[VERVALLEN] KG:209:2022:2 Annuleringsvergoeding pakketreizen
Vervallen
Dit standpunt is vervallen wegens opname in het besluit “Omzetbelasting. Reisbureauregeling” paragraaf 7, Besluit van 24 maart 2023, Stcrt. 2023, 10047.
Aanleiding
Een ondernemer verkoopt pakketreizen aan particuliere reizigers (hierna: klant). Een pakketreis bestaat uit ten minste twee onderdelen, bijvoorbeeld de accommodatie en het vervoer. De klant betaalt bij de boeking een aanbetaling van 33%. Het restant wordt uiterlijk zes weken voor de aanvang van de reis betaald.
Op de verkoop van een pakketreis zijn de ANVR-reizigersvoorwaarden van toepassing. Daarnaast hanteert de ondernemer aanvullende reizigersvoorwaarden. Deze aanvullende reizigersvoorwaarden gaan voor op de ANVR-reizigersvoorwaarden.
Klanten hebben de mogelijkheid om de pakketreis voor vertrek te annuleren. Bij annulering berekent de ondernemer een annuleringsvergoeding aan de klant overeenkomstig onderstaande voorwaarden. In de aanvullende reizigers- en de ANVR-voorwaarden staat het volgende met betrekking tot de annulering:
“Annuleren
Als u een reis boekt, is deze boeking definitief. Dat geldt ook voor een boeking op aanvraag. Als u zelf de reis annuleert, bent u een schadevergoeding aan X verschuldigd.Indien een reisovereenkomst wordt geannuleerd door de hoofdboeker, zijn voor iedere reiziger in de overeenkomst, naast eventueel verschuldigde verzekeringspremies, de volgende vergoedingen verschuldigd. Deze percentages wijken af van hetgeen in artikel 9.2 van de ANVR-reizigersvoorwaarden staat:
- Bij annulering tot 56 dagen voor vertrek: de aanbetaling;
- Bij annulering vanaf de 56e dag (inclusief) tot de 42e dag voor vertrek 35% van de reissom;
- Bij annulering vanaf de 42e kalenderdag (inclusief) tot de 28e kalenderdag voor vertrek 40% van de reissom;
- Bij annulering vanaf de 28e kalenderdag (inclusief) tot de 14e kalenderdag voor vertrek 75% van de reissom;
- Bij annulering vanaf de 14e kalenderdag (inclusief) tot de 7e kalenderdag voor vertrek 90% van de reissom;
- Bij annulering vanaf de 7e kalenderdag (inclusief) tot de vertrekdag 100% van de reissom.”
“ANVR-reizigersvoorwaarden:
Artikel 9 Als je wilt opzeggen
9.1 Je kunt de reisovereenkomst voor het begin van de pakketreis opzeggen. Doe je dit, dan ben je verplicht om aan de organisator de schade te vergoeden die hij ten gevolge van de opzegging lijdt. Deze schade bedraagt maximaal eenmaal de reissom.
9.2. Tenzij de organisator afwijkende bepalingen met jou overeenkomt, gelden de hieronder afgesproken percentages (gefixeerde schade) die gebaseerd zijn op het tijdstip van opzegging, de eventueel te verwachten kostenbesparingen en inkomsten die de organisator verkrijgt uit het alsnog verkopen van de door jou geannuleerde reis, naast de eventueel verschuldigde reserveringskosten:
- Bij annulering tot de 42e kalenderdag (exclusief) vóór de vertrekdag: de aanbetaling maar niet meer dan 35%;
- Bij annulering vanaf de 42e kalender dag (inclusief) tot de 28e kalenderdag (exclusief) vóór de vertrekdag: 35% van de reissom;
- Bij annulering vanaf de 28e kalenderdag (inclusief) tot de 21e kalenderdag (exclusief) vóór de vertrekdag: 40% van de reissom;
- Bij annulering vanaf de 21e kalenderdag (inclusief) tot de 14e kalenderdag (exclusief) vóór de vertrekdag: 50% van de reissom;
- Bij annulering vanaf de 14e kalenderdag (inclusief) tot de 5e kalenderdag (exclusief) vóór de vertrekdag: 75% van de reissom;
- Bij annulering vanaf de 5e kalenderdag (inclusief) tot de vertrekdag: 90% van de reissom;
- Bij annulering op de vertrekdag of later: de volledige reissom. Onder reissom wordt in dit kader verstaan de door of namens de organisator gepubliceerde prijs, exclusief reserveringskosten, verzekeringspremies en bijdrage Calamiteitenfonds.
9.3. Als je de reisovereenkomst opzegt, moet je deze annuleringskosten voldoen. Als geen vaste annuleringskosten zijn overeengekomen, verstrekt de organisator op verzoek van de reiziger een verantwoording van de in rekening gebrachte annuleringskosten.”
Vraag
Vormt de vergoeding die de klant betaalt voor de annulering van een geboekte pakketreis een vergoeding voor een belastbare dienst van de ondernemer?
Antwoord
Nee, de vergoeding die de klant betaalt voor de annulering van een geboekte pakketreis vormt geen vergoeding voor een belastbare dienst van de ondernemer.
De vergoeding die de klant betaalt voor de annulering van een geboekte pakketreis (hierna: annuleringsvergoeding) vóór aanvang van de reisdienst vormt geen tegenprestatie voor een levering of een dienst voor de heffing van de omzetbelasting. Er is geen rechtstreeks verband tussen de annuleringsvergoeding en enige prestatie door de ondernemer.
Beschouwing
Op grond van artikel 1, onderdeel a, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) zijn aan de heffing van omzetbelasting onderworpen leveringen en diensten die in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer onder bezwarende titel worden verricht.
De kwalificatie van een betaling in het kader van een annulering of opzegging van een overeenkomst is niet in een specifieke regeling vastgelegd in de btw-richtlijn of in de Wet OB. Het Hof van Justitie EU (hierna: HvJ) heeft zich in diverse arresten wel uitgelaten over de btw-gevolgen van een opzegging en/of annulering tegen vergoeding. Een aantal van die arresten komt hieronder aan de orde.
De beoordeling of sprake is van een tegenprestatie die in rechtstreeks verband staat tot een levering of dienst is een Unierechtelijke (communautaire) vraag die los van de beoordeling in het nationale recht moet worden beantwoord.
Het arrest Société Thermale d’Eugénie-Les-Bains (HvJ 18-07-2007, C-277/05, ECLI:EU:C:2007:440 (Société thermale d’Eugénie-Les-Bains)) gaat over annuleringen in de Franse hotelsector. Bij een boeking betaalt een klant hiervoor een voorschot. Wanneer de klant zijn boeking annuleert krijgt de klant het betaalde voorschot niet terug. In dit arrest stelt het HvJ feitelijk vast dat het betaalde voorschot niet de tegenprestatie is voor een autonome en individualiseerbare dienst omdat het maken van de reservering niet afhankelijk is van het betalen van het voorschot door de klant. Het voorschot vormde geen wezenlijk element van de overeenkomst; het was een louter facultatief element (r.o. 21). Het HvJ oordeelt dat de reserveringsverplichting voortvloeit uit de overeenkomst betreffende het verstrekken van logies zelf, en niet uit het betaalde voorschot, met als gevolg dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen een verrichte dienst en het ontvangen voorschot. Het voorschot heeft ook niet als vergoeding te gelden voor enige andere prestatie die de hotelexploitant met de klant is overeengekomen. Zodoende kon niet aan heffing worden toegekomen. Het HvJ oordeelt in deze zaak dat het voorschot moet worden aangemerkt als een niet belastbare forfaitaire schadeloosstelling. Belangrijke overwegingen in dit arrest zijn rechtsoverwegingen 21, 30 en 36.
Uit het arrest volgt dat het HvJ expliciet beoordeelt of het voorschot verband houdt met de logiesprestaties: als de logiesprestatie niet plaatsvindt, kan de annuleringsvergoeding die moet worden betaald voor deze niet-verleende logiesprestatie niet een vergoeding vormen voor een prestatie; een rechtstreeks verband tussen de betaalde annuleringsvergoeding en enige dienst ontbreekt.
De Kennisgroep wijst erop dat de zaak Air France-KLM (HvJ 23 december 2015, C-250/14 en C-289/14, ECLI:EU:C:2015:841 (Air France KLM)) op een ander feitencomplex ziet. Zo annuleert de reiziger zijn vlucht niet, maar komt hij niet opdagen. In dit arrest oordeelt het HvJ dat de vergoeding die een luchtvaartmaatschappij ontvangt voor verkochte, maar ongebruikte, tickets wel degelijk een tegenprestatie vormt voor een dienst zodat geen sprake is van een onbelaste schadevergoeding.
In het geval van Air France-KLM, wordt de afnemer feitelijk in staat gesteld om gebruik te kunnen maken van de (vervoers)dienst. Deze contractuele verbintenis was niet annuleerbaar, ongeacht of de reiziger daar wel of geen gebruik van maakt. De vergoeding is daarvoor ook ontvangen; er bestaat dus een rechtstreeks verband tussen de vergoeding en de vervoersdienst. De vergoeding moet dan ook worden toegerekend aan de prestatie.
Verdere steun voor deze zienswijze kan, onder andere, worden gevonden in de conclusie van de AG HvJ Richard de la Tour in de zaak Apcoa, en in het bijzonder de rechtsoverwegingen 47 t/m 50 (Conclusie van AG HvJ van 3 juni 2021, C-90/20, ECLI:EU:C:2021:449 (Apcoa Parking Danmark)).
De Kennisgroep meent in dit kader nog kort aandacht te moeten besteden aan de arresten MEO-Servicos de Comunicacoes e Multimedia (HvJ 22 november 2018, C-295/17, ECLI:EU:C:2018:942 (Meo)), Unicredit Leasing (HvJ 3 juli 2019, C-242/18, ECLI:EU:C:2019:558 (Unicredit Leasing)) en Vodafone Portugal (HvJ 11 juni 2020, C-43/19, ECLI:EU:C:2020:465 (Vodafone Portugal)). In deze zaken oordeelt het HvJ dat vergoedingen die worden betaald voor de annulering / beëindiging van een reeds aangevangen dienst of levering, en welke vergoedingen daarom voortvloeien uit een rechtsbetrekking, de tegenprestatie vormen voor een levering of een dienst.
In het Apcoa-arrest oordeelt het HvJ dat de daar verschuldigde schadevergoeding, in casu controlevergoeding wegens niet betaling bij parkeren, (onderdeel van) de tegenprestatie vormt voor een dienst onder bezwarende titel. Het Apcoa-arrest bevestigt dat het evenmin van belang is hoe de desbetreffende vergoeding in nationaal recht wordt aangemerkt. Uit de hiervoor aangehaalde arresten leidt de kennisgroep af dat het HvJ de volgende regel toepast: vergoedingen die worden betaald voor de annulering van een nog niet aangevangen levering of dienst vormen geen tegenprestatie voor een levering of een dienst. Voor annuleringen in de reisbranche betekent dit het volgende: als de klant vóór aanvang van de reis annuleert en de reisdienst dus niet is aangevangen, wordt aan heffing van btw niet toegekomen omdat de door de klant betaalde annuleringsvergoeding niet de vergoeding voor enige prestatie vormt.