Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:207:2024:4 Bekendmaking belastingaanslag ten name van vof die is opgehouden te bestaan

Aanleiding

In zijn arrest van 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1097, oordeelt de Hoge Raad dat bekendmaking van een belastingaanslag ten name van een vof die niet meer bestaat tot 1 januari 2019 niet mogelijk was. Per 1 januari 2019 is artikel 8, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 (hierna: Iw 1990) ingevoerd. De Hoge Raad lijkt hiermee te impliceren dat bekendmaking van een belastingaanslag ten name van een niet meer bestaande vof mogelijk is op grond van artikel 8, tweede lid, Iw 1990.

De ontvanger heeft in verschillende dossiers te maken met belastingaanslagen ten name van een vof die (vermoedelijk) is opgehouden te bestaan die op korte termijn bekendgemaakt moeten worden.

Vraag

Kan de ontvanger op de voet van artikel 8, tweede lid, Iw 1990 een belastingaanslag ten name van een vof die (vermoedelijk) is opgehouden te bestaan bekendmaken?

Antwoord

Ja. Artikel 8, tweede lid, Iw 1990 spreekt over 'belastingschuldige'. Onder deze definitie valt ook de vof.

Beschouwing

De inspecteur stelt de belastingaanslag vast door het opmaken van een aanslagbiljet. De ontvanger heeft de taak om de aanslag bekend te maken op de wijze zoals dat voor besluiten is voorgeschreven in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht. De invordering start met de bekendmaking van de belastingaanslag. Artikel 8, eerste lid, Iw 1990 beschrijft de wijze waarop de bekendmaking van de aanslag geschiedt. De ontvanger maakt de belastingaanslag bekend door toezending of uitreiking van het aanslagbiljet.

Met ingang van 1 januari 2019 bestaat er in artikel 8, tweede lid, Iw 1990 een alternatieve  wijze van bekendmaking van een belastingaanslag ten name van een belastingschuldige die is opgehouden te bestaan of waarvan vermoed wordt dat deze is opgehouden te bestaan. Het wetsartikel is ingevoerd om te voorkomen dat de invordering van belastingschulden wordt vertraagd of verhinderd doordat de belastingschuldige is opgehouden te bestaan (Mvt, Kamerstukken 2018/19, 35027, nr. 3, p. 17). Onder de belastingschuldige wordt op grond van artikel 2, eerste lid, onder k, Iw 1990 verstaan ‘degene te wiens naam de belastingaanslag’ is gesteld. Ook een vof kan ‘degene te wiens naam de belastingaanslag’ is gesteld zijn en daarmee de belastingschuldige als bedoeld in artikel 8, tweede lid, Iw 1990.

Uit de memorie van toelichting volgt niet dat de term ‘belastingschuldige’ voor de toepassing van artikel 8, tweede lid, Iw 1990 anders moet worden uitgelegd dan in artikel 2, eerste lid, onder k, Iw 1990. Er wordt in de toelichting weliswaar gesproken over rechtspersonen, maar er wordt niet gemeld dat het artikel uitsluitend betrekking zou hebben op rechtspersonen. In zoverre lijkt het om een voorbeeld te gaan en is artikel 8, tweede lid, Iw 1990 van toepassing op alle belastingschuldigen die (vermoedelijk) zijn opgehouden te bestaan. De wetgever stelt dat de problematiek speelt bij niet-natuurlijke personen en heeft daarom gekozen voor de term ‘belastingschuldige’ in artikel 8, tweede lid, Iw 1990. Het begrip niet-natuurlijke personen omvat meer dan alleen rechtspersonen. Hieronder kunnen ook samenwerkingsverbanden vallen, zoals een vof of een maatschap. De wetgever schrijft ook dat het niet van belang is of er naar Nederlandse maatstaven sprake is van een rechtspersoon.

In zijn arrest van 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1097, stelt de HR in r.o. 3.2.1 het volgende:

Aan een vennootschap onder firma die niet meer bestaat, kan weliswaar nog een belastingaanslag worden opgelegd, maar in dat stadium is bekendmaking van die aanslag onder het hier toepasselijke, tot 1 januari 2019 geldende, recht niet mogelijk.

De Hoge Raad wijst er nadrukkelijk dat tot 1 januari 2019 bekendmaken van een aanslag ten name van een niet meer bestaande belastingschuldige niet mogelijk was. Hiermee wekt de Hoge raad de indruk dat bekendmaking van een belastingaanslag ten name van een vof die niet meer bestaat tegenwoordig wel kan op grond van artikel 8, tweede lid, Iw 1990. Van Suilen onderschrijft dit in zijn noot bij het arrest in BNB 2023/141. Ook Kolste (NTFR 2024/109) schrijft dat artikel 8, tweede lid, Iw 1990 naar de letter kan worden toegepast op een vof en dat de Hoge Raad dit impliciet bevestigt. Geradts schrijft in haar noot (FED 2023/106) tot slot het volgende: ‘Het gaat om een belastingschuldige die opgehouden is te bestaan en dat kan derhalve volgens mij ook een VOF zijn.’

De conclusie is dat de ontvanger een belastingaanslag ten name van een vof die (vermoedelijk) is opgehouden te bestaan bekend kan maken op de in artikel 8, tweede lid, Iw 1990 omschreven wijze.

Is de belastingschuldige opgehouden te bestaan?

De ontvanger moet nagaan in welke staat de belastingschuldige zich bevindt, als de ontvanger op de voet van artikel 8, tweede lid, Iw 1990 een belastingaanslag bekend wil maken. Is de belastingschuldige al ontbonden maar nog niet vereffend, of is de belastingschuldige al ontbonden en vereffend? De ontvanger moet hier gedegen onderzoek naar doen. Dat artikel 8, tweede lid, Iw 1990 spreekt over een vermoeden dat de belastingschuldige is opgehouden te bestaan betekent niet dat de ontvanger geen onderzoek hoeft te doen. Het is aan de ontvanger om aannemelijk te maken dat sprake is van een (vermoedelijk) niet meer bestaande belastingschuldige (Mvt, Kamerstukken 2018/19, 35027, nr. 3, p. 29). Alleen als de belastingschuldige ontbonden en vereffend is, bestaat de belastingschuldige niet meer. Het is niet voldoende om uitsluitend het handelsregister te raadplegen. Dat de belastingschuldige is ingeschreven in het handelsregister is niet beslissend voor de vraag of deze nog bestaat. Andersom geldt echter wel dat bij een uitschrijving uit het handelsregister het vermoeden voldoende is ondersteund (zie nader p. 30 van de MvT). De ontvanger moet zo veel mogelijk nagaan of de vereffening daadwerkelijk is afgerond.

Deel deze pagina

Op deze pagina