KG:207:2025:4 Inleveren voertuig na administratief beslag
Publicatiedatum 09-09-2025, 16:23 | Laatste update 09-09-2025, 16:23 |
Aanleiding
Bij een administratief beslag op een in het kentekenregister geregistreerd motorrijtuig of aanhangwagen kan, indien nodig, in het proces-verbaal worden opgenomen dat het voertuig door de belastingschuldige ingeleverd moet worden bij een inleverlocatie. AIs het inleveren van bovengenoemd voertuig een vorm van gerechtelijke bewaring is, moet een proces-verbaal van inbewaringgeving worden opgemaakt.
Vraag
Is het inleveren van een voertuig door belastingschuldige bij een inleverlocatie, na een gelegd administratief beslag, onderdeel van de tenuitvoerlegging of een vorm van gerechtelijke bewaring?
Antwoord
Het inleveren van een voertuig door belastingschuldige bij een inleverlocatie, na een gelegd administratief beslag, is een onderdeel van de tenuitvoerlegging en geen gerechtelijke bewaring, zodat er geen proces- verbaal van inbewaringgeving moet worden opgemaakt.
Beschouwing
De instructie tot inleveren van een motorrijtuig of aanhangwagen
Artikel 442, eerste lid, onderdeel e, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bevat een wettelijke bepaling om op straffe van nietigheid het volgende in het proces-verbaal op te nemen bij een administratief beslag:
“indien nodig, instructies inzake het afgeven van het motorrijtuig of de aanhangwagen aan de deurwaarder ten behoeve van de executie.”
Deze wettelijke bepaling is op 1 april 2021 inwerking getreden, Staatsblad 2020,177.
In de parlementaire geschiedenis, MvT, Kamerstukken 2018-19, 35 225, nr.3, p.37, wordt over instructies tot afgeven van een motorrijtuig of aanhangwagen in het proces-verbaal het volgende aangegeven:
“Dit laatste vereiste is nodig om ervoor te zorgen dat het motorrijtuig of de aanhangwagen ook daadwerkelijk aanwezig zal zijn bij de verkoop. Uiteraard kan de deurwaarder er ook voor kiezen om het motorrijtuig of de aanhangwagen direct in gerechtelijk bewaring te geven na het leggen van het beslag. Dit kan spelen als hij via artikel 442 beslag legt op het voertuig, terwijl hij zich bij de auto bevindt. De deurwaarder kan er ook voor kiezen om het motorrijtuig of de aanhangwagen bij de schuldenaar te laten en hem bijvoorbeeld op te dragen het motorrijtuig of de aanhangwagen een dag voor de executieverkoop neer te zetten voor zijn woning of bij het kantoor van de deurwaarder.”
Tegen voorgaande achtergrond kan de vraag gesteld worden of de instructie in het proces-verbaal tot het afgeven van het voertuig een gerechtelijke bewaring tot gevolg heeft bij administratief beslag?
Gerechtelijke bewaring
De gerechtelijke bewaring is geregeld in artikel 446 Rv. De strekking van artikel 446, eerste lid, Rv is het behoud van het beslagen goed totdat wordt overgegaan tot verkoop dan wel eventuele teruggave. De deurwaarder past gerechtelijke bewaring toe als dit voor het behoud van de zaken redelijkerwijs noodzakelijk is.
De relatie tussen bewaarder en deurwaarder als bewaargever is geregeld in artikel 7:600 van het Burgerlijk Wetboek. De overeenkomst komt tot stand tussen de executant en de bewaarder. Tussen de executant en de deurwaarder is sprake van een lastgevingsverhouding. De bewaarder moet als goed bewaarder voor de in bewaring gestelde, dus de onder het beslag vallende zaken, zorgen.
Er kunnen redenen zijn om de beslagen zaken meteen of later in gerechtelijke bewaring te geven. Bewaring is in het algemeen geïndiceerd ‘indien dit voor het behoud van deze zaken redelijkerwijze noodzakelijk is’ (artikel 446, eerste lid, Rv - de noodzakelijkheidstoets). Dit kan allerlei redenen hebben, bijvoorbeeld vrees voor verwaarlozing, vernieling of verduistering van de zaken door de beslagene, of (in de executoriale fase) het meenemen van de zaken naar een plaats van verkoop. De zaken kunnen ook door gebruik aan snelle slijtage onderhevig zijn; of de beslagene dreigt de zaken liever te zullen beschadigen dan voor uitwinning af te geven; of de beslagene beschikt niet over behoorlijke gebouwen om waardevermindering te voorkomen.
Voor het behoud van de zaak redelijkerwijs noodzakelijk
Indien er sprake is van gerechtelijke bewaring neemt de deurwaarder de in beslag genomen zaak onder zich en geeft deze af aan de bewaarder. De deurwaarder moet die noodzakelijkheidstoets in ieder individueel geval verrichten aan de hand van de omstandigheden van het geval, zoals de kenmerken van de vordering, de debiteur en het beslagen goed. De vraag die beantwoord moet worden is of die noodzakelijkheidstoets in het individuele geval ook wordt verricht in de situatie dat er een instructie in het proces-verbaal bij administratief beslag wordt gegeven om het motorrijtuig op een bepaalde datum in te leveren. Dit is niet het geval. In de meeste gevallen wordt het administratieve beslag gelegd door de deurwaarder op kantoor. Er wordt op straffe van nietigheid een standaardzinssnede in het proces-verbaal opgenomen om, indien nodig, het motorrijtuig of aanhangwagen op een bepaalde dag en op een bepaalde plaats in te leveren ten behoeve van de executie. Aan de beoordeling om de zaak onder zich te nemen voor het behoud van de zaak komt de deurwaarder niet toe. Hij voert geen noodzakelijkheidstoets uit. Dit kan anders zijn als de deurwaarder de beslagene spreekt bij het betekenen van het proces-verbaal van beslag. Als in dat geval de beslagene bijvoorbeeld aangeeft het voertuig te gaan vernielen en het voertuig is aanwezig, kan de deurwaarder overgaan tot gerechtelijke bewaargeving.
De instructie in het proces-verbaal om het voertuig in te leveren voor verkoop heeft wel een zekere mate van dwang. Niet voldoen aan de verplichting uit het proces-verbaal is namelijk strafbaar op grond van artikel 198 Wetboek van Strafrecht, omdat er dan sprake is van onttrekking van het goed aan het beslag. In die gevallen zal er een relaas van onttrekking worden opgemaakt door de deurwaarder.
De instructie in het proces-verbaal moet ervoor zorgen dat het motorrijtuig of de aanhangwagen ook daadwerkelijk aanwezig is bij de executieverkoop. De deurwaarder kan er ook voor kiezen om het motorrijtuig of de aanhangwagen bij de schuldenaar te laten en hem bijvoorbeeld op te dragen het motorrijtuig of de aanhangwagen een maand, een week of een dag voor de executieverkoop neer te zetten voor zijn woning of bij het kantoor van de deurwaarder of een andere plaats van verkoop.
De in artikel 442, eerste lid, onderdeel e, Rv genoemde eis is in het bijzonder van belang in gevallen waarin het voertuig niet in gerechtelijke bewaring wordt gegeven. In die gevallen moet er namelijk anderszins voor worden gezorgd dat het motorrijtuig of de aanhangwagen ook daadwerkelijk aanwezig zal zijn bij de verkoop. In de parlementaire geschiedenis wordt als mogelijkheid genoemd dat de deurwaarder de geëxecuteerde kan opdragen het motorrijtuig of de aanhangwagen zelfs een dag voor de executieverkoop neer te zetten voor zijn woning of bij het kantoor van de deurwaarder.
Uitgangspunt Rv
In 2011 heeft het hof Amsterdam in haar uitspraak (ECLI:NL:GHAMS:2011:BT8421) in r.o. 6.2 het volgende aangegeven:
“(…) Rv hanteert het uitgangspunt dat beslaglegging op roerende zaken, ook in de executoriale fase, niet automatisch meebrengt dat de zaak uit de feitelijke macht van de debiteur verdwijnt. Niet alleen bij motorvoertuigen, maar bij alle roerende zaken betekent dat dat de debiteur de beslagen zaken in beginsel kan blijven gebruiken, met alle (mogelijke) nadelige gevolgen van dien. De wetgever heeft het niet nodig gevonden voor motorvoertuigen een uitzondering in de wet op te nemen, zoals dat bij contant geld en andere geldswaarde hebbende papieren wel is gebeurd in artikel 445 Rv, ook niet bij de betrekkelijk recente wijziging van het beslag- en executierecht recht in 1992.”
Dit uitgangspunt is niet verlaten bij de wetswijziging in 2021. Ook bij een administratief beslag is het uitgangspunt namelijk dat de beslagene nog over het voertuig kan beschikken, tenzij er een noodzaak is het voertuig in bewaring te geven. Pas nadat beslagene het motorrijtuig heeft ingeleverd ter executie, zoals in de instructie in het proces-verbaal bepaald, beschikt beslagene niet meer over het motorrijtuig.
Conclusie
Uitgangpunt van de wettelijke bepaling is dat belastingschuldige ook na een gelegd beslag over zijn motorrijtuig kan beschikken. De instructie in het proces-verbaal om het voertuig in te leveren ter executie, is een instructie zonder de vereiste noodzakelijkheidstoets om een goed in bewaring te geven. De inleverinstructie is daarmee onderdeel van de tenuitvoerlegging en daarom is het opmaken van een proces-verbaal van inbewaringgeving niet van toepassing in deze situatie.