Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:208:2022:2 Toepassing walstroomtarief bij particuliere pleziervaartuigen

Aanleiding

Een onderneming exploiteert een aanlegsteiger met daarop een walstroominstallatie. De walstroominstallatie heeft een eigen aansluiting, dan wel beschikt over een comptabele meetinrichting en maakt geen onderdeel uit van een meer omvattende onroerende zaak. Een energieleverancier levert elektriciteit aan de aansluiting van de onderneming en factureert aan hem. De walstroominstallatie wordt gebruikt door beroeps-, binnenvaart en cruiseschepen.

Sinds enige tijd ligt er een schip aangesloten op de walstroominstallatie dat voor langere periode wordt gebruikt door een overheidsinstantie voor het verblijf van mensen. Het schip laadt constant de benodigde elektriciteit uit de walstroominstallatie. Op de levering van elektriciteit aan een walstroominstallatie die geheel of nagenoeg geheel bestemd is voor schepen niet zijnde particuliere pleziervaartuigen is een verlaagd tarief van toepassing.

Vraag

Is een schip dat voor langere periode is afgemeerd en dat door een overheidsinstantie wordt gebruikt voor het verblijf van mensen een particulier pleziervaartuig in de zin van artikel 70a, lid 3, Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm)?

Antwoord

Nee, het schip is geen particulier pleziervaartuig in de zin van artikel 70a, lid 3, Wbm. Het schip voldoet niet aan de voorwaarden voor het zijn van een particulier pleziervaartuig. Er is sprake van een vaartuig dat niet wordt gebruikt voor andere dan commerciële doeleinden omdat het gebruik betreft ten behoeve van een overheidsinstantie. Dit is een commercieel doeleinde en hiermee valt het schip niet onder het begrip van particulier pleziervaartuig.

Beschouwing

Wettelijk kader

De uitleg van het begrip ‘particulier pleziervaartuig’ is gebaseerd op artikel 14, lid 1, sub c, van de Richtlijn energiebelastingen (hierna: Richtlijn). De uitleg van het begrip ‘particulier pleziervaartuig’ is één op één overgenomen in artikel 70a, lid 3, Wbm.

In artikel 60b, lid 1, Wbm is opgenomen dat:

In afwijking van artikel 59, lid 1, sub c, van de Wbm (tekst 2022) bedraagt het tarief voor elektriciteit die wordt geleverd aan een walstroominstallatie die geheel of nagenoeg geheel bestemd is voor schepen niet zijnde particuliere pleziervaartuigen als bedoeld in artikel 70a, lid 3, per kWh € 0,0005.

Artikel 47, lid 1, sub w, Wbm, definieert het begrip walstroominstallatie:

Een installatie aan land die het mogelijk maakt om schepen die zijn afgemeerd te voorzien van elektriciteit en die beschikt over een zelfstandige aansluiting of die is voorzien van een comptabele meetinrichting die voldoet aan bij op voordracht van Onze Minister vast te stellen algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden.

Op grond van artikel 70a, lid 3, Wbm is de uitleg van een particulier pleziervaartuig:

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een particulier pleziervaartuig verstaan een vaartuig dat wordt gebruikt door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties.

De voorwaarden voor het toepassen van het verlaagde tarief uit artikel 60b worden nader uitgelegd in artikel 21d, lid 2, van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag:

“Het tarief, genoemd in artikel 60b, eerste lid, van de wet, is slechts van toepassing indien de verbruiker een verklaring heeft overlegd aan degene die de elektriciteit aan hem levert, dat de elektriciteit uitsluitend wordt aangewend in een walstroominstallatie als bedoeld artikel 47, eerste lid, onderdeel w, van de wet die geheel of nagenoeg geheel bestemd is voor schepen niet zijnde particuliere pleziervaartuigen als bedoeld in artikel 70a, derde lid, van de wet.”

Grammaticale interpretatie

Artikel 60b, lid 1, Wbm stelt dat het verlaagde tarief voor elektriciteit die wordt geleverd aan een walstroominstallatie alleen kan worden toegepast wanneer de walstroominstallatie geheel of nagenoeg geheel (90% of meer) bestemd is voor schepen niet zijnde particuliere pleziervaartuigen. Er zijn geen kaders gesteld hoe de bestemming moet worden bepaald, echter verwijst het woord bestemming wel naar de walstroominstallatie.

