Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de filters Ga direct naar de footer

KG:210:2025:15 Zonnedaken; (on)roerende zaken

Aanleiding

Ondernemer X realiseert zonne-energieprojecten op grote daken van bijvoorbeeld appartementencomplexen en fabrieksgebouwen (hierna: zonnedakproject). X blijft eigenaar van het zonnedakproject en verhuurt deze aan de gebruiker van het gebouw waarop de installatie ligt.

Een zonnedakproject bestaat uit de volgende onderdelen:

  • niet-geïntegreerde zonnepanelen;
  • rasters waarop de zonnepanelen worden gelegd;
  • kabels en kabelgoten;
  • transformators;
  • omvormers; en
  • eventueel ballasttegels.

De zonnepanelen worden al dan niet aan het dak bevestigd. Als ze niet aan het dak worden bevestigd, wordt de constructie verzwaard met ballasttegels. Middels een op maat gemaakte groepenkast wordt het zonnedakproject aangesloten op de bestaande elektriciteitsaansluiting van het gebouw. De transformators worden op, in of tegen het gebouw geplaatst of in een transformatorhuisje naast het gebouw. De omvormers worden geplaatst in een speciaal hiervoor gebouwde constructie, op, in, tegen of naast het gebouw.

Een zonnedakproject kwalificeert in het Nederlandse civiele recht als een onroerende zaak.

Voor realisatie van een project wordt gebruik gemaakt van de diensten van een derde. Deze derde houdt zich bezig met het fysiek realiseren en installeren van een zonnedakproject en treedt op als uitvoerder, houdt supervisie en controle.

Vragen

  1. Kwalificeert de verhuur van een zonnedakproject door X als de verhuur van een onroerende zaak, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968)?
  2. Is de verleggingsregeling van artikel 12, vijfde lid, Wet OB 1968, in samenhang met artikel 24b, eerste en vijfde lid, Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (hierna: Uitvoeringsbesluit OB 1968) van toepassing op de diensten van de derde?

Antwoorden

  1. Nee, de verhuur van een zonnedakproject kwalificeert niet als de verhuur van een onroerende zaak, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Wet OB 1968.
  2. Nee, de verleggingsregeling van artikel 12, vijfde lid, Wet OB 1968, in samenhang met artikel 24b, eerste en vijfde lid, Uitvoeringsbesluit OB 1968 is niet van toepassing op de diensten van de derde.

Beschouwing

Beschouwing vraag 1

De verhuur van een zonnedakproject met niet-geïntegreerde zonnepanelen kwalificeert niet als de verhuur van een onroerende zaak. De zonnepanelen zijn roerend omdat ze afzonderlijk kunnen worden gebruikt en in bouwkundig opzicht geen onderdeel worden van een onroerende zaak.

Op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Wet OB 1968 is van btw vrijgesteld de verhuur van onroerende zaken. In de posten a.10 en b.7 van de bij de Wet OB 1968 behorende Tabel II wordt een onderscheid gehanteerd tussen niet-geïntegreerde en geïntegreerde zonnepanelen (zie artikel XXI, onderdeel B (tabel II behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968) van de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2023). Niet-geïntegreerde zonnepanelen zijn zonnepanelen die niet tegelijkertijd dienen als dakbedekking (ze dienen alléén om stroom op te wekken), en zijn dus roerend. Zonnepanelen die tegelijkertijd de functie vervullen van dakbedekking (bijvoorbeeld dakpannen met zonnepaneelfunctie) worden in bouwkundig opzicht onderdeel van een onroerende zaak. Ditzelfde onderscheid is opgenomen in beleid van de staatssecretaris (zie bijvoorbeeld paragraaf 2.4. van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 21 november 2024, Stcrt. 2024, 38565).

Weliswaar hebben genoemde wetsgeschiedenis en het beleidsbesluit betrekking op zonnepanelen op woningen, maar er is geen aanknopingspunt waaruit kan worden afgeleid dat een andere opvatting mogelijk is als het om zonnedaken gaat. Ook artikel 13 ter van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1042/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de plaats van dienst biedt hiervoor onvoldoende aanknopingspunten.

Beschouwing vraag 2

De verleggingsregeling is niet van toepassing, omdat de derde geen fysieke werkzaamheden aan een onroerende zaak verricht. De dienst van de derde betreft de realisatie en bouw van een roerende zaak.

De in artikel 24b, eerste lid, onderdeel b, Uitvoeringsbesluit OB 1968 opgenomen zinsnede “werk van stoffelijke aard dat betrekking heeft op een onroerende zaak” moet worden uitgelegd naar de bewoordingen van de in 1982 verkregen machtiging en artikel 199 btw-richtlijn, de context daarvan en de jurisprudentie (zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 13 februari 2019, C-434/17 (Human Operator Zrt.), ECLI:EU:C:2019:112, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Dit begrip ziet derhalve op werkzaamheden die rechtstreeks fysiek aan een onroerende zaak worden verricht. Dit brengt met zich mee dat diensten die weliswaar een werk van stoffelijke aard vormen, maar op zichzelf bezien niet fysiek aan een onroerende zaak worden verricht, niet onder de verleggingsregeling vallen.

De derde realiseert en installeert een roerende zaak voor de btw. Van een overeenkomst waarbij de derde zich verbindt om fysieke arbeid te verrichten aan een onroerende zaak is geen sprake. De derde verricht geen fysieke werkzaamheden aan een onroerende zaak dus is er geen sprake van een werk van stoffelijke aard aan een onroerende zaak. Het feit dat in het Nederlands civiele recht een zonnedakproject kwalificeert als een onroerende zaak maakt dit niet anders, omdat voor de heffing van btw een ander rechtskader geldt.

Deel deze pagina