KG:210:2024:1 Re-integratie activiteiten; uitsluiting artikel 4, eerste lid, onderdeel b, Wet BCF
Aanleiding
Gemeente X heeft in 2021 personen in haar gemeentegebied die algemene bijstand ontvangen, ondersteund bij arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. In dit kader heeft de gemeente X aan de betrokken personen loopbaanbegeleiding verleend (hierna: re-integratie activiteiten).
De re-integratie activiteiten zijn in opdracht van de gemeente X tegen vergoeding verricht door A BV. De inspecteur heeft vastgesteld dat hierover terecht omzetbelasting in rekening is gebracht aan de gemeente.
De gemeente X heeft ter zake van de re-integratie activiteiten geen vergoedingen van de betrokken bijstandsgerechtigden bedongen of van een derde partij ontvangen.
De betrokken bijstandsgerechtigden zijn verplicht om van de re-integratie activiteiten gebruik te maken (artikel 9, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Participatiewet), op straffe van verlaging van de bijstand (artikel 18, vierde lid, aanhef en onderdeel h, Participatiewet).
Het recht op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds (hierna: BCF) is in ieder geval niet uitgesloten vanwege individuele bevoordeling op de voet van artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op het BTW-compensatiefonds (hierna: Wet BCF), zie het arrest HR van 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1273.
De inspecteur heeft vastgesteld dat de gemeente X de diensten bezigt anders dan in het kader van haar onderneming zoals bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel a, Wet BCF.
De btw die A BV ter zake van de diensten aan de gemeente X in rekening heeft gebracht komt in aanmerking voor een bijdrage uit het BCF, tenzij een van de uitsluitingsgronden van toepassing is.
Vraag
Is de uitsluitingsgrond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Wet BCF van toepassing op de btw die aan de gemeente in rekening is gebracht ter zake van de re-integratie activiteiten?
Antwoord
Nee, de uitsluitingsgrond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Wet BCF is niet van toepassing op de btw die aan de gemeente in rekening is gebracht ter zake van de re-integratie activiteiten.
Beschouwing
De uitsluitingsgrond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Wet BCF is hier niet van toepassing, omdat de ingekochte re-integratie dienst indien zij door een andere ondernemer dan gemeente X wordt verricht niet is vrijgesteld ingevolge artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968).
Voor het aanbieden van voorzieningen ten behoeve van de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Participatiewet bedingt de gemeente geen vergoeding. Het aanbieden van voorzieningen op het gebied van arbeidsinschakeling voor eigen ingezetenen is ook geen onderdeel van een andere ondernemersactiviteit van een gemeente. In beginsel bestaat daarom op grond van artikel 3, aanhef en onderdeel a, Wet BCF een recht op bijdrage uit het BCF voor de btw die in rekening is gebracht.
Het recht op een bijdrage uit het BCF is volgens artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Wet BCF echter uitgesloten indien de betreffende diensten worden gebezigd voor het verrichten van prestaties, al dan niet tegen vergoeding, die, indien zij door een ondernemer worden verricht, zijn vrijgesteld ingevolge artikel 11 Wet OB 1968.
Prestaties die worden verricht op grond van artikel 7 van de Participatiewet zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel f, Wet OB 1968 juncto artikel 7, eerste lid, Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 en Bijlage B post b.25 (hierna: post b.25) als deze prestaties worden verricht door gemeenten of door gemeenten aangewezen rechtspersonen.
De door de gemeente aangeboden re-integratie activiteiten vallen onder artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Participatiewet. Deze activiteit is op grond van post b.25 vrijgesteld als deze door een gemeente zelf of een door een gemeente aangewezen rechtspersoon wordt verricht. Worden re-integratie activiteiten verricht door andere ondernemers, dan zijn deze niet vrijgesteld.
Dit betekent dat de vrijstelling van post b.25 beperkt is tot (1) gemeenten en (2) tot door gemeenten aangewezen rechtspersonen die prestaties verrichten op grond van artikel 7 Participatiewet.
De vrijstelling van post b.25 geldt voor de re-integratie activiteiten die gemeenten verrichten in de zin van artikel 7 Participatiewet. Dat artikel ziet enkel op de re-integratie activiteiten die de gemeente zelf verricht voor de eigen ingezeten bijstandsgerechtigden.
Onder (1) gemeenten in post b.25 moet daarom worden begrepen: elke gemeente die als ondernemer re-integratiediensten tegen vergoeding verstrekt aan de eigen ingezeten bijstandsgerechtigden.
Dit betekent ook dat re-integratie diensten die een gemeente in opdracht van een andere gemeente voor diens ingezeten bijstandsgerechtigden verricht belast zijn. Dat is alleen anders als de dienstverlenende gemeente een zogenoemde aangewezen rechtspersoon zou zijn als bedoeld in post b.25.
De bestuursrechtelijke aanwijzing kwam voor in de Wet Inschakeling Werkzoekenden (hierna: WIW), maar is niet meer opgenomen in de Participatiewet waarin de WIW is opgegaan.[voetnoot 1] De mogelijkheid om rechtspersonen aan te wijzen voor prestaties als bedoeld in artikel 7 Participatiewet is door het ontbreken van de bestuurlijke aanwijzing vervallen. Hierdoor is het uitbesteden door de gemeente van re-integratie activiteiten altijd aan de heffing van omzetbelasting onderworpen.
Het doel van de uitsluiting van het recht op compensatie op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Wet BCF is het voorkomen van concurrentievervalsing (zie Kamerstukken II 1999/2000, 27293, nr. 3, p. 19). Nu de gemeente alleen zelf vrijgestelde prestaties kan verrichten in het kader van artikel 7 Participatiewet en alle andere natuurlijke of rechtspersonen onderworpen zijn aan heffing, is elke vorm van concurrentieverstoring uitgesloten.
Voetnoten
[voetnoot 1, terug naar tekst] De mogelijkheid tot aanwijzing van rechtspersonen voor het verrichten van ondersteuning bij arbeidsinschakeling was opgenomen in artikel 8, eerste lid, WIW (voorloper van de Wet werk en bijstand), maar is noch in de Wet werk en bijstand (voorloper van de Participatiewet) noch in de Participatiewet zelf overgenomen.
Hetzelfde geldt voor artikel 2, tweede lid, van de Wet Sociale Werkvoorziening, waarop instromers met ingang van 2015 geen beroep meer kunnen doen. Ook de Wet Sociale Werkvoorziening is opgegaan in de Participatiewet.