als volgt:
“1. Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
2. Gewichtige redenen zijn voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet open overheid de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen.
3. De bestuursrechter beslist of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
4. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de weigering gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting.
5. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichtingen onderscheidenlijk die stukken uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.
6. Inzake een beroep tegen een besluit op grond van de Wet open overheid neemt, in zo verre in afwijking van het eerste en derde lid, uitsluitend de bestuursrechter kennis van de stukken waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming, bedoeld in het vijfde lid, is van rechtswege verleend.”
Tot de op grond van artikel 8:42, eerste lid, Awb over te leggen stukken behoren alle stukken die het bestuursorgaan ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten (vgl. HR 4 mei 2018, 16/04237, ECLI:NL:HR:2018:672, BNB 2018/164). Gelet op dit arrest kan ook een standpunt van de kennisgroep een op de zaak betrekking hebbend stuk vormen.
Als een kennisgroepstandpunt een op de zaak betrekking hebbend stuk is, dan kan het bestuursorgaan ingevolge artikel 8:29, eerste lid, Awb, het overleggen van dit stuk of delen daaruit weigeren (verzoek om geheimhouding) of alleen de bestuursrechter toestaan daarvan kennis te nemen (verzoek om beperkte kennisneming). Deze weigering of beperking van de kennisneming is alleen mogelijk als daarvoor gewichtige redenen zijn.
Als gewichtige redenen die geheimhouding dan wel beperking van kennisneming kunnen rechtvaardigen, kunnen bijvoorbeeld gelden:
- het belang van de bescherming van de privacy van derden;
- het belang van de bescherming van de privacy van medewerkers van de Belastingdienst;
- het belang van een effectieve controle/controlestrategie;
- het belang van een efficiënte werkwijze/inrichting werkprocessen;
- het belang van interne (persoonlijke) meningsvorming;
- het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten;
- het belang van geheimhouding van internationale correspondentie of internationale afspraken.
Uit artikel 8:29, tweede lid, Awb volgt dat in ieder geval geen sprake is van gewichtige redenen wanneer de Woo verplicht tot openbaarmaking van de informatie. De Woo vormt derhalve de ondergrens. Dit betekent dat de delen van een kennisgroepstandpunt die al openbaar zijn of die naar aanleiding van een verzoek op grond van de Woo openbaar zouden moeten worden gemaakt, ook op grond van artikel 8:42 Awb verstrekt moeten worden. Het bestuursorgaan kan voor die passages geen beroep doen op artikel 8:29 Awb.
Intrekking
Met dit standpunt wordt het eerder onder de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gepubliceerde standpunt 15-206-0018 ingetrokken.