Artikel 70a, lid 3, Wbm stelt dat er sprake is van een particulier pleziervaartuig wanneer het vaartuig wordt gebruikt door de eigenaar of wanneer het vaartuig wordt gehuurd door een particulier/ rechtspersoon, voor andere dan voor commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties.

Interpretatie optie 1:

Omdat er komma’s zijn geplaatst in het artikel zou je hetgeen wat tussen de komma’s staat (dikgedrukte gedeelte) ook weg kunnen laten. Hierdoor kan je deze bepaling als volgt lezen: er is sprake van een particulier pleziervaartuig wanneer het wordt gebruikt door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan voor commerciële doeleinden, dan wel wanneer het wordt gebruikt ten behoeve van overheidsinstanties. Bij deze optie wordt het vaartuig bij gebruik ten behoeve van overheidsinstanties gezien als een particulier pleziervaartuig.

Interpretatie optie 2:

Je zou deze bepaling echter ook als volgt kunnen lezen: wanneer een vaartuig wordt gebruikt door de eigenaar, of gehuurd door een natuurlijk of rechtspersoon, is sprake van een schip niet zijnde een particulier pleziervaartuig wanneer dit voor commerciële doeleinden wordt gebruikt. In het bijzonder wordt als commercieel doeleinde aangemerkt: het vervoer van personen of goederen, het verrichten van diensten onder bezwarende titel of het verrichten van diensten ten behoeve van overheidsinstanties. Hierbij worden diensten ten behoeve van overheidsinstanties expliciet genoemd als commercieel doeleinde.

Het derde lid van artikel 70a kan grammaticaal dus op meerdere wijzen worden geïnterpreteerd. Voor de interpretatie van deze bepaling is daarom ook gekeken naar de volgende aanknopingspunten:

Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de laatste komma in de Nederlandse vertaling van de Richtlijn, vóór “dan wel ten behoeve van overheidsinstanties”, en daarmee in het derde lid van artikel 70a Wbm, ten onrechte is opgenomen.

Dat zou betekenen dat het begrip particulier pleziervaartuig moet worden geïnterpreteerd als optie 2:

Onder een particulier pleziervaartuig wordt verstaan een vaartuig dat wordt gebruikt door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan:

  • het vervoer van personen of goederen onder bezwarende titel (betaling)
  • het verrichten van diensten onder bezwarende titel (betaling)
  • het gebruik ten behoeve van overheidsinstanties

Doel en strekking

De regeling voor het verlaagd tarief voor walstroominstallaties is bedoeld om walstroomgebruik te stimuleren. Als schepen walstroom gebruiken, zijn zij voor de elektriciteitsvoorziening aan boord niet meer aangewezen op het gebruik van een met minerale oliën aangedreven generator en wordt het gebruik van die minerale oliën voor die elektriciteitsvoorziening vermeden.
(Kamerstukken 2020-2021 35572 nr. 3, pagina 25)

Samenhang met andere wet- en regelgeving inzake belastingen op milieugrondslag

In artikel 60b Wbm wordt verwezen naar de definitie van particuliere pleziervaartuigen uit artikel 70a, lid 3, Wbm. Artikel 70a Wbm is in beginsel bedoeld om een teruggaaf van belasting te verlenen voor aardgas welke wordt gebruikt als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren, met inbegrip visserij. De teruggaaf wordt niet verleend voor aardgas dat wordt gebruikt als brandstof voor particuliere pleziervaartuigen.

Conclusie

Gelet op andere vertalingen van artikel 14, lid 1, sub c, van de Richtlijn, de uitleg van het begrip pleziervaartuig in het Handboek Accijns, hetgeen in de parlementaire geschiedenis is gezegd over de vrijstelling van accijns voor vervoer ten behoeve van overheidsinstanties en daarnaast het doel van deze bepaling om het gebruik van walstroom de stimuleren, is bij het gebruik ten behoeve overheidsinstanties sprake van een commercieel doeleinde en (dus) niet van een particulier pleziervaartuig.

 

Deel deze pagina

Op deze pagina