Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:207:2022:8 Beschermingsbewindvoerder en artikel 48 Wck

Aanleiding

Verzoeken voor een minnelijke schuldsanering voor particulieren (hierna: Msnp) moeten op grond van artikel 73.5.1 onder b van de Leidraad Invordering 2008 (hierna: LI 2008) gedaan worden door een gemeente of NVVK-lid, of, op grond van artikel 73.5a LI 2008, door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 73.5a LI 2008 jo. artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet (hierna: Wck). Artikel 48 lid 1 onder c Wck bepaalt dat bewindvoerders ingevolge de Faillissementswet (Wsnp-bewindvoerders) of ingevolge artikel 1:383, zevende lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dan wel artikel 1:435 lid 7 BW aan schuldbemiddeling mogen doen.

De ontvanger heeft namens belastingschuldigen verzoeken om schuldsanering ontvangen, die zijn ingediend door een persoon die weliswaar benoembaar is als beschermingsbewindvoerder, maar in de specifieke casus niet de beschermingsbewindvoerder van de betreffende belastingschuldige is.

Vraag

Moet de schuldhulpverlener, die als beschermingsbewindvoerder is geregistreerd bij het Landelijk Kwaliteitsbureau CBM, zijn benoemd als beschermingsbewindvoerder van de belastingschuldige om op grond van artikel 48 lid 1 onder c Wck aan schuldbemiddeling te mogen doen voor de belastingschuldige?

Antwoord

Ja, alleen de door de rechter benoemde beschermingsbewindvoerder mag op grond van artikel 48 lid 1 onder c Wck aan schuldbemiddeling doen voor de belastingschuldige, als er sprake is van een schuldenlast die geheel of gedeeltelijk voortvloeit uit één of meer krediettransacties. Het enkel als benoembare beschermingsvoerder geregistreerd staan is niet voldoende.

De Kennisgroep invordering & civiel recht merkt daarbij op dat een schuldhulpverlener op grond van artikel 73.5.1 onder b LI 2008 door de ontvanger wordt geaccepteerd als hij/zij lid is van de NVVK.

Beschouwing

Artikel 47 Wck bepaalt als hoofdregel dat schuldbemiddeling met betrekking tot een schuldenlast van een natuurlijk persoon, geheel of gedeeltelijk voortvloeiend uit één of meer krediettransacties, verboden is. Krediettransacties zijn bijvoorbeeld een lening of een koop of afbetaling van een televisie of auto. Dit artikel is ooit geïntroduceerd nadat bleek dat er sprake was van verschillende misstanden bij commerciële schuldbemiddeling (zie Kamerstukken II, 1985-1986, 19 460, nr. 3). Kwetsbare schuldenaren werden onder andere geconfronteerd met onevenredig hoge rekeningen. Schuldbemiddelingsovereenkomsten in strijd met het verbod gesloten, zijn nietig op grond van artikel 3:40 BW (vgl. Rechtbank Alkmaar 3 januari 2011, ECLI:NL:RBALK:2011:BP1004).

Artikel 48 lid 1 Wck geeft een aantal uitzonderingen op het verbod op schuldbemiddeling. Per 1 april 2014 is de professionele beschermingsbewindvoerder toegevoegd aan de opsomming van artikel 48 lid 1 onder c Wck. Er staat sindsdien dat het verbod van artikel 47 Wck niet van toepassing is op "bewindvoerders ingevolge art. 1:435 BW". In de MvT (Kamerstukken II, 2011-2012, 33 054, nr. 3, p. 40) wordt daarover het volgende opgemerkt:

“In de praktijk komt het voor dat beschermingsbewindvoerders in geval van schulden van de rechthebbende een betalingsregeling overeenkomen met schuldeisers. Nu aan professionele curatoren en bewindvoerders in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kwaliteitseisen worden gesteld in artikel 383, zevende lid, en 435, achtste lid, en jaarlijks door een accountant wordt gecontroleerd of daaraan is voldaan (zie onderdelen E en P), ligt het in de rede ook deze curatoren en bewindvoerders onder de uitzondering van artikel 48, tweede lid van de Wet op het consumentenkrediet te brengen. Evenals faillissementscuratoren en WSNP-bewindvoerders worden professionele curatoren en bewindvoerders door de rechter benoemd en wordt toezicht gehouden op de kwaliteit door middel van accountantscontrole. Zoals bij onderdeel T beschreven, behoort schuldsanering niet tot de verplichte taak van de bewindvoerder. Een vergoeding van extra werkzaamheden inzake schuldsanering kan bij de kantonrechter worden aangevraagd. Er is derhalve geen risico van onevenredig hoge kosten.

Het woord «aangesteld» komt te vervallen om te verduidelijken dat WSNP-bewindvoerders die zijn geregistreerd bij de Raad voor de Rechtsbijstand in het minnelijke traject voorafgaand aan de WSNP als schuldbemiddelaar mogen optreden. De benoeming tot WSNP-bewindvoerder is immers pas een feit zodra de schuldsaneringsprocedure is uitgesproken.”

Voor geregistreerde Wsnp-bewindvoerders wordt expliciet aangegeven dat zij ook voorafgaand aan de Wsnp, als ze dus nog niet benoemd zijn, als schuldbemiddelaar mogen optreden. Ten aanzien van de beschermingsbewindvoerder is een dergelijke overweging niet gemaakt.

Als het om beschermingsbewindvoerders gaat, dan verwijst artikel 48 lid 1 onder letter c Wck naar artikel 435 lid 7 BW. Het eerste lid van dat artikel bepaalt dat de rechter die het bewind uitspreekt, ook een bewindvoerder benoemt. De rechter beoordeelt daarbij de geschiktheid van de te benoemen persoon. In de MvT van de Wck staat dat de beschermingsbewindvoerder een vergoeding voor extra werkzaamheden inzake schuldsanering kan vragen bij de kantonrechter. Daardoor is er geen risico van onevenredig hoge kosten, de reden voor het verbod op schuldbemiddeling van artikel 47 Wck. Alleen de benoemde beschermingsbewindvoerder kan een dergelijke vergoeding voor (extra) werkzaamheden vragen. De niet-benoemde (geregistreerde) beschermingsbewindvoerder kan dit niet. Hieruit valt af te leiden dat de wetgever alleen de in het specifieke geval benoemde beschermingsbewindvoerder heeft bedoeld in artikel 48 lid 1 onder c Wck. De bewindvoerder in de zin van artikel 48 lid 1 onder c Wck kan dus, gelet op de wettekst en de MvT, alleen de beschermingsbewindvoerder zijn die door de rechter is benoemd. Zie ook Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 september 2018 ECLI:NL:GHSHE:2018:3772, waarin het hof oordeelt dat het onvoldoende is dat de schuldbemiddelaar tevens advocaat is, als hij/zij niet (in die hoedanigheid) betrokken is geweest bij het minnelijk traject.

Dat er een verschil bestaat tussen de beschermingsbewindvoerder en de Wsnp-bewindvoerder - die wel zonder benoeming aan schuldbemiddeling mag doen - valt te verklaren. Schuldbemiddeling is geen kernactiviteit van de beschermingsbewindvoerder. De beschermingsvoerder behartigt in brede zin de financiële belangen van de onder bewind gestelde en is daarmee dus ook partijdig. Dit in tegenstelling tot de Wsnp-bewindvoerder. Schuldbemiddeling is daarnaast een verplicht voortraject van de Wsnp, terwijl schuldbemiddeling geen verplichte taak is voor de beschermingsbewindvoerder. De branchevereniging voor beschermingsbewindvoerders heeft in een brief aan de minister van Veiligheid en Justitie ook zelf duidelijk gemaakt dat er zorgen leven over belangenverstrengeling en dat zij zeer terughoudend staan tegenover schuldbemiddeling door beschermingsbewindvoerders (brief van 23 oktober 2015, branchevereniging PBI).

De Hoge Raad heeft nog niet over dit onderwerp hoeven oordelen. Wel is er een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 9 februari 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:984, over de kwestie. In die procedure oordeelt de rechtbank dat de schuldbemiddelaar diensten aanbiedt als professionele beschermingsbewindvoerder in de zin van artikel 1:435 BW en dat hij daarmee op grond van artikel 48 lid 1 onder c Wck aan schuldbemiddeling mag doen. De rechtbank onderbouwt dit oordeel niet en de Kennisgroep invordering & civiel recht is het niet eens met deze uitspraak, gezien voorgaande uiteenzetting.

Schuldbemiddeling die wordt uitgevoerd door een persoon die daartoe niet bevoegd is, kan gevolgen hebben voor de schuldenaar. Zo wijst de rechtbank op grond van artikel 287a lid 7 van de Faillissementswet een verzoek om een dwangakkoord af, als de daaraan voorafgaande schuldbemiddeling niet is uitgevoerd door een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 lid 1 Wck (zie onder andere Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 augustus 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8236). Ook oordeelde de Rechtbank Alkmaar, zoals hierboven al vermeld, dat een overeenkomst met een schuldhulpverlener die niet voldoet aan artikel 48 lid 1 Wck, nietig is.

Uitzonderingen

Op de conclusie dat de niet-benoemde beschermingsbewindvoerder niet aan schuldbemiddeling mag doen zijn twee wettelijke uitzonderingen mogelijk.

  1. Allereerst geldt het verbod alleen voor commerciële schuldbemiddeling. Schuldbemiddeling om niet is altijd toegestaan.
  2. Het verbod op schuldbemiddeling geldt alleen als de schuldenlast geheel of gedeeltelijk voortvloeit uit één of meer krediettransacties. Een belastingschuld is geen krediettransactie. Als de belastingschuldige ook geen andere schulden heeft die voortvloeien uit krediettransacties, zoals leningen of zaken die gekocht zijn op afbetaling, dan geldt het verbod op schuldbemiddeling van artikel 47 Wck niet.

In de LI 2008 is verder in artikel 73.5.1 bepaald dat één van de voorwaarden voor medewerking door de ontvanger aan een schuldregeling is, dat de schuldhulpverlener lid is van de NVVK. Artikel 73.5.a LI 2008 borduurt daar op voort: als de schuldhulpverlener geen NVVK-lid of gemeente is dán moet de schuldhulpverlener voldoen aan artikel 48 lid 1 Wck. Dit betekent dat het voor de ontvanger voldoende is als de schuldhulpverlener NVVK-lid is. De NVVK stelt als lidmaatschapseis dat de schuldhulpverlener voldoet aan artikel 48 lid 1 Wck. Is de schuldhulpverlener geen lid van de NVVK, dan controleert de ontvanger zelf actief of de schuldhulpverlener voldoet aan artikel 48 lid 1 Wck.

Deel deze pagina

Op deze pagina