KG:210:2025:16 Tarief edibles
Publicatiedatum 17-12-2025, 11:16 | Laatste update 17-12-2025, 11:16 |
Aanleiding
Ondernemer X levert zogenoemde ‘edibles’ tegen vergoeding in Nederland. Edibles zijn producten zoals spacecake, brownies, chocola/bonbons, koekjes en snoep waarin cannabis of cannabisextracten zoals tetrahydrocannabinol (hierna: THC) of cannabidiol (hierna: CBD) is verwerkt.
Vragen
- Valt de levering van edibles waarin THC is verwerkt binnen de in artikel 1 Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968) omschreven werkingssfeer van de btw?
- Valt de levering van edibles waarin CBD is verwerkt binnen de in artikel 1 Wet OB 1968 omschreven werkingssfeer van de btw?
- Zo ja, zijn edibles aan te merken als voedingsmiddel in de zin van Tabel I, post a.1,onderdeel a, behorende bij de Wet OB 1968?
Antwoorden
- Nee, de levering van edibles waarin THC is verwerkt valt niet binnen de in artikel 1 Wet OB 1968 omschreven werkingssfeer van de btw.
- Ja, de levering van edibles waarin CBD is verwerkt valt binnen de in artikel 1 Wet OB 1968 omschreven werkingssfeer van de btw.
- Edibles met CBD zijn aan te merken als voedingsmiddel in de zin van Tabel I, post a.1, onderdeel a behorende bij de Wet OB 1968.
Beschouwing
Beschouwing vraag 1
De levering van edibles met THC valt niet binnen de in artikel 1 Wet OB 1968 omschreven werkingssfeer van de btw, omdat sprake is van de levering van een product waarin stoffen zijn verwerkt waarvoor per definitie een absoluut invoer- en verhandelingsverbod (hierna: absoluut verbod) geldt binnen de Europese Unie (hierna: EU).
In de arresten Mol, C-269/86 (ECLI:EU:C:1988:359) en Happy Family, C-289/86, (ECLI:EU:C:1988:360) van 5 juli 1988 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) geoordeeld dat illegale handelingen met verdovende middelen waarvoor een absoluut verbod geldt binnen de EU niet binnen de werkingssfeer van de btw vallen.
Zelfs in het geval dat de autoriteiten van een lidstaat in het kader van een selectief vervolgingsbeleid de kleinschalige detailhandel in verdovende middelen niet systematisch strafrechtelijk vervolgen (gedoogbeleid), geldt dat illegale handelingen met verdovende middelen niet binnen de werkingssfeer vallen van de btw.
Dat verdovende middelen per definitie onder een absoluut verbod vallen in de EU baseert het HvJ EU op de vaststellingen dat (1) in alle lidstaten een verbod geldt voor de invoer en verhandeling van deze middelen en (2) deze rechtstoestand ook aansluit bij het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen (Verdrag van 30 maart Trb. 1963, 81, zoals gewijzigd bij het op 25 maart 1972 te Genève tot stand gekomen Protocol tot wijziging van dat verdrag (Trb. 1987, 90) (hierna: Enkelvoudig Verdrag)), waarvan alle lidstaten partij zijn. Het HvJ EU neemt hiermee de nationale rechtsstelsels en internationale afspraken (die de basis vormen voor de nationale rechtsstelsels) als basis voor de interpretatie van het Unierecht.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder j van het Enkelvoudig Verdrag wordt onder verdovend middel verstaan elke stof die wordt genoemd in lijst I en II van dit verdrag. In lijst I worden cannabis, cannabishars en cannabisextracten -en tincturen genoemd. THC is een cannabisextract en is derhalve een verdovend middel in de zin van het Enkelvoudig Verdrag. In Nederland is THC opgenomen in lijst I behorende bij de Opiumwet en derhalve verboden.
Beschouwing vraag 2
De levering van edibles met CBD valt binnen de in artikel 1 Wet OB 1968 omschreven werkingssfeer van de btw, omdat geen sprake is van de levering van een product waarin stoffen zijn verwerkt waarvoor een absoluut verbod geldt binnen de EU.
Voor het kader uit de arresten van HvJ EU wordt verwezen naar de beschouwing bij vraag 1.
Voor CBD geldt geen absoluut verbod binnen de EU. Dit volgt uit het oordeel van het HvJ EU in het arrest BS en CA (C-663/18), ECLI:EU:C:2020:938 van 19 november 2020.
Beschouwing vraag 3
Edibles met CBD zijn aan te merken als een voedingsmiddel in de zin van Tabel I, post a.1, onderdeel a, behorende bij de Wet OB 1968, die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie.
In onderdeel 5 van de toelichting op post a.1 (besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 2024, Stcrt. 2024, 41782) is onder meer het volgende opgenomen:
“5.2 Kruidenpreparaten
Kruidenpreparaten die een aanvulling of vervanging zijn van de in onder post a 1, letter a bedoelde eet- en drinkwaren vallen onder de post. Voorbeelden van kruidenpreparaten die onder de post kunnen vallen zijn: – (…);
– CBD-olie: olie waarin Cannabidiol, dat door extractie uit vezelhennep wordt gewonnen, is opgelost.”
Toevoeging van CBD aan eetwaren maakt niet dat deze producten niet langer onder post a.1, onderdeel a kunnen worden gerangschikt.