Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:207:2025:5 Executieverkoop elektrische auto met gehuurde batterij

Aanleiding

Bij de executoriale verkoop van inbeslaggenomen auto’s loopt de belastingdeurwaarder tegen een nieuw fenomeen aan: een elektrische auto waarvan de batterij wordt gehuurd. De batterij is een zeer kostbaar onderdeel van de elektrische auto en kan in beginsel alleen meeverkocht worden als deze eigendom is van de belastingschuldige.

Vraag

Is de batterij van een elektrische auto een bestanddeel van die auto, waardoor de eigenaar van de auto ook eigenaar is van de batterij?

Antwoord

Ja.

Beschouwing

Artikel 5:3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat de eigenaar van een zaak ook eigenaar is van al haar bestanddelen (de onderdelen van die zaak). Dit proces verloopt via bestanddeelvorming. Als een afzonderlijke, kleinere, zaak onderdeel gaat uitmaken van een grotere hoofdzaak, krijgt de eigenaar van de hoofdzaak automatisch het eigendom over het bestanddeel. Dit noemt men natrekking. Een voorbeeld hiervan is de ketting die onderdeel wordt van de fiets. Dat de ketting eigendom was van iemand anders, maakt voor de natrekking niet uit. Wel kan de oorspronkelijke eigenaar in bepaalde gevallen aanspraak maken op een schadevergoeding.

Artikel 3:4 BW onderscheidt twee criteria om te bepalen of er sprake is van een bestanddeel:

  1. of de zaak volgens verkeersopvatting onderdeel uitmaakt van de hoofdzaak;
  2. of de zaak fysiek zo met de hoofdzaak is verbonden dat zij niet zonder aanzienlijke schade kan worden losgemaakt.

Als aan één van deze criteria is voldaan, is de zaak een bestanddeel van de hoofdzaak. In dat geval gaat het eigendom van dat bestanddeel op grond van artikel 5:14 BW over op de eigenaar van de hoofdzaak. Daarbij gaat de kennisgroep ervan uit dat de auto (zonder batterij) in de regel meer waard is dan alleen de batterij en dus de auto de hoofdzaak is. Verder geldt de auto ook naar verkeersopvattingen als de hoofdzaak.

De vraag is of de batterij van een elektrische auto juridisch gezien een bestanddeel van die auto vormt. Bij het beantwoorden van die vraag moet vooropgesteld worden dat de batterij op grond van het tweede criterium in ieder geval niet kan worden gekwalificeerd als een bestanddeel; een batterij in een elektrische auto kan in beginsel zonder aanzienlijke schade worden verwijderd.

De vraag is dus of de batterij van een elektrische auto volgens verkeersopvatting onderdeel uitmaakt van de hoofdzaak. Voor het beantwoorden van die vraag is van belang of:

  • de auto incompleet is zonder de batterij (Hoge Raad 11 december 1953, NJ 1954/115); of
  • er sprake is van een constructieve afstemming op elkaar (Hoge Raad 15 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0412.

Of sprake is van een bestanddeel moet verder aan de hand van alle omstandigheden van het geval worden beoordeeld.

Volgens verkeersopvatting beschouwt men essentiële onderdelen van een voertuig over het algemeen als bestanddeel van het voertuig. Zo is ook de batterij essentieel voor de elektrische auto. Zonder batterij kan de auto niet rijden en is hij feitelijk incompleet. De batterij is bovendien meestal fysiek geïntegreerd in het voertuig (vaak in de bodem) op een wijze die specifiek is afgestemd op dat autotype. Hieruit volgt dat de batterij naar verkeersopvatting als een bestanddeel van de elektrische auto moet worden aangemerkt.

Hoewel de batterij van een elektrische auto technisch verwisselbaar of vervangbaar kan zijn (bijvoorbeeld bij onderhoud), doet dat niet zonder meer af aan de bestanddeeltoets. Ook de banden en de motor zijn vervangbaar, maar gelden toch als bestanddeel van de auto. Gelet op het bovenstaande kwalificeert de batterij in principe als bestanddeel van de auto (artikel 3:4 BW lid 1) en strekt de eigendom van de auto-eigenaar zich uit tot de batterij (artikel 5:3 BW). Juridisch gezien wordt de eigenaar van de auto daarmee van rechtswege eigenaar van de batterij, zodra deze in de auto is ingebouwd. De verhuurder van de batterij verliest op dat moment zijn eigendomsrecht op de batterij door natrekking.

Rechtbank Leeuwarden 20 december 1994, nr. 268-94, ECLI:NL:RBLEE:1994:AH5076, illustreert dat hierover ook anders kan worden gedacht. In deze zaak nam de rechtbank de stelling van eiser over, dat in de racewereld de verkeersopvatting heerst dat motoren van raceauto’s zo uitwisselbaar zijn dat zij na montage geen bestanddeel vormen van de auto. Naar de mening van de kennisgroep geldt een dergelijke verkeersopvatting echter niet in het algemeen voor batterijen van elektrische auto’s.

Natrekking uitgesloten in AV

Dat de verhuurder in de Algemene Voorwaarden uitsluit dat de huurder zich op natrekking kan beroepen, maakt geen verschil. Deze bepaling heeft slechts verbintenisrechtelijke werking. De goederenrechtelijke werking (de werking ten opzichte van derden) van natrekking kan contractueel gezien niet worden uitgesloten. Stel bijvoorbeeld dat de huurder failleert, dan valt de auto inclusief de batterij in de boedel.

Gevolgen natrekking voor de beslaglegger

Als de belastingdeurwaarder beslag legt op een elektrische auto met een gehuurde batterij, dan kan de auto inclusief batterij executoriaal worden verkocht. Het zal de belastingdeurwaarder niet altijd bekend zijn dat de batterij gehuurd is. Ook als dat wel bekend is hoeft het beslag in beginsel niet te worden overbetekend aan de verhuurder van de batterij, omdat de verhuurder het eigendom van de batterij door natrekking heeft verloren.

Als de auto inclusief batterij wordt verkocht, dan zal de belastingschuldige waarschijnlijk te maken krijgen met een claim van de verhuurder van de batterij. Daar staat tegenover dat de auto inclusief batterij bij veiling (fors) meer zal opbrengen, waardoor de belastingschuld van de belastingschuldige voor een (fors) groter bedrag wordt afgelost.

Deel deze pagina