Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:209:2022:5 Toegang verlenen tot kunstcentrum met immersieve werken

Aanleiding

Ondernemer X (hierna: X) verleent toegang tot een kunstcentrum. In de ruimtes worden audiovisuele werken tentoongesteld: het betreft projecties bestaande uit bewegend beeld op de wanden en vloeren en geluid, ook wel immersieve werken genoemd.

Bezoekers hebben geen vaste zit-/staplaats en zijn vrij om door de ruimtes te bewegen.

Vraag

Kan op het tegen vergoeding verlenen van toegang tot een kunstcentrum waar audiovisuele werken worden tentoongesteld het verlaagde tarief van Tabel I, onderdeel b, post 14, letter c, behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: post b-14-c) worden toegepast?

Antwoord

Ja, het verlaagde tarief van post b-14-c kan van toepassing zijn in de gegeven casus.

Een museum als bedoeld in post b-14-c, kan worden omschreven als een instelling die zich ten doel stelt het tentoonstellen, verzamelen en bewaren van een duurzaam samenhangende collectie van historisch, cultureel, wetenschappelijk en/of maatschappelijk belang en die de collectie aan het publiek tentoonstelt voor doeleinden van studie, educatie en cultureel genoegen.

Naar spraakgebruik en maatschappelijke opvattingen kan eveneens onder een museum worden verstaan een kunstcentrum dat niet over een collectie fysieke voorwerpen beschikt, maar beschikt over een duurzame samenhangende collectie van audiovisuele of digitale werken met een historisch, cultureel, wetenschappelijk en/of maatschappelijk belang en die deze collectie verzamelt, bewaart, eventueel wetenschappelijk onderzoekt en  tentoonstelt voor doeleinden van studie, educatie en cultureel genoegen. De toets of sprake is van een museum zoals hiervoor bedoeld, vergt een weging van alle feiten en omstandigheden en is voorbehouden ter beoordeling aan de inspecteur.

Beschouwing

Op grond van post b-14 is – voor zover in casu relevant – naar het verlaagde btw-tarief belast:

"het verlenen van toegang tot: (…)

c. openbare musea of verzamelingen, daaronder begrepen nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen, zoals catalogi, foto’s en fotokopieën; (...)"

Deze tabelpost is gebaseerd op bijlage III behorende bij de btw-richtlijn (Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2018/2057 20 december 2018), waarin de mogelijkheid voor de lidstaten is opgenomen om het verlaagde btw-tarief toe te passen op onder meer:

"(…)

7) het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen, circussen, kermissen, amusementsparken, concerten, musea, dierentuinen, bioscopen, tentoonstellingen en soortgelijke culturele evenementen en voorzieningen; (…)”

De btw-richtlijn en uitvoeringsverordening (nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011) bevatten geen definitie van het begrip ‘musea’ in de zin van bijlage III, punt 7. Bovendien bevat de richtlijn in dit verband geen verwijzing naar het recht van de lidstaten. Dit begrip is dus een autonoom Unierechtelijk begrip dat op het grondgebied van de Unie uniform moet worden uitgelegd, in overeenstemming met de in de omgangstaal gebruikelijke betekenis ervan. Voorts moet het strikt worden uitgelegd (HvJ 9 september 2021, C-406/20, ECLI:EU:C:2021:720 (Phantasialand), r.o. 28 en 29).

In rechtsoverweging 3.3.2 zijn arrest van 11 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7099, heeft de Hoge Raad over de invulling van het begrip ‘museum’ geoordeeld dat:

"(…) naar algemeen spraakgebruik en, naar redelijkerwijs niet voor twijfel vatbaar is, eveneens in de Zesde richtlijn, dat onder een museum moet worden verstaan een ruimte waarin een duurzaam samenhangende collectie goederen is uitgestald, waarover het publiek wordt geïnformeerd voor doeleinden van studie, educatie en cultureel genoegen. (…)"

In zijn arrest van 14 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3210, heeft de Hoge Raad deze invulling van het begrip herhaald.

In de toelichting op post b-14-c (Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 31 maart 2022, Stcrt 9114, hierna: Toelichting Tabel I) staat in paragraaf 4.1 dat onder openbare musea en verzamelingen worden verstaan:

"(…) instellingen die zich ten doel stellen goederen van historisch, cultureel, wetenschappelijk en/of maatschappelijk belang te verzamelen, te bewaren, eventueel wetenschappelijk te onderzoeken en (tenminste een deel van) deze goederen ten toon te stellen voor het publiek voor doeleinden van studie, educatie en recreatie. Zowel het verlenen van toegang tot permanente museaverzamelingen (de eigen collectie) als het verlenen van toegang tot wisseltentoonstellingen en -verzamelingen vallen onder de post. (…)"

Zowel uit de arresten van de Hoge Raad als uit de Toelichting Tabel I volgt dus dat voor de kwalificatie als museum als uitgangspunt is vereist dat er een duurzaam samenhangende collectie goederen van historisch, cultureel, wetenschappelijk en/of maatschappelijk belang worden tentoongesteld / uitgestald, verzameld en bewaard en waarover bezoekers worden geïnformeerd voor doeleinden van studie, educatie en cultureel genoegen.

In lijn met de Hoge Raad, meent de Kennisgroep dat voor de uitleg van het begrip ‘museum’ dient te worden aangesloten bij het algemeen spraakgebruik. Het in de omschrijving gebruikte woord ‘goederen’ moet dus worden gezien in relatie tot de naar algemeen spraakgebruik gegeven invulling van het begrip ‘museum’ en dient te worden gelezen indachtig de destijds van toepassing zijnde instellingen. Vaststaat dat een museum zich naar huidig spraakgebruik kan toeleggen op beeld en/of geluid en andere vormen van immaterieel erfgoed met historisch, cultureel, wetenschappelijk en/of maatschappelijk belang. Gelet op het voorgaande kan naar algemeen spraakgebruik ook onder een museum worden verstaan: een kunstcentrum dat niet over een collectie fysieke voorwerpen beschikt, maar beschikt over een duurzame samenhangende collectie van audiovisuele of digitale werken met een historisch, cultureel, wetenschappelijk en/of maatschappelijk belang en die deze collectie verzamelt, bewaart, eventueel wetenschappelijk onderzoekt en tentoonstelt voor doeleinden van studie, educatie en cultureel genoegen. De toets of sprake is van een museum zoals hiervoor bedoeld, vergt een weging van alle feiten en omstandigheden en is voorbehouden ter beoordeling aan de inspecteur.

Deel deze pagina

Op deze pagina