KG:207:2022:5 Betalingsvordering en invorderingsrente
Aanleiding
Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (hierna: Iw 1990) doet de ontvanger betalingsvorderingen onder de betaaldienstverlener. Uit de verklaring die de betaaldienstverlener naar aanleiding van de vordering doet, kan blijken dat er voldoende opeisbaar - of door de ontvanger opeisbaar te maken - tegoed is om naast de belastingschuld en vervolgingskosten, ook de tot op dat moment belopen invorderingsrente geheel of gedeeltelijk te verhalen. Het bedrag van de tot op de datum van de beschikking belopen invorderingsrente komt echter niet tot uitdrukking in de beschikking betalingsvordering. Er wordt in de beschikking ook geen melding gemaakt van mogelijk verschuldigde invorderingsrente.
Vraag
Kan in het verzoek om afdracht aan de betaaldienstverlener ook de tot het moment van de vordering belopen, maar nog niet geformaliseerde, invorderingsrente worden begrepen?
Antwoord
Ja, in het verzoek om afdracht aan de betaaldienstverlener kan ook de invorderingsrente worden opgevraagd die op het moment van betaling verschuldigd zal zijn. Voorwaarde daarvoor is dat in de beschikking betalingsvordering is vermeld dat deze ook betrekking heeft op de belopen invorderingsrente. Invorderingsrente is op grond van de wet verschuldigd. Het is voor de verschuldigdheid van de invorderingsrente niet noodzakelijk dat deze eerst bij beschikking wordt vastgesteld.
Beschouwing
De ontvanger kan op basis van artikel 19 lid 1 Iw 1990 van een derde vorderen om belastingaanslagen van een belastingschuldige te betalen. Om een vordering te kunnen doen, moet de belastingschuldige een vordering op die derde hebben of uit een reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks verkrijgen. In veel gevallen zal het gaan om een periodieke betaling zoals loon, maar het kan ook gaan om een andere vordering van de belastingschuldige op een derde. De ontvanger doet zijn vordering bij beschikking, zoals blijkt uit artikel 19 lid 5 Iw 1990.
De betalingsvordering is uitgewerkt in hoofdstuk 1A van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (hierna: UR Iw 1990). De definitie van een betalingsvordering luidt volgens artikel 1ca onder a UR IW 1990:
“vordering van de ontvanger als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet jegens een betaaldienstverlener op wie de belastingschuldige een vordering heeft of uit een reeds bestaande rechtsverhouding zal verkrijgen.”
De reikwijdte van de betalingsverplichting wordt in artikel 1cbis.1 UR Iw 1990 beperkt tot direct opeisbare banktegoeden en banktegoeden die door middel van opzegging door de ontvanger opeisbaar kunnen worden gemaakt. In artikel 1cbis.2 UR Iw 1990 zijn, ten aanzien van natuurlijke personen, beslagvrije bedragen uitgesloten van de reikwijdte van de betalingsvordering.
Artikel 19 lid 1 Iw 1990 spreekt over de verplichting van derden om de belastingaanslag van de belastingschuldige te betalen. De reikwijdte van de vordering is echter niet beperkt tot de in te vorderen bedragen die op het aanslagbiljet vermeld staan. Ook de invorderingsrente en de vervolgingskosten vallen onder de reikwijdte. Artikel 6 lid 1 Iw 1990 bepaalt namelijk dat de bepalingen van de Invorderingswet 1990 zich niet alleen uitstrekken tot de rijksbelastingen, maar ook tot de daarmee samenhangende opcenten, de betalingskorting, de renten en de vervolgingskosten. Volgens artikel 12 lid 2 Iw 1990 kunnen bij het dwangbevel bovendien de kosten van de aanmaning, de kosten van het dwangbevel en de rente worden ingevorderd. Aangezien de betalingsvordering volgt op een (per post) betekend dwangbevel, kunnen met de betalingsvordering daarom ook de invorderingsrente en vervolgingskosten worden ingevorderd. De vraag is dan hoe dat in de praktijk kan worden gebracht.
Bij het doen van een betalingsvordering moet in de beschikking worden vermeld voor welke belastingaanslag(en) of andere door de ontvanger in te vorderen schuld (waarvoor artikel 19 Iw 1990 geldt) de vordering wordt gedaan. In de modelbeschikking betalingsvordering die op het moment van schrijven wordt gebruikt, wordt alleen een opsomming gegeven van de aanslagen waarvoor de vordering wordt gedaan. In de beschikking worden de NAW-gegevens en geboortedatum van belastingplichtige en de openstaande belastingaanslagen genoemd. Invorderingsrente wordt niet genoemd. Op grond van artikel 28 Iw 1990 wordt invorderingsrente in rekening gebracht bij overschrijding van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn. Het bedrag van de invorderingsrente wordt ex artikel 30 Iw 1990 bij beschikking vastgesteld nádat er een bedrag betaald is op de belastingaanslag. Op het moment dat een betalingsvordering wordt gedaan kan de ontvanger in de beschikking alleen opgave doen van de openstaande belastingschuld en de openstaande vervolgingskosten. De invorderingsrente over het openstaande deel van de belastingaanslag is, gezien het verstrijken van de betaaltermijn, op dat moment wel materieel verschuldigd maar nog niet in rekening gebracht en niet vastgesteld.
Het bedrag dat de ontvanger van de betaaldienstverlener heeft ontvangen moet op grond van artikel 7 Iw 1990 achtereenvolgens worden afgeboekt op de openstaande vervolgingskosten, de betalingskorting, de op het moment van afboeking in rekening gebrachte invorderingsrente en vervolgens de openstaande belastingaanslag. De invorderingsrente wordt, zoals gezegd, op het moment van betaling in rekening gebracht en bij beschikking vastgesteld over iedere betaling afzonderlijk. Het is daarom niet mogelijk om bij een betalingsvordering op voorhand aan te geven wat de verschuldigde invorderingsrente precies zal zijn, omdat deze nog vastgesteld moet worden. De hoogte van de verschuldigde invorderingsrente is afhankelijk van het bedrag dat de ontvanger zal treffen met de betalingsvordering en het tijdstip waarop de bank tot betaling overgaat. De beschikking invorderingsrente is echter geen vereiste voor de verschuldigdheid van de invorderingsrente, die volgt uit de wet. Wel is de beschikking noodzakelijk om belastingschuldige rechtsbescherming te bieden.
Het verdient aanbeveling om op de beschikking betalingsvordering te vermelden over de openstaande belastingschuld invorderingsrente is verschuldigd, aangezien na afdracht wel deels zal worden afgeboekt op invorderingsrente. Als de ontvanger met een betalingsvordering ook de belopen invorderingsrente wil invorderen, dan moet dit op de beschikking betalingsvordering worden vermeld. Zo weet de betaaldienstverlener dat ook invorderingsrente is verschuldigd en raakt belastingschuldige hiervan op de hoogte, nadat hij door de ontvanger is geïnformeerd over de betaalvordering.
Op het moment dat de beschikking betalingsvordering wordt opgemaakt kan het bedrag aan belopen invorderingsrente niet exact worden vermeld in de beschikking. Het is op dat moment niet bekend of, en zo ja wanneer, de betalingsvordering tot een betaling zal leiden. Dit kan worden ondervangen door het bedrag aan belopen invorderingsrente op dagtekening van de beschikking, vermeerderd met een nader te bepalen termijn, te vermelden, dan wel de invorderingsrente als ‘p.m.-post’ op te nemen in de beschikking.
Als de invorderingsrente niet wordt opgevraagd en na afboeking van het van de betaaldienstverlener ontvangen bedrag conform artikel 7 Iw 1990 nog een bedrag openstaat op de belastingaanslag dan kan hiervoor een nieuwe vordering worden gedaan, of kunnen andere invorderingsmaatregelen worden genomen. Dit brengt wel extra kosten voor belastingschuldige met zich mee. De ontvanger brengt voor het doen van een betalingsvordering geen kosten in rekening bij belastingschuldige. De betaaldienstverlener doet dit in de regel wel. Voor de behandeling van een betalingsvordering brengt de betaaldienstverlener voor zover ons bekend een bedrag van ongeveer € 80 in rekening bij belastingschuldige. Hier moet de ontvanger rekening mee houden.
De problematiek doet zich overigens alleen voor als de belopen invorderingsrente per belastingaanslag hoger is dan € 23 en met de betalingsvordering de gehele of het nog verschuldigde deel van de belastingaanslag kan worden betaald. In artikel 33 UR Iw 1990 is namelijk bepaald dat bij de enige of laatste betaling een bedrag aan invorderingsrente van € 23 of minder niet in rekening wordt gebracht